dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Was het zo of niet?


Op een avond zaten we allemaal rondom het open haardvuur en vertelde een Lap een verhaal, waarvan ik maar in het midden zal laten of het waar was of niet, echt beleefd of een sprookje. Hij zei, dat het hem zelf overkomen was en dus echt waar. Als je niets anders te doen hebt, lees dan zijn verhaal en bekijk dan zelf maar wat je er van vindt.
De hele geschiedenis zou nooit ontstaan zijn als het voorjaar in de noordelijke landen niet zo lang uitgebleven was. Het bleef maar stormen en sneeuwen. De Lap dacht, dat er in de hemel iets mis was gegaan en dat het een goed idee zou zijn zelf maar eens te gaan kijken hoe dat nu zat. Maar hoe moest hij er komen? De hemel is ontzaglijk hoog en ver!
De Lap, die lang niet dom was, kreeg een idee. Hij pakte een bijl en een schaaf en ging naar het bos. Hij hakte een enorm hoge den om en schaafde de stam in spaanders. Nu lag er een berg spaanders, die hoog boven het bos uitstak. Hij legde er een natte rietmat overheen en ging er bovenop zitten. Toen stak hij de spaanders aan. Het vuur laaide flink op, de rietmat droogde op en een dichte wasem ging omhoog. In die wasem werd de Lap omhooggetild.
Al buitelend steeg hij op tot in de wolken. Hij greep zich vast aan de rand van een wolk en stapte er bovenop. Nieuwsgierig keek hij in het rond. Er was niet veel te zien. Alles was leeg en wit, geen sterveling te zien, rondom niets dan wolken, wit en zacht als sneeuw.
Opeens zag hij in de verte een wolk, die hoger was dan de andere en de vorm had van een iglo. "Aha," dacht de Lap verheugd, "er woont hier in de hemel dus toch iemand!" Hij haastte zich naar het wolkenhuis. Hij ging naar binnen en wat zag hij daar? De Donder zelf, aan handen en voeten gebonden.
"Goed dat je gekomen bent, mens," sprak de Donder. "Maak me gauw los!"
"Als ik je losmaak, begin je te donderen," antwoordde de Lap. "Ik ben erg bang voor onweer. Het lijkt me maar het allerbeste, dat degene die je vastgebonden heeft, je ook weer losmaakt."
"Doe toch niet zo dom," sprak de Donder geërgerd. "Ik ben gebonden door de Vorst. Hoe moet die mij losmaken? Zolang ik niet kan donderen, blijft de Vorst heersen op aarde en kan in de toendra het voorjaar niet beginnen."
"O, zit het zo?" dacht de Lap. "Tja, dan moet ik hem wel losmaken."
Hij maakte de handen van de Donder los. Meteen begon deze met zijn armen te zwaaien en het begon zo hard te donderen, dat de Lap snel opzij sprong. Het was maar goed, dat de wolken zo zacht waren. Hij deed zich bij het vallen geen pijn.
"Hé, kom hier!" riep de Donder. "Je moet mijn voeten nog losmaken."
Wat te doen? De Lap was begonnen en moest nu ook doorzetten. Met een van angst vertrokken gezicht maakte hij ook de voeten van de Donder los.
O, o, wat begon het nu verschrikkelijk te onweren. De Donder stampte flink met zijn voeten en de donderslagen waren niet van de lucht. Met zijn handen slingerde hij bliksemstralen naar de aarde.
De Lap wist niet hoe hij het had. Hij trilde en beefde van angst en wist maar één ding zeker: "Hier moet ik zo gauw mogelijk weg!"
Maar de aarde was te diep om zomaar naar beneden te springen. Net ging een bliksemstraal vlak langs zijn gezicht. De Lap pakte de bliksem beet en suisde naar beneden. In tijd van ja en nee was hij geland, midden in een moeras. Hij zakte er tot zijn schouders in. Hij probeerde zich omhoog te werken, maar dat lukte niet. Hij zakte zelfs nog wat dieper.
Rondom hem was het nu voorjaar. Struiken stonden in bloei en de vogels waren druk doende nesten te bouwen... Een zwanenechtpaar vloog over het moeras. Het vrouwtje ontdekte, dat er iets uitstak, een boomstomp of een heuveltje of zo. In ieder geval een goede plaats voor een nest. Zij vlocht haar nest bovenop het hoofd van de Lap, die alles geduldig onderging. Nu hij toch vast zat in het moeras, was het misschien wel zo goed iets op het hoofd te hebben. Dan zou hij tenminste geen zonnesteek oplopen. En bij regen bleef hij tenminste van boven droog.
Het zwanenwijfje legde drie eieren en ging zitten broeden. Op zeker moment moest zij even weg en liet het nest onbewaakt. Een wolf, die al lang op het nest loerde, zag zijn kans schoon en sloop naderbij. Hij smikkelde de drie eieren schoon op, maar hij had nog meer honger. Zoekend trok hij met zijn grote poten het nest uit elkaar. Zijn scherpe klauwen krasten op het hoofd van de Lap. Deze had grote moeite het niet uit te schreeuwen van pijn, maar hij beheerste zich.
Eindelijk keerde de wolf zich om en wilde verdwijnen. De Lap wachtte het juiste moment af en zette zijn tanden in de staart van de wolf. Met alle kracht beet hij zich vast. De wolf schrok vreselijk. Met een reusachtige sprong ging hij er vandoor, waarbij hij de Lap uit het moeras trok. Nog drie geweldige sprongen en de Lap was op het droge. Daar liet hij de staart van de wolf los. Het dier wilde niet eens weten wat hem gebeten had en verdween ijlings in het bos. De Lap evenwel liep naar huis.
Meer dan eens vertelde de Lap bij het haardvuur wat hem was overkomen. Sommigen geloofden hem, anderen niet. De één zei - het is een sprookje, een andere weer - een bedenksel. Maar de Lap hield voet bij stuk: "Het is de zuivere waarheid! Zo'n verhaal kan toch niemand bedenken?"
*   *   *
Samenvatting
Een sterk verhaal uit Lapland over het begin van de lente. In het noorden blijft het voorjaar lang uit en een Lap denkt dat er iets mis moet zijn in de hemel. Hij kruipt op een wolk en treft boven de Donder aan die vastgebonden is door de Vorst. Hij maakt hem los en de lente begint.
Toelichting
Verhaal over het begin van de lente. Vergelijk met Baron van Münchhausens reis naar Sint-Petersburg en Baron van Münchhausens paard.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Feest / viering
Bron
"De veer van de kraanvogel. Sprookjes uit het hoge noorden van Rusland en Siberië" voor kinderen naverteld door N. Gesse en S. Sadunaiskaja. Omniboek, Den Haag, 1978. ISBN: 90-620-70-52-3
Populair
Verder lezen