zaterdag 12 oktober 2024

Volksverhalen Almanak


Raponsje (Rapunzel)


RapunzelEr waren eens een man en een vrouw, die al heel lang tevergeefs hadden gehoopt, dat zij een kind zouden krijgen; maar eindelijk leek het erop dat de lieve God hun wens toch zou vervullen. Nu hadden deze mensen aan de achterkant van hun huis een klein raam, waardoor je in een prachtige tuin kon kijken, die vol stond met prachtige bloemen en planten.
Die tuin was echter door een hoge muur omgeven en niemand waagde het er binnen te gaan, want er woonde een toverkol die heel machtig was en door iedereen werd gevreesd.
Op een dag stond de vrouw voor dat raam en keek in de tuin naar beneden; daar zag ze een heel bed beplant met de mooiste raponsjes, en die waren zo fris en zo groen, dat ze ervan watertandde en een hevig verlangen kreeg van die raponsjes te eten. Elke dag werd dat verlangen groter en omdat ze wist dat ze er toch niets van krijgen kon, werd ze steeds magerder en zag er bleek en ellendig uit.
Toen werd haar man bang en vroeg: "Wat scheelt er aan, lieve vrouw?"
"Ach," zei ze, "als ik geen raponsjes uit de tuin achter ons huis kan krijgen, dan zal ik sterven."
De man hield veel van haar en dacht: "Voor je je eigen vrouw laat omkomen, moet je haar maar van die raponsjes halen, wat het je ook kost."
Toen de schemering gevallen was klom hij dus de muur over en liet zich zakken in de tuin van de toverkol, griste in allerijl een handvol raponsjes weg en bracht die naar zijn vrouw. Ze maakte er dadelijk sla van en at het met grote gulzigheid. Maar het smaakte haar zo bijzonder goed, dat ze er de volgende dag nog driemaal zoveel trek in had. Wilde ze rust hebben, dan moest de man nog een keer in de tuin klimmen. Dus begon hij in de avondschemering weer zijn tocht, maar toen hij zich van de muur liet zakken, schrok hij ontzettend want de toverkol stond voor hem.
"Hoe durf je," sprak ze met toornige blik, "om in mijn tuin te klimmen en als een dief mijn raponsjes te stelen? Dat zal je duur komen te staan."
"Ach," antwoordde hij, "laat genade gelden voor recht. Ik heb alleen uit nood gehandeld; mijn vrouw heeft uw raponsjesbed vanuit haar raam gezien en had er zo'n groot verlangen naar dat ze was gestorven als ze er niet van gegeten had."
Raponsje (Rapunzel)Toen werd de toverkol kalmer en zei: "Als het zo is als je vertelt, dan zal ik je toestaan zoveel raponsjes mee te nemen als je wilt, maar op één voorwaarde: mij moet je het kind geven, dat je vrouw ter wereld zal brengen. Het zal goed verzorgd worden en ik zal er een moeder voor zijn."
In zijn angst beloofdde de man van alles en nauwelijks was het kindje geboren of de toverkol kwam binnen en gaf aan het kind de naam Raponsje en nam het mee.
Raponsje werd het mooiste kind op aarde. Toen zij twaalf jaar was geworden sloot de toverkol haar op in een toren die in het bos stond en waar geen trap en geen deur in was, alleen helemaal bovenin was een klein raampje. Als de toverkol naar binnen wilde dan ging ze beneden aan de voet van de toren staan en riep:
"Raponsje, Raponsje
laat je vlechten neer."
Raponsje had prachtig lang haar, fijn als gesponnen goud. Als ze de stem van de toverkol hoorde, nam ze haar vlechten ter hand, wierp ze over het kozijn omlaag; dan vielen ze wel twintig el naar beneden; en langs die vlechten klom de toverkol omhoog.
Na een paar jaar gebeurde het, dat de zoon van de koning door het bos reed en langs de toren kwam. Daar weerklonk een gezang, helder en lieflijk, zodat hij zijn paard liet stilhouden en bleef luisteren. Dat was Raponsje die in haar eenzaamheid zong om de tijd te verdrijven. De prins wilde haar bezoeken en zocht naar een ingang van de toren, maar er was nergens een deur te vinden. Hij reed weer naar huis, maar het mooie gezang had zijn hart zozeer getroffen, dat hij elke dag uitreed naar het bos om te luisteren.
Eens stond hij achter een boom, toen zag hij de toverkol aankomen, en hoorde haar omhoog roepen:
"Raponsje, Raponsje
laat je vlechten neer!"
Toen liet Raponsje haar vlechten vallen, en de toverkol klom omhoog. "Is dat de ladder die omhoog voert, dan zal ik mijn geluk ook eens beproeven." En toen de volgende dag de schemering viel, ging hij naar de toren en riep:
"Raponsje, Raponsje
laat je vlechten neer!"
Meteen vielen de vlechten het venstertje uit en nu was het de prins die omhoog ging.
Eerst schrok Raponsje geweldig, toen er een man bij haar binnenkwam, maar de prins begon heel vriendelijk te praten en vertelde haar hoe hij altijd zo genoten had van haar gezang, dat het hem niet met rust had gelaten en hij haar zelf eens had willen zien. Toen was Raponsje niet bang meer, en toen hij vroeg of zij met hem wilde trouwen, en ze zag dat hij jong en knap was, dacht ze: "Die zal meer van mij houden dan de oude vrouw Gotel," en ze zei 'ja' en legde haar hand in de zijne. Zij zei: "Ik wil graag met je meegaan, maar ik weet niet, hoe ik uit deze toren moet komen. Als je bij mij komt, breng dan elke keer een streng zijde mee, daarvan zal ik een ladder vlechten, en als die klaar is, kan ik naar beneden, en dan neem je me mee op het paard."
