dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De list van de Parkietenkoning


Si Meuseukin was eens in het bos om droog hout te kappen en hij kwam bij een grote boom, waarin een grote menigte parkieten woonde. Toen hij dat merkte, besloot hij de vogels te vangen en hij zei tot zichzelf: "Wacht, laat ik hier morgen gom plaatsen! Als ik deze vogels kan vangen, zal ik ze verkopen om er sirih en pinangnoten voor mijn moeder van te kopen, en dan zal ze nog wat kleren kunnen krijgen ook!"
Toen bond hij het hout in een bundel en nam het mee naar huis. En die avond zei Si Meuseukin tegen zijn moeder: "Wees niet meer bezorgd, moeder! Als u en mij geluk beschoren is, vangen wij een hele hoop vogels. Wacht maar, morgen zal ik gom uitzetten."
Zodra het ochtend was, stond Si Meuseukin op om sap van de broodboom en van de nangka te tappen. Daarna kookte hij het, wond het om bamboe, die in stukjes ter grootte van een pink was gespleten.
Toen dit alles klaar was, nam hij een kapmes en de gom, klom langs de luchtwortels van de nga-bomen om de gom in de grote boom op de slaapplaatsen van de parkieten te smeren. Si Meuseukin plakte de gom in alle negen en negentig nesten, die er in de boom waren. Vervolgens klom hij weer naar beneden, ging droog hout zoeken, bond het in een bundel, nam deze op zijn hoofd, en keerde naar zijn dorp terug. Zodra hij was thuisgekomen, zette hij het hout neer en rustte van zijn vermoeienissen uit.
Si Meuseukin zei tegen zijn moeder: "Moeder! Bent u thuis? Kom gauw beneden, ga naar de markt om het hout te verkopen!" Zijn moeder nam de bundel met hout op haar hoofd en ging ermee naar de markt. Daar verkocht zij het hout en kocht voor het geld gepelde rijst, waarmee zij naar huis terugkeerde. Daar kookte zij de rijst en de groente en toen dit alles gaar was at zij het met haar zoon op. Si Meuseukin praatte die avond met zijn moeder en zei: "Moeder, ik heb vandaag de nesten van de vogels, die in de grote boom wonen met gom ingesmeerd."
Tegen de avond kwamen de koning der parkieten en al zijn onderdanen thuis en ieder kroop in zijn eigen nest. Zodra ze in het nest waren gekropen, sprak de minister der parkieten: "Wij zijn bedrogen! Wat is er vanavond gebeurd? Waarom zit mijn hele lichaam vol gom?" Zodra ze dat de minister hoorden zeggen, antwoordden alle onderdanen, en ook de koning zei: "Met ons, minister, is het al evenzo gesteld! Het zit helemaal om ons heen. Ons lichaam zit er vol mee, alles zit vastgekleefd met gom! Misschien is er een mens hier geweest. Dan zullen wij morgen zeker allen moeten sterven."
Toen zei de koning: "Zo is het inderdaad. Morgen zal er een mens komen om ons te vangen. Ook mijn hele lichaam zit vol gom, ik kan mij zelfs niet meer verroeren." De minister vroeg daarop aan de koning: "Wat gaat er dan met ons gebeuren? Moeten wij morgenochtend allen sterven?" Weer antwoordde de koning, sprekend tot de ministers, hoofden en lagere volgelingen: "Waar zijt gij allen?"
En alle parkieten antwoordden: "Wij zijn allen hier, koning!"
Toen zei de Parkietenkoning: "Ik weet een list. Weest dus niet bezorgd. We kunnen die mens wel beetnemen. Laten wij ons morgen allen dood houden; wij mogen niet de minste beweging maken en geheel stijf blijven. Als er dan een mens komt, zal hij als hij ons ziet denken dat we dood zijn en ons naar beneden werpen. En dan moet gij, als gij op de grond ligt, allen één voor één tellen; als er dan negen en negentig zijn, moet gij allen opstaan en tegelijk wegvliegen!"
Toen de koning die raad gegeven had, gingen zij allen gerust slapen. En bij het aanbreken van de dag hielden alle parkieten zich volkomen stijf, alsof zij dood waren.
Die ochtend stond Si Meuseukin in zenuwachtige haast op en ging onmiddellijk het bos in naar de grote boom. Daar aangekomen, klom hij meteen naar boven en onder het klimmen zei hij in zichzelf: "Jullie zijn er allemaal bij, stuk voor stuk vastgekleefd aan de gom! Morgen verkoop ik jullie op de markt, ontvang een flinke prijs en dan kan ik daarvoor kleren, sirih en pinangnoten, gambir en tabak kopen voor mijn moeder." Maar boven in de boom gekomen, zag Si Meuseukin, dat alle vogels dood waren en reeds verstijfd. Verbaasd keek hij ernaar en riep uit: "Oh, wat een verlies. Waarom zouden ze toch allen zijn gestorven? Ben ik misschien te laat gekomen? Oh, wat is 't jammer! Hoe zou het toch komen, dat ik vandaag geen geluk heb?"
