dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De dwaallichtjes


Toen er nog geen dominees waren, alleen maar pastoors, werden die vaak 's nachts geroepen om zieken bij te staan in hun sterfuur. Er waren maar weinig goede wegen en de pastoors moesten vaak ver gaan om de mensen te helpen. Omdat het moeilijk was om overal te voet te komen, reden ze soms te paard naar de afgelegen huizen.
Zo reed een oude pastoor eens in de nacht langs een eenzame weg. Hij kwam van een zieke, wie hij het laatste oliesel had toegediend en droeg wijwater met zich mee. Toen hij daar zo door de hoge heide reed langs een oude weg die bijna niet meer werd gebruikt, kwam er een klein lichtje te voorschijn, dat voorzichtig omhoog rees en bij hem op het paard klom.
Heeroom keek er naar en glimlachte: "Och jij klein lichtje, wou je mijn weg beschijnen en mij helpen om gemakkelijk verder te komen? Ga gerust weer weg. Ik ben onbevreesd en zal ook in het donker mijn pad wel vinden. Straks kom ik in een dorp en daar zal ik de nacht verder doorbrengen." Het lichtje bleef vóór hem zitten en het scheen wel of het naar hem opklimmen wilde. De pastoor keek er naar en dacht: "Het zal toch geen boze geest wezen, die mij op dwaalwegen voert?"
Hij opende het wijwaterkruikje en enige druppels in de hand nemend, sprenkelde hij ze op het lichtje. Een boze geest zou de vlucht nemen, zo dacht hij, en hem voor slechte gevolgen behoeden. Het lichtje flikkerde blij op en liet zich langzaam van het paard glijden. Dan spoedde 't zich weg en was in een oogwenk verdwenen.
Langzaam reed de priester door, maar hij was nauwelijks enkele meters verder gekomen, of tal van lichtjes kwamen in de heide opduiken en bij tientallen zweefden ze omhoog om zich voor hem neer te vlijen. Met verwondering keek hij naar al die lichtjes, die hij nu overal in 't rond waarde. Bij honderden doken ze op, voor en achter z'n paard, langs z'n zijden; waar hij zijn ogen wendde, overal zag hij lichtjes flikkeren en recht op hem aankomend, steeg het een na het ander op zijn paard. Eensklaps bedacht hij zich: hij nam wijwater in zijn hand en sprenkelde dit op de kleine lichtjes. Het een na het ander verdween en maakte plaats voor een nieuwe hoeveelheid. Steeds maar ging de priester door met wijwater op de lichtjes te laten druppen en telkens nieuwe lichtjes schenen om het heilige water te vragen. Langzaam reed hij verder tot er geen nieuwe lichtjes meer kwamen als de oude verdwenen.
Na korte tijd bereikte hij het dorp, waar hij verder de nacht wilde doorbrengen. Hij vertelde zijn wedervaren aan zijn gastheer, die hem mededeelde, dat volgens overlevering daar in de buurt een begraafplaats moest zijn, waar ongedoopte en doodgeboren kinderen ter ruste werden gelegd. "Heeroom," zei de man, "het waren de zieltjes van al die kinderen die niet konden rusten."
Toen de geestelijke hem aankeek, vervolgde hij met eerbied in zijn stem: "Het wijwater, dat Heeroom er op gesprenkeld heeft, was voor die arme dolende kinderzieltjes zoveel als de doop. De een vertelde het aan de ander en zij kwamen allen, om van Heeroom de eeuwige rust te ontvangen."
*   *   *
Samenvatting
Een Drentse legende over een pastoor die kinderzieltjes verlost. Wanneer een pastoor 's nacht over een donkere weg rijdt, komt er een lichtje voor hem zweven. Hij besprenkelt het met wijwater en al snel komen er steeds meer dwaallichtjes rondom hem die de pastoor ook allemaal besprenkelt. Het blijkt dat hij langs een kerkhof voor doodgeboren en ongedoopte kinderen rijdt.
Toelichting
Door J.H. Bergman-Beins.
Trefwoorden
Basisinformatie
Feest / viering
Populair
Verder lezen