Raponsje (Rapunzel)Ze spraken af, dat hij voortaan elke avond komen zou, want overdag kwam de toverkol. Deze had er niets van gemerkt, tot eens op een keer Raponsje vroeg: "Zeg me toch eens, vrouw Gotel, hoe komt het toch, dat u zo zwaar bent om naar boven te trekken, veel zwaarder dan de prins, die is altijd in een oogwenk boven."
"O jij goddeloos kind!" riep de toverkol, "wat moet ik daar van je horen; ik dacht nog wel dat ik je volkomen had opgesloten, en nog heb je me bedrogen!"
In haar woede nam ze het mooie haar van Raponsje in haar linkerhand, greep met de rechter een schaar, en ritsrats was alles afgeknipt en de mooie vlechten lagen op de grond. En ze was zo onbarmhartig om de arme Raponsje naar een wildernis te brengen, waar ze in armoe en ellende moest leven.
Nog dezelfde dag dat ze Raponsje verstoten had, maakte de toverkol 's avonds de afgeknipte vlechten aan het venster vast en toen de prins kwam en riep:
"Raponsje, Raponsje
laat je vlechten neer!"
liet zij ze naar buiten vallen. De prins klom erin, maar boven vond hij niet zijn lieve vrouw, maar de toverkol, die hem met boze, ja met giftige blikken aanzag. "Zo," sprak zij honend, "je wilde je vrouw bezoeken, maar de vogel is gevlogen, het nest is leeg en ze zingt niet meer; de kat heeft haar gehaald en zal haar nog de ogen uitkrabben! Raponsje is verloren, nooit zul je haar weer zien!"
De prins was zo bedroefd, dat hij in vertwijfeling uit het raam sprong: hij leefde nog wel. maar de doornstruiken die zijn val braken, staken hem de ogen blind. Zo dwaalde hij gebrekkig door het bos, leefde van boomwortels en bosbessen, en deed niets dan jammeren dat hij zijn jonge vrouw verloren had.
Zo zwierf hij jaren rond, tot hij dwaalde naar de wildernis waar Raponsje met haar tweeling, een jongen en een meisje, een zorgelijk bestaan leidde. Hij hoorde een stem, ze scheen hem zo bekend; hij volgde de richting van het geluid, en toen hij nader kwam, herkende Raponsje hem en viel hem om de hals en huilde. Twee van haar tranen echter vielen op zijn ogen, en toen werden ze weer helder, en hij kon weer zien als vroeger. Hij bracht haar naar zijn rijk, waar hij met blijdschap werd ontvangen, en zij leefden nog lang en gelukkig.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje van Grimm over een meisje dat opgesloten zit in een toren. Wanneer een vrouw zwanger is van een dochter krijgt ze een onweerstaanbare drang naar het eten van rapunzels, die in de tuin van een heks groeien. Haar man wordt betrapt als hij ze probeert te stelen, maar als hij aan de heks uitlegt waarom hij het doet, mag hij er zoveel nemen als hij wilt. Echter op voorwaarde dat de toverkol zijn dochter krijgt. Wanneer deze geboren wordt neemt de heks haar mee en sluit haar op in een toren zonder trap of deur. De enige manier om binnen te komen is via het lange, blonde haar van Raponsje. Een jonge prins ziet dit en raakt in de torenkamer bij haar. Wanneer de heks hun relatie ontdekt, verbant ze Raponsje naar een onherbergzaam oord. De prins springt uit wanhoop uit de toren, wordt blind en doolt jaren rond. Tenslotte vindt hij Raponsje. Haar tranen vallen op zijn ogen, waarna hij weer kan zien. Ze leven met hun kinderen nog lang en gelukkig.
Toelichting
Raponsje, in het Duits Rapunzel (Lat.: Radix Pontica), is een kleine plant waarvan de dikke eetbare wortel wordt gegeten als salade. Men meent wel dat hiermee de radijs bedoeld wordt, een soort kleine variant van de appel uit het paradijs. In de Franse en Italiaanse sprookjes heet het meisje gewoonlijk naar de peterselie (vgl. Pentamerone: Petrosinella, Cabinet des Fees: Persinette en de oud-Noorse Alfskongssage).
Het wonen in de toren, in de bovenkamer, betekent volgens sommigen het ontdekken van het denken. Vgl. Doornroosje die zelf naar de toren gaat. Raponsje wordt in de toren gestopt als ze 12 jaar is. Speelde zij voor die tijd in de tuin van de toverkol?
In de vroege uitgaven heette vrouw Gothel een fee, later was ze een tovenares (Gothel betekent peettante).
Opvallend is de passieve rol van de prins. Vrouwen spelen een actieve rol in dit sprookje.
Het sprookje is hoofdzakelijk bij de Romaanse volken bekend; het is zeer goed mogelijk dat het niet uit de Duitse volksoverlevering opgetekend is. Reeds in 1790 wordt het gevonden onder de 'Kleine Romane' van Friedrich Schulz.
Oorspronkelijk werd dit sprookje door Jacob Grimm zelf verteld; in de latere drukken heeft Wilhelm er echter veel in veranderd, vooral met het doel het beter geschikt voor kinderlectuur te maken.
Dit is ook een Efteling sprookje: een sprookje of verhaal dat wordt uitgebeeld in het attractiepark De Efteling in Kaatsheuvel. Sommige sprookjes zijn uitgebeeld in het sprookjesbos, andere hebben elders in het park een plek in een wat bescheidener vorm.
De tekst van de sprookjes en verhalen op de Volksverhalen Almanak zijn de oorspronkelijke teksten. In de Efteling en in diverse tekst- en audioweergaves van de Efteling wordt vaak gebruik gemaakt van beknoptere versies van het desbetreffende verhaal.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen