De brand in de vingerhoedmolen
Even buiten de landpoort, een stadspoort van Vianen, stond de vingerhoedmolen van de achtbare schepen Willem van Rijssel. Hij trachtte daar met zijn knechten het dagelijks brood te verdienen.
Als hij na volbrachte dagtaak 's avonds in zijn prieeltje zat tussen de fruitbomen van zijn hof, dat zich uitstrekte van zijn huis en molen tot de Eikelendreef en verder begrensd werd door de Varkensweide en de oude boomgaard langs de Gemeenteweg, voelde hij zich tevreden. Hij was een rijk man. Maar op een zondag in 1698 gebeurde het.
Zijn buurvrouw was Elsje Vroon, die samen met haar man, Hendrik Vroon, een kleine boerderij bezat en ook een paar huisjes in de stad. Zij waren eenvoudige mensen maar ook wat je noemt in goede doen. Elsje werkte hard, maar naast koeienmelken en het maken van kaas en boter was ze ook abnormaal nieuwsgierig.
Op die zondagochtend was het doodstil, iedereen was naar de kerk, ook haar man en de familie van Rijssel. Elsje keek naar de vingerhoedmolen en naar het huis van haar buren. Daar was ze nog nooit binnen geweest. De van Rijssels groetten wel vriendelijk - dat is waar - maar deze mensen waren zo deftig. Wat moesten die vingerhoedjes een goede business zijn. Het zou wel erg deftig en mooi in het huis van de van Rijssels zijn! O, wat was Elsje nieuwsgierig! Ze wilde die luxe graag zelf zien.
Elsje kon zich onmogelijk bedwingen, sloop naar het huis van de van Rijssels en keek door het keukenraam. O, wat zag ze prachtige spullen! Was de deur op slot? Ja, die was dicht maar een klein raampje stond op de haak zodat Elsje de deur ontgrendelen kon.
Ze hoorde het gezang in de kerk en wist dat ze een tijdje niet gestoord zou worden en Elsje sloop naar binnen. Ze zwom in nieuwsgierigheid en pakte een paar luxe dingen op om ze wat beter te bekijken. Helaas, althans voor Elsje, was de meid van de van Rijssels thuis, zittend in de kelder waar ze een stiekeme slok van de wijn nam.
De meid hoorde de geluiden in het verondersteld lege huis, dacht dat de van Rijssels al uit de kerk kwamen, liep snel de trap op en betrapte Elsje Vroon op heterdaad. De twee vrouwen schrokken zich wild en begonnen van de weeromstuit elkaar uit te schelden en Elsje vluchtte naar huis.
Toen Willem van Rijssel, de vingerhoedmaker, thuis kwam van de kerk, vertelde de meid hem wat er gebeurd was en omdat het op inbraak leek, ging Willem naar de schout.
Er was echter maar een getuige en daarom eiste Willem van Rijssel dat de tweede getuige gebruikt moest worden, namelijk de pijnbank. De schout haalde Elsje Vroon op van huis en zij onderging de verschrikkelijke behandeling op de pijnbank, maar ze bekende niet.
Elsje had haar man niets over haar bezoek aan het huis van de van Rijssels verteld, maar toen ze gekneusd en bont en blauw thuis kwam, moest ze wel. Elsje's echtgenoot werd woest over de beschuldiging van de vingerhoedmaker want hij geloofde zijn vrouw. Hij wist dat ze nieuwsgierig was, maar een dief dat nooit.
Hij kreeg een idee, hij dacht wat de vingerhoedman kan, dat kan ik ook en ging naar de schout. "Schout," zei Hendrik, "de vingerhoedmaker heeft nu bij mij ingebroken, ik heb maar een getuige en nu wil ik dat de vingerhoedmaker op de pijnbank gelegd wordt."
De schout echter weigerde dit en Hendrik, Elsje's man, was woedend over deze rechtsongelijkheid en zwoer, zelf wraak te nemen. In de nacht van 2 juli 1698 stak Hendrik met zijn familie het huis van Willem van Rijssel in brand. Zowel huis als vingerhoedmolen brandden tot de grond toe af.
Hendrik en Elsje wachtten het oordeel van het gerecht maar niet af en vluchtten nog dezelfde nacht naar Hagestein.
De Vrouwe van Vianen, Hare Excellentie mevrouw de Gravin Douarière van der Lippe, schreef haar secretaris. "Ik deel, ten uiterste in het ongeluk der goede van Rijssel en zijn vrouw en ik wil dat er, voor zover mogelijk, een strenge en voorbeeldige straf zal gedaan worden."
* * *
Samenvatting
Een sage uit Vianen over een 17e eeuwse vingerhoedmaker. Wanneer de buurvrouw van de vingerhoedmaker Willem van Rijssel nieuwsgierig is naar zijn rijkdom, sluipt ze op zondag 10 april 1698 stiekem zijn huis binnen. Ze wordt echter betrapt door de meid die thuis is gebleven. Ze wordt op de pijnbank gelegd en als ze weer thuiskomt is haar man zo boos op de vingerhoedmaker dat hij huis en molen in brand steekt.
Toelichting
De vingerhoedmolen van Vianen heeft waarschijnlijk aan de oude Hagewetering gestaan (waarvan een restant aan de Prinses Julianastraat ligt). De Hagewetering was een water tussen de polders Groote en Kleine Hagen, oostelijk van het huidige Vianen. Het water van de wetering werd gebruikt om de vingerhoedmolen in werking te houden. Bij onvoldoende waterafvoer hielden paarden de molen in beweging. Dankzij water- en paardenkracht was het mogelijk om op industriële wijze vingerhoeden te maken.
Jacob Claesz Schot was begin 17e eeuw in Vianen de eerste vingerhoedmaker. Tegen het eind van de 17e eeuw maakten vingerhoedproducenten uit Vianen, De Bilt en Utrecht afspraken over prijzen, productiehoeveelheden en het weren van concurrentie en beschermden op die wijze hun nering en markt. Rond 1700 mochten er volgens afspraak alleen al in Vianen 1,8 miljoen vingerhoeden per jaar vervaardigd worden. In de loop van de 18e eeuw trad het verval in. In het derde kwart van die eeuw werden vingerhoedmolen en woning gesloopt. Er werd een buitenhuis gebouwd met de naam "Buitenlust."
Uit diverse bronnen blijkt dat in 1667 de vingerhoedfabrikanten Willem van Rijssel (Amsterdam), Aelbert van Rijssel (Vianen), Cornelius de Wetering (De Weerd) en Hendrik Schot/Berent van Beckum (De Bilt) een kartel vormden.
Trefwoorden
streekverhaal, vingerhoedmolen, diefstal, dienstmeid, willem van rijssel, wetering, vingerhoed, jaloezie, vianen, brand, molen, beschuldiging, handel, sage, beschuldigen, utrecht, industrie, pijnbank, schout
Basisinformatie
- Herkomst: Utrecht, Nederland
- Verhaalsoort: sage, streekverhaal
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 5 minuten
Populair
Verder lezen