Toen hij dit gezegd had, maakte hij alle vogels los en wierp ze één voor één op de grond. Hij liet ze allemaal omlaag vallen en reeds waren er acht en negentig met een plof op de grond neergekomen. De enige, die nog over was, was de koning der parkieten. Toen gebeurde het, dat het kapmes van Si Meuseukin onder het klimmen naar de top, waar de Parkietenkoning vastgekleefd zat, op de grond viel. En op het horen van die plof, vlogen alle parkieten gelijk op.
Te laat zagen zij, dat hun koning nog in de top zat. Si Meuseukin zag wat er gebeurde en riep woedend uit: "Ellendige beesten! Jullie hebben mij voor de gek gehouden! Wacht maar! Hier heb ik er nog één. Die zal ik niet loslaten, maar doden, ellendig beest met al je streken! Ik zal je koken en braden en met zout mengen! Of anders zal ik je verkopen, om voor het geld kleren te kopen voor mijn moeder, en sirih, pinangnoten gambir en tabak!" Maar toen Si Meuseukin zag dat deze parkiet heel mooi was zei hij: "Wat is dit een mooie vogel! Deze is zeker de schoonste van allemaal. Misschien is deze wel hun koning. Hou jij je maar dood, maar loslaten zal ik je niet."
Toen de Parkietenkoning dit hoorde, begon hij hevig te spartelen, maar hij kon toch niet loskomen van de gom, die aan zijn hele lichaam was vastgekleefd. Toen greep Si Meuseukin hem beet, bond hem vast met een touw en haastte zich om hem naar zijn moeder te brengen. Onderweg zei de Parkietenkoning tegen hem: "O broeder Meuseukin! Dood mij niet en verkoop mij ook niet! Bewaar mij liever in uw huis, opdat gij gemakkelijk uw kost zult verdienen. Wanneer de mensen erachter komen, dat ik in uw huis ben, zullen ze zeker allen komen om mij te zien en heel veel eten voor u meebrengen. Wat u zelf betreft, wees niet bezorgd! U zal zeker nog een groot geluk ten deel vallen!"
Daarop nam Si Meuseukin de Parkietenkoning mee naar zijn huis en deed hem in een kooi. De andere parkieten volgden allen hun koning naar het huis van Si Meuseukin en gingen op de nok van het dak zitten.
Het duurde enige dagen vóór het in het hele land bekend was dat de Parkietenkoning daar was. Maar toen kwamen de mensen uit alle dorpen toegestroomd om de koning der parkieten te zien in het huis van Si Meuseukin, van welk dier men zei, dat het zo schoon was; en zij brachten geschenken mee, eetwaren vooral, zoveel dat men ze niet zou weten op te sommen; sommigen brachten rijst mee, in zakken verpakt, anderen weer sirih, pinangnoten, suikerriet, pi-sang; anderen weer tinnen duiten en dollars, ieder naar zijn vermogen; de vele eetwaren vormden langzamerhand hele stapels. Door de Parkietenkoning werd Si Meuseukin zeer rijk.
Dit nieuws bereikte ook de mensenkoning van dat land. De vorst ontbood Si Meuseukin naar zijn paleis en beval, dat hij de mooie parkiet voor hem moest meebrengen. Onmiddellijk gehoorzaamde Si Meuseukin aan dit bevel en liet de vogel aan de mensenkoning zien. Deze koning zag, dat de parkiet bijzonder mooi was, en hij vroeg Si Meuseukin: "Wil je die parkiet aan mij afstaan? Ik geef je daarvoor duizend gouden dinars." Maar Si Meuseukin antwoordde: "Vergeef mij heer, deze parkiet is niet mijn eigendom, maar zij behoort mijn moeder toe, o koning." Si Meuseukin vroeg daarop de mensenkoning verlof heen te gaan en keerde naar zijn moeder terug, terwijl hij de Parkietenkoning meenam.
Thuisgekomen deed hij de vogel in een gouden kooi. Toen zei de vogel tegen hem: "Hé, broeder! Verkoop mij liever aan uw vorst. Wees niet bang, alles zal goed aflopen!"
Daarop keerde Si Meuseukin op zijn schreden terug en verkocht de vogel aan zijn vorst. En deze gaf hem duizend gouden dinars. Toen de parkiet enige tijd in het paleis van die koning had geleefd, bedacht hij dezelfde list als voorheen. Op een dag hield hij zich alsof hij dood was. Toen de koning zag, dat de parkiet gestorven was, was hij zeer bedroefd en gaf het bevel, het lijk van de vogel op het dak van het paleis te werpen. Nauwelijks voelde de parkiet zich los of hij vloog op. En zo raakte de Parkietenkoning vrij, dankzij zijn list.
*   *   *
Samenvatting
Een Indonesisch dierenverhaal over een gevangen parkiet. Een jongen probeert parkieten te vangen met gom. Door een list weten ze allen te ontsnappen, behalve één. Deze wordt gevangen genomen, maar door zich dood te houden lukt het de parkiet zijn vrijheid te herkrijgen.
Toelichting
Herkomst: Aceh (Sumatra). Dit verhaal gaat terug op de Panchatantra (een verzameling dierenverhalen) uit India en komt tevens in verschillende bewerkingen voor in de Hikayat bayan Budiman (De geschiedenis van de wijze papegaai) zoals die in Maleisië - en op Sumatra - bekend is. Het komt wel vaker voor dat een dier zich dood houdt, wanneer het in de val gelopen is en wil ontsnappen.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen