dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De Apen-Boeddha


De Apen-BoeddhaEr leefden eens een oude grootmoeder en grootvader die heel gelukkig geweest zouden zijn, als de vogels dat geluk maar niet steeds verstoord hadden. Wat gaf het dat de man altijd vlijtig op zijn landje aan het werk was en ieder sprietje onkruid eruit haalde? Als de nimmerzatten (ibissen) neerstreken, vraten zij in één keer een groot gedeelte van de oogst op. Nooit leverde het landje op wat de oudjes verwacht hadden. Op de duur kon de grootvader er niet van slapen. Hij wierp zich van de linkerzij op de rechter, droomde van verschrikkelijke vogels die op zijn veld neerstreken en, tot de laatste korrel, al het graan verorberden... en 's morgens kwam hij onuitgeslapen en triest uit zijn bed.
"Oudje, zo gaat het niet langer. Pak een paar koeken in en zoek wat kleurige lappen bij elkaar. Ik ga mij verkleden als vogelverschrikker en wil wel eens zien of ik die beesten niet bang kan maken."
En de grootmoeder kookte gerstballetjes en bakte koeken, zocht overal in de hut naar oude lappen en de man ging aan het werk. Dat werd me een vogelverschrikker! Een groene muts met kwasten danste op zijn hoofd, zijn jas en broek vertoonden de wonderlijkste lappen: gele, rode, gebloemde... en als gordel droeg hij een vuurrode sjerp. En zo, netjes uitgedost, ging de oude grootvader midden op zijn landje staan en zwaaide zo hevig met zijn armen, dat de kleurige vodden heen en weer wapperden. Nu en dan sprong hij van zijn ene been op het andere, danste in de rondte en zag tot zijn grote voldoening dat geen vogel zich in het veld waagde en dus zeker geen korrel durfde oppikken.
"Ik wilde jullie alleen maar laten zien dat je voortaan van mijn korrels afblijft!" riep het oudje opgewonden. Dit was een uitstekend idee van hem geweest!
Doch de zon klom hoger en hoger, de armen van de oude gingen steeds langzamer op en neer en het werd moeilijker om van het ene been op het andere te springen.
"Kom," mompelde hij tenslotte, "ik heb nu zoveel vogels verjaagd dat ik best even iets kan eten en wat uitrusten." Hij ging met gekruiste benen op het veld zitten, nam een koek uit zijn zak... maar die was nog niet eens opgegeten, toen de rimpelige handen van de grootvader in zijn schoot zakten en het hoofd met de groene muts vredig tegen zijn borst rustte. De vogelverschrikker was ingeslapen!
Het was een hete zomerdag, de zon scheen onbarmhartig, alles in de natuur zweeg en ook de vogels zaten verscholen in de schaduw. En de grootvader sliep vast.
Plotseling sprong, onder luid gekrijs, een troep apen uit het bos tevoorschijn. Zij keken nieuwsgierig om zich heen en de een probeerde de ander te overschreeuwen. Ineens ontdekte een van de apen de oude grootvader, die daar in zijn kleurige vodden midden op het veld zat. Vlug riep hij de anderen erbij en, in een kring om hem heen, namen zij het vreemde geval eens goed op. Zou dat bonte ding kunnen bewegen?
Zij kwamen steeds dichterbij, gereed om bij het minste gevaar weg te springen. Maar de oude sliep zo vast, dat hij niets merkte. De apen werden steeds brutaler en één trok zelfs de zak naar zich toe en begon de gerstballetjes op te eten. Een oude aap naderde de grootvader heel dicht en bekeek hem nauwkeurig.
"Weten jullie wie dat is?" zei hij met een eerbiedige stem, "dit is de Boeddha in een nieuwe gestalte en die gerstballetjes zijn een offergave."
"Ja, ja, je hebt gelijk!" viel een tweede aap hem bij en bewonderend streek hij over de bonte lappen. "Wat ziet hij er prachtig uit! Zo'n Boeddha heb ik nog nooit gezien."
Nu waren de apen niet bang meer. Zij sprongen vrolijk rond, trokken baldadig aan de kwast op de muts en gilden dat het een lust was!
Eindelijk had de oudste aap een voorstel: "Laten wij de Boeddha meenemen en in onze tempel zetten. Hoe verbaasd zullen de andere dieren dan zijn en natuurlijk benijden ze ons geweldig, Want wie heeft er zo'n zeldzame Boeddha?"
Geestdriftig jubelden de apen hem toe. Enkelen legden de smalle, bruine handen ineen zodat zij met elkaar een draagstoel vormden en de anderen tilden de Boeddha voorzichtig erop. Nu was de oude grootvader eindelijk wakker geworden. Doch toen hij hoorde hoe de apen over hem spraken en welk besluit zij genomen hadden, werd hij nieuwsgierig. Graag had hij geweten waarheen zij hem wilden dragen en daarom nam hij zich voor niets te laten merken en net te doen of hij werkelijk van hout was. Wat zou zijn oudje verbaasd zijn, als hij haar het hele verhaal later vertelde!
Toen de apen bij de rivier kwamen, zochten zij lang naar een goede, doorwaadbare plek, want hun mooie Boeddha mocht vooral niet nat worden! Eindelijk hadden zij er een gevonden en voorzichtig stapten zij in het water. En van louter plezier begonnen zij te zingen. Hoewel, niemand zou dit geschreeuw zingen noemen, want ieder gilde op zijn eigen manier. Maar zelf vonden zij het prachtig.
"Voorzichtig, voorzichtig, haast je wat,
anders wordt onze Boeddha nat,
hei, joechei! Haast je wat!"
Plotseling riep een aap door het gezang heen: "Houdt de Boeddha heel hoog als je het water aan je staarten voelt. Hoofdzaak is dat onze Boeddha geen natte staart krijgt!" En zelf tilde hij zijn staart sierlijk boven het water.
De grootvader had moeite niet in lachen uit te barsten. Het was toch kostelijk hoe bezorgd die apen voor hem waren!
Eindelijk hadden zij de rivier overgestoken. Onder luid geschreeuw beklommen zij de oever en droegen de oude grootvader naar hun tempel, hoog in de bergen. Eigenlijk was het helemaal geen tempel. Op de plaats van het altaar stond een oud, houten voetstuk, dat de apen eens uit een verlaten tempel hadden weggehaald.
Zij zetten de grootvader op het voetstuk en konden maar niet genoeg krijgen van hun heerlijke Boeddha. Zij bekeken hem van dichtbij, dan weer vanaf de uitgang van het hol en plotseling riep een aap, over het gepraat en geschreeuw van de anderen heen: "Wat hebben wij een schitterende Boeddha. Zo'n Boeddha bestaat er in de hele wereld niet!"
Eén van hen dacht eraan dat zij de Boeddha een offer moesten brengen, opdat zij in de gunst van de heilige zouden komen. Vlug stoven zij uit elkaar om een passend geschenk te vinden. En in de nu volgende uren kwam de ene aap na de andere het beste dat hij had kunnen ontdekken, aan de voeten van de Boeddha neerleggen. Zij maakten daarbij een diepe buiging en zongen met beverige stem: "O, eerwaarde Boeddha, wees mij genadig en aanvaard dit eenvoudige geschenk van een arme aap!"
De een legde een handvol smakelijke nootjes op het voetstuk, een tweede een goudgele wortel, een derde zelfs een goudstuk (dat hij wel van een koopman of monnik gestolen zou hebben), anderen brachten een gebroken waaier of een gekleurde glasscherf. Kortom: ieder offerde aan de Boeddha, wat hij zelf erg kostbaar vond. De geschenken hoopten zich op tot een berg en de grootvader werd helemaal stijf van het lange stilzitten, maar hij zou zich nóóit verraden. Wie weet wat er dan gebeuren zou!
Tenslotte verscheen de laatste aap met zijn offer. Nog even bleven zij in het hol rondlopen, maar dan verflauwde al gauw de belangstelling voor de nieuwe Boeddha en zij renden het bos in, andere avonturen tegemoet. En nauwelijks was hun geschreeuw verstomd, of de grootvader strompelde, doodop, van zijn voetstuk.
"Nog één minuut en ik was werkelijk een houten Boeddha geworden!" zuchtte hij.
Hij zocht alle geschenken die hij kon gebruiken bijeen, vooral het goudstuk, want nooit in zijn leven was hij zó rijk geweest. En toen liep hij, zo vlug hij kon, het hol uit, want die apen wilde hij liever nooit meer ontmoeten. In de stad wisselde hij het goudstuk en kocht voor zijn oudje en voor zichzelf een zomer- en een winterkimono. En ook een doos vol lekkernijen!
Dat was een vreugdevolle thuiskomst! En toen de man zijn oudje vertelde hoe de apen hem door de rivier gedragen hadden en hoe bezorgd ze voor hem waren, liepen haar van het lachen de tranen over de wangen. Steeds weer moest de grootvader het apenlied zingen en nadoen hoe de apen zich voor hun 'eerwaarde Boeddha' gebogen hadden.
Al dat gelach lokte een jaloerse buurvrouw naar hun huis. Zij klopte aan de deur en riep: "Buurvrouw, ben je alleen?"
"Kom maar binnen."
De oudjes stonden haar gastvrij te woord en boden haar wat van het lekkers aan, dat de grootvader uit de stad had meegebracht.
"Wat wordt hier gevierd, als ik dat vragen mag?" zei de buurvrouw, met een vals lachje op haar bleke gezicht.
De grootvader vertelde haar zijn avontuur en liet haar nu ook de prachtige kimono's zien. Nadat zij alles gehoord had, nam de buurvrouw afscheid en liep haar eigen huis binnen. Zij kon nauwelijks wachten tot haar man thuiskwam. En deze had zijn sandalen nog niet van de voeten of zij begon al te redeneren: "Luister eens, morgen moet je je als vogelverschrikker verkleden en midden op het veld gaan staan. Stel je toch voor welk geluk onze buren in de schoot is gevallen, en daarbij is hij zo'n nietsnut! Jij zult zeker nog veel meer geschenken naar huis brengen!" En zij was niet stil voordat haar man de hele geschiedenis kende.
Toen verscheurde zij een lap mooie stof, die voor een kimono bestemd was en tooide haar man de volgende morgen met al die lappen, tot hij er als een vogelverschrikker uitzag.
"Loop nu vlug het veld in en wacht maar tot de apen komen!"
De man ging op weg, maar dacht er niet over om, zoals de vorige dag de grootvader, met zijn armen te zwaaien en rond te springen. Hij zakte met gekruiste benen op de berm neer, legde zijn handen in de schoot en boog het hoofd, alsof hij diep in gedachten was. En zo wachtte hij geduldig op de apen. Het duurde heel lang en bijna was hij in slaap gevallen. Maar ineens hoorde hij gegil en gekrijs! De apen kwamen achter elkaar het bos uitspringen.
"Hier is hij! Hier is hij!" riepen ze geestdriftig. "Onze Boeddha is op zijn oude plek teruggekeerd. Hij is vandaag niet zo mooi gekleed als gisteren! Maar wat geeft dat? Wij brengen hem vlug in onze tempel."
En weer maakten zij met hun handen een draagstoel, zetten de buurman erop en droegen hem voorzichtig naar de rivier. Erg makkelijk zat hij niet en het geschreeuw van al die apen beviel hem ook niet goed, maar voor alle rijkdom die zijn deel zou zijn, moest hij wel wat verdragen.
Bij de rivier aangekomen zochten de apen weer een doorwaadbare plek en begonnen toen te zingen:
"Voorzichtig, voorzichtig, haast je wat,
anders wordt onze Boeddha nat,
hei, joechei! Haast je wat!"
De buurman moest oppassen dat hij niet hardop in de lach zou schieten. Dat gekrijs noemden ze gezang! Maar toen de apen, halverwege de overtocht, riepen: "Het is niet erg dat jullie staarten nat worden, het belangrijkste is dat onze Boeddha met een droge staart aan de overkant komt!" hield de buurman het niet meer uit. Zijn luide schaterlach klonk ver over het water...
Ontzet staarden de apen hem aan. Dan begonnen zij woedend tegen elkaar te krijsen: "Het is geen Boeddha, het is een mens, een gemene bedrieger!!" Met een plons lieten zij hem in de rivier vallen en renden, zo vlug zij konden, het water uit en het bos in.
De buurman, die niet kon zwemmen, werd door de stroom meegesleurd en hij dacht al dat zijn laatste uur geslagen had, toen hij plotseling een laaghangende tak van een treurwilg kon grijpen. Nat tot op zijn huid sprong hij op de oever. De bonte lappen, die de vogelverschrikker zoveel rijkdom moesten brengen, plakten nu als vuile vodden tegen zijn benen. Nooit had hij zich zo onwaardig en bespottelijk gevoeld. Bevend van ellende verborg hij zich in de struiken en wachtte daar tot het donker was.
Pas laat in de avond keerde hij naar huis terug. De schande, nu een buur te ontmoeten! Zodra hij het dorp naderde, begon hij te rennen.
Zijn vrouw stond reeds lang bij het hek naar hem uit te kijken. Eindelijk, heel in de verte, zag zij hem aankomen en toen zij merkte hoe hard hij liep, riep ze verheugd: "Hij heeft natuurlijk een massa geschenken gekregen en haast zich om mij alles te laten zien. O, wat zullen we nu prachtige kleren kopen!"
En nog voordat haar man het huis bereikt had, rukte zij de kleren van haar lichaam en wierp die, met de broeken en kimono's van haar man, in het vuur.
"Die rommel wil ik niet meer zien! Eindelijk zullen we nu eens deftig gekleed gaan."
Deftig gekleed, jawel! Als medelijdende buren hun niet een paar oude kimono's gegeven hadden, zouden zij nu nog naakt door het dorp wandelen.
*   *   *
Samenvatting
Een grappig boeddhistisch verhaal over hebzuchte buren. Het veld van een oud echtpaar wordt geteisterd door ibissen die de hele oogst opeten. De oude man besluit zich te verkleden als vogelverschrikker, maar valt al spoedig - al zittend in de lotushouding - in slaap. Een groep apen uit het bos denkt dat het de Boeddha is en ze nemen hem mee naar hun altaar en offeren hem geschenken. Rijk beladen keert de Apen-Boeddha huiswaarts; en na het verhaal gehoord te hebben, proberen de buren hetzelfde...
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Japanse sprookjes" bewerkt door Marijke van Raephorst. Uitgeverij N. Kluwer, Deventer, 1971.
Populair
Verder lezen