zondag 28 april 2024

Volksverhalen Almanak


De jonge koningin


In een land waar de zomers veel hitte brachten en de winters veel koude, leefde een koning met zijn drie zoons. Het noodlot wilde dat hij blind werd en daarna ook nog zwaar ziek. Zijn zoons overlegden eerst met elkaar en gingen dan naar hun blinde en zieke vader. "Vader, we hebben met elkaar overlegd. Als u een middel bekend is dat u weer beter maken kan, zeg het ons en we zorgen dat u het krijgt, hoe ver we ook moeten reizen om het te halen en hoe gevaarlijk het ook zal zijn."
"Alleen de vruchten uit de tuin van de jonge koningin kunnen me weer beter maken," antwoordde de koning.
De oudste zoon ging alleen op weg. Hij reed op zijn beste paard en droeg zijn beste wapens mee. Hij reed over bekende en onbekende bergen, over de Eksterberg, over de Kraaienberg, over de Sneeuwberg en over de IJsberg. Achter de IJsberg was een vlakke landstreek. Daar ontmoette de oudste zoon een grijsaard die bezig was de scheuren in de weg - die waren ontstaan door de afwisseling van hitte en kou - te repareren met naald en draad.
"Gegroet, vadertje," zei de prins op het paard. "Moge je werk niet voor niets zijn."
"Gegroet, edele ruiter," zei de oude man. "Moge jouw werk eveneens slagen."
Verder reed de prins tot hij aankwam in een land van melk en honing, waar zelfs in de winter de druiven rijpten. Overal waren prachtige tuinen. Daar groeiden alle soorten vruchten die de prins kende. "Hier moeten de vruchten van de jonge koningin groeien," dacht de prins. Hij vulde zijn zadeltas met allerlei soorten vruchten en keerde terug naar zijn vader die verrast was over deze snelle terugkeer.
"Ik was in een land van melk en honing, waar zelfs in de winter de druiven rijpten," zei de prins. "Hier moet de jonge koningin haar tuin hebben, dacht ik bij het plukken van de vruchten die ik voor u meebracht in mijn zadeltas."
"Helaas, mijn zoon, zijn dit de goede vruchten niet," sprak de vader. "De tuin van de jonge koningin is veel verder. De streek waarover je praat, is mij goed bekend uit mijn eigen jeugd. Ik herinner me nog hoe graag ik er altijd heen reisde. De reis erheen leek me nog korter dan een uur in de lente."
Nu vertrok de middelste zoon. Hij reed op zijn beste paard en droeg zijn beste wapens mee. Aan de andere kant van de IJsberg trof ook hij de oude man die bezig was de scheuren in de weg te repareren met naald en draad.
"Gegroet, vadertje! Moge je werk niet voor niets zijn."
"Gegroet, edele ruiter! Moge jouw werk eveneens slagen!"
De middelste zoon reed door het land waar in de winter de rijpe druiven voor het plukken hingen, naar een land waar de rijkdom van de natuur hem herinnerde aan de verhalen die hij had gehoord over het aardse paradijs. De middelste zoon vulde de zadeltassen van zijn paard met de vruchten uit dit wonderlijk vruchtbare land en keerde terug naar zijn vader die verrast was over deze snelle terugkeer.
"Ik was in een land dat me herinnerde aan de verhalen over het aardse paradijs. Het lag verder hier vandaan dan het land van melk en honing. De vruchten die ik voor u meebracht, zullen u vast en zeker genezen."
"Helaas, mijn zoon, zijn dit de goede vruchten niet," sprak de vader. "Het land waar je was, bezocht ik vaak in mijn jeugd. Toen kostte het me minder tijd om er te komen dan om een pijp tabak te roken nu ik oud ben. De tuin van de jonge koningin is verder weg."
Nu vertrok de jongste zoon. Hij reed op zijn beste paard en droeg zijn beste wapens mee. Toen hij de IJsberg was afgedaald, trof hij de grijsaard die nog steeds bezig was de scheuren in de weg te repareren met naald en draad.
"Gegroet, vadertje! Moge je werk niet voor niets zijn."
"Gegroet, edele ruiter. Moge jouw werk eveneens slagen!"
"Geef mij eens raad, vadertje. Jij lijkt me iemand die de weg kent. Je repareert de weg niet alleen voor jezelf, neem ik aan, maar voor iedereen die over een goede weg wil gaan. Ik ben op zoek naar de tuin van de jonge koningin."
"Drie raadgevingen krijg je van mij in plaats van een," sprak de grijsaard. "Luister goed! Als je voorbij het land van melk en honing bent, dat je uit de verhalen van je oudste broer kent, en daarna voorbij het land dat lijkt op het aardse paradijs (daarheen was je broer op reis) dan ben je - misschien valt dat tegen - nog maar net halverwege. Je moet dan nog eens de afstand rijden die je al gekomen bent en dan kom je in een land waar naast elkaar drie torens staan, die zie je overal vandaan schitteren en blinken, want deze torens - het zal je vreemd in de oren klinken - zijn niet gebouwd van steen of hout, maar een is van zilver, een is van kristal en een is van goud. Rijd naar de torens en binnenin vind je de jonge koningin. Iedere toren heeft een poort en op die poort zit een stevig slot. Sleutels passen op die sloten niet, maar wel een lange staak van riet met aan het uiteinde een spijker. Achter de torens is een prachtige tuin, daar zul je de juiste vruchten vinden. Maar voor je die tuin betreedt, moet je bundels gras om je voeten binden. Pluk de vruchten niet met de blote hand maar met een lange stok. Die stok moet aan het einde gevorkt zijn. Ga nu verder. Ik hoop je nog te zien terugkeren voor ik klaar ben met de weg te repareren."
"Dank je wel, vadertje," zei de jonge prins en hij gaf zijn paard de sporen. Hij reed door het land van melk en honing, hij reed door het land dat op het aardse paradijs leek, daarna reed hij nog eens dezelfde afstand die hij al gegaan was en eindelijk kwam hij bij de drie torens die blonken en schitterden; in de laatste stralen van de ondergaande zon leken ze alle drie van goud, maar toen hij dichterbij reed zag de jonge prins dat een van de torens van zilver was, de tweede van kristal en alleen de derde van goud.
Hij stapte van zijn paard en plukte een lange rietstengel, sloeg een spijker in het uiteinde en stak deze vreemde sleutel in het slot van de gouden toren.
"Ik voel ijzer!" riep het slot.
"IJzer dat ijzer voelt is niets om drukte over te maken!" riep de jonge koningin, die in de gouden toren haar slaapkamertje had, hoog in de top van de toren. "Laat me rustig slapen!" Ze geloofde namelijk dat de ene helft van het slot tegen de andere helft had gedrukt en dat daarom het slot had geroepen dat het ijzer voelde.
De jonge prins stapte de toren binnen en zag dat hij nu kon doorlopen naar een adembenemend mooie tuin, want het tuinpoortje stond wagenwijd open. Voor hij de tuin betrad bond hij bundels gras om zijn voeten. Hij liep de tuin in en dadelijk riep het gras van de tuin: "Gras voelt gras!"
"Gras dat gras voelt is niet iets om drukte over te maken, dwaas gewas!" riep de jonge koningin terug. "Laat me nu rustig slapen!" Ze geloofde namelijk dat de ene helft van het gras tegen de andere was geblazen door de wind.
Nu nam de jonge prins een lange stok die aan het uiteinde gevorkt was. Daarmee plukte hij de kostelijke vruchten die aan de fruitbomen in de adembenemende tuin hingen.
"Hout raakt ons aan!" riepen de fruitbomen.
"Hout dat wordt geraakt door hout is niet iets dat mij wakker houdt!" riep de jonge koningin. Ze geloofde namelijk dat de takken van de bomen elkaar geraakt hadden.
De jonge prins had zijn zadeltassen vol met de kostelijke vruchten en stond op het punt de terugreis te beginnen toen hem een grote nieuwsgierigheid terughield; hij wilde eerst de jonge koningin gezien hebben. "Al moet ik ervoor betalen met mijn leven," zei hij tegen zichzelf, "ik moet haar zien." Hij ging de gouden toren in, beklom de wenteltrap en kwam in een rond slaapkamertje waar de jonge koningin op een rond bed lag. Op haar voorhoofd schitterde een ster, haar schouders glansden als de maan, haar lichaam kon men met twee handen omsluiten, maar als men haar dan weer losliet vulde ze de hele wereld.
Bij het hoofdeinde en bij het voeteneinde van de jonge koningin brandden kaarsen in gouden kandelaars. Naast het bed stond een ronde tafel. Daarop stond een beker die tot de rand gevuld was met bruisende wijn, verder een keur van spijzen en dranken. Om te laten merken dat hij in de slaapkamer van de jonge koningin was geweest, at en dronk de jonge prins naar hartelust. Daarna kuste hij de jonge koningin - die door alles heen sliep of leek te slapen - drie maal op haar voorhoofd, ja hij beet haar zelfs even in haar wang zonder dat ze wakker werd - en daarna ging de jonge prins er vandoor, terug naar zijn zieke vader.
"Vader, ik ben in de tuin van de jonge koningin geweest. Ik heb er de vruchten geplukt. Hier zijn ze. Nu kunt u beter worden!"
De vader kon de vruchten niet zien. Hij betastte ze en zei: "Goed zo, mijn jongen! Nu zullen mijn ogen weer zien en mijn lichaam zal weer gezond worden!"
Intussen was in haar torenkamer de jonge koningin ontwaakt. Ze keek in de spiegel en zag dat iemand in haar wang had gebeten, en toen vertelde de spiegel haar alles wat hij gezien had. De jonge koningin was woedend en trok met al haar soldaten naar het land van de jonge prins. Om het paleis van zijn vader sloeg ze het beleg. Ze stuurde een boodschapper naar de belegerde koning met de eis dat de prins die in haar tuin de vruchten had geplukt, naar buiten zou komen.
Als eerste kwam de oudste zoon van de koning naar buiten. "Ik heb de vruchten geplukt!" zei hij trots. "Vertel me dan eens, dappere held, hoe je ze hebt geplukt." - "Met mijn handen. Hoe anders?" De jonge koningin lachte hem uit. "Wat je zegt is onwaar. Ga maar terug het paleis in. Jij bent de ware niet."
Even later kwam de middelste zoon van de koning naar buiten. "Ik plukte de vruchten," zei hij trots. "Hoe plukte je de vruchten, dappere held?" - "Met mijn handen! Hoe anders?" De jonge koningin lachte hem uit. "Wat je zegt is onwaar. Ga maar terug het paleis in. Jij bent de ware niet."
Even later kwam de jongste zoon van de koning naar buiten. "Vertel me eens, dappere held," zei de jonge koningin, "ben jij in mijn tuin geweest en heb je daar de vruchten geplukt?"
"Zo is het! Dat was ik!"
"Hoe plukte je de vruchten, dappere held?"
"Dat is gauw genoeg verteld! Met een gevorkte stok." De jonge koningin liep naar de jonge prins toe. Ze kuste hem drie maal op zijn voorhoofd en beet hem in zijn wang, zonder zich er iets van aan te trekken dat een heel leger soldaten stond toe te kijken. Ze zei: "Als iemand van mij iets heeft genomen, vraag ik het dubbel terug," waarna ze de prins nog eens drie keer op het voorhoofd kuste en in de andere wang beet.
"Dit is de ware!" zei ze tenslotte. Arm in arm gingen de jonge koningin en de jonge prins het paleis in, naar de kamer waar de blinde koning hen opwachtte. De jonge koningin streek met haar zachte hand over haar stralende gezicht en dan maakte ze hetzelfde gebaar over het gezicht van de blinde koning. Dadelijk was deze genezen: hij zag weer als een valk en was weer sterk als een buffel.
De jonge prins trouwde met de jonge koningin. Ze kregen veel kinderen. De zoons leken allemaal op hun vader, de dochters op hun moeder. Het waren prachtkinderen!
*   *   *
Samenvatting
Een Russisch wondersprookje over een blinde koning. Een blind geworden koning stuurt zijn drie zonen op pad om datgene wat hem alleen nog kan genezen te halen: de vruchten uit de tuin van de jonge koningin. De oudste twee komen met de verkeerde vruchten terug, maar de jongste vraagt onderweg raad aan een oud mannetje, waardoor hij én de juiste vruchten vindt én deze op de juiste manier plukt én uiteindelijk met de jonge koningin trouwt.
Toelichting
Vergelijk het begin van dit verhaal met het Spaanse De vrouw die haar man ging redden.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Sprookjes en vertellingen uit Rusland" vertaald en bewerkt door Hans Werner. Deltos Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1972. ISBN: 90-10-30122-2
Populair
Verder lezen