dinsdag 10 december 2024

Volksverhalen Almanak


De haat van de hater


Toen de Boeddha hoorde dat de monniken van Kosambi ruzie hadden, ging hij naar hen toe en zei: "Genoeg, monniken! Geen ruzies! Geen geschreeuw! Geen strijd! Geen getwist!" Daarna zei hij: "Monniken! Ruzie, geschreeuw, strijd en twist zijn allemaal heilloos. Want door een ruzie kon zelfs een kleine kwartel een edele olifant doden." En de Boeddha vertelde:
Vroeger, toen Brahmadatta over Varanasi regeerde, was de toekomstige Boeddha wedergeboren als een olifant. Hij groeide op tot een mooie grote olifant en verwierf een gevolg van tachtigduizend olifanten, hij werd de leider van de kudde en hield zijn verblijf in het Himalaya-gebergte.
In die tijd legde een wijfjeskwartel haar eieren in het gebied waar de olifanten woonden. Toen de eieren uitgebroed waren, braken de kuikens de doppen open en kwamen naar buiten. Voordat hun vleugels volgroeid waren en voordat de jonge vogels konden vliegen, kwam het Grote Dier terug naar die plek met zijn gevolg van tachtigduizend olifanten, op zoek naar voedsel.
Toen de kleine kwartel hem zag, dacht zij: "Deze olifantenkoning zal mijn kuikens verpletten en doden. Wel, ik zal hem vragen om rechtvaardige bescherming voor de verdediging van mijn kleintjes." Ze ging recht voor hem staan, vouwde haar vleugels open en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, olifant van zestig jaar,
Boswachter, roemrijke leider van de kudde;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Het Grote Dier zei: "Maak je geen zorgen, kleine kwartel, ik zal je kinderen beschermen." En hij boog zich over de kuikens en de tachtigduizend olifanten met hem. Toen richtte hij zich tot de kleine kwartel: "Achter ons komt een eenzame olifant, hij zal niet naar ons luisteren. Als je hem ook om bescherming vraagt, zijn je kleintjes misschien veilig." Dit gezegd hebbende, ging hij weer weg.
De kleine kwartel ging verder en ontmoette de eenzame olifant, betoonde respect met haar vleugels en sprak het volgende vers uit:
Ik groet u, eenzame olifant,
Boswachter, u gaat over heuvel en berg;
Met mijn vleugels betoon ik u eer.
Ik ben zwak: doodt mijn kleintjes niet.
Toen de eenzame olifant deze woorden hoorde, sprak hij het volgende vers uit:
Ik zal je kuikens doden, kleine kwartel.
Wat kun jij me aandoen, zwakkeling?
Zelfs honderdduizenden als jij
Kan ik verpletten met mijn linker voet.
Zoals gezegd vertrapte hij de kleintjes onder zijn poot, waste ze weg met een straal urine, en liep trompettend weg. De kleine kwartel streek neer op een tak van een boom en dacht: "Ja, nu loop je nog te trompetten. In een paar dagen zul je zien wat ik je kan aandoen! Je begrijpt niet dat de geest sterker is dan het lichaam. Maar ik zal het je laten begrijpen!" En zo dreigend, sprak zei het vierde vers uit:
Niet altijd helpt brute kracht;
Kracht verslaat de dwaas.
Koning-olifant, ik zal je krijgen,
Je doodde mijn kleintjes omdat ik zwak ben.
Een paar dagen later richtte de kwartel zich tot een kraai. De kraai stond haar te woord en zei: "Wat kan ik voor je doen? " De kleine kwartel zei: "Meester, er is maar één ding dat ik gedaan wil hebben. Ik vraag je de ogen uit te steken van de eenzame olifant." - "Komt goed," antwoordde de kraai. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een vlieg. De vlieg zei: "Wat kan ik voor je doen?" De kleine kwartel zei: "Als de kraai de ogen uit de oogkassen van de eenzame olifant heeft gestoken, vraag ik jou daar eitjes in te leggen." - "Komt goed," antwoordde de vlieg. Daarna richtte de kleine kwartel zich tot een kikker. De kikker vroeg: "Wat kan ik voor je doen?" - "Als de eenzame olifant blind is en naar water zoekt, alsjeblieft, spring naar de top van de berg en kwaak, en als hij de bergtop opgeklommen is, spring dan weg en kwaak in het dal. Dit is alles wat ik van je vraag." Toen de kikker dit hoorde zei ook hij: "Komt goed."
Op een dag pikte de kraai de beide ogen van de olifant uit en de vlieg legde er eitjes in. De olifant werd aangegeten door maden, gek van de pijn en smachtend naar water doolde hij rond, zoekend naar iets te drinken. Op dat moment sprong de kikker naar de bergtop en kwaakte. De olifant dacht: "Daar moet water zijn," en klom de berg op. Toen sprong de kikker naar beneden en aangekomen in het dal, kwaakte het daar. De olifant dacht: "Daar moet water zijn." Toen hij bij de rand van de afgrond kwam, viel hij naar beneden en stierf.
Toen de kleine kwartel zag dat hij dood was, riep ze uit: "Ik heb de rug van mijn vijand gezien!" Voldaan en blij liep ze trots heen en weer over zijn schouders. Daarna overleed ze zelf als gevolg van haar daden.
Toen de Boeddha de laatste rekels uitsprak keek hij nog een keer in de ogen van de monniken van Kosambi en canteerde tenslotte:
"Zie daar de kwartel, de kraai, de vlieg, de kikker!
Zij vermoordden de olifant! Zie daar de haat van de hater!"
*   *   *
Samenvatting
Een boeddhistische parabel uit India over blinde haat. Een parabel van de Boeddha waarin hij aan ruziënde monniken duidelijk maakt waartoe blinde haat kan leiden.
Toelichting
Hoofdstuk uit: 'Buddhist parables' door Eugene Watson Burlingame. Uitgave van Shri Jainendra Press, New Delhi, India, 1994. (Oorspronkelijke uitgave: 1922). Vertaling Bert Leguijt. Een parabel uit het boek van Boeddha’s vorige levens (Jataka 357: iii 174-177) en uit het boek over discipline, eenheid en twist. Ook genoemd: Kwartel, kraai, vlieg, kikker en olifanten.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen