dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De mooie, verstandige Farischtamoch


In oude tijden leefde er eens een vorst in Turkije die, tot zijn grote verdriet, kinderloos was gebleven. Op een ochtend stond hij voor de spiegel en keek verschrikt naar zijn haar dat steeds grijzer werd. Wat moet ik toch doen, dacht hij, hoe kan ik sterven zonder nageslacht?
Zijn vrouw, die jarenlang deze zorg met hem had gedeeld, kon hem nu troosten. Korte tijd later werd er een zoon geboren! Zo gelukkig voelde de vorst zich dat hij in het hele land liet bekendmaken: "Het kind dat op de geboortedag van mijn zoon het levenslicht zag, zal ik als mijn eigen kind aannemen."
In het huis van een herder was dit gebeurd. Zijn belofte getrouw liet de vorst het kindje naar het paleis brengen en opvoeden met zijn eigen zoon. Alles deden ze samen en toen ze de leeftijd hadden om naar school te gaan, stapten ze daar als twee broertjes binnen. De zoon van de herder leerde met vurige ijver en, opgewekt en hulpvaardig als hij was, hielp hij de jonge prins bij alles wat die niet begreep.
In de loop der jaren groeiden de kinderen op tot sterke jongemannen. Sport en spelletjes raakten hen niet meer, ze wilden jagen! En eindelijk stemde hun vader ermee in. Ze mochten uitrijden en hun kracht beproeven.
Eens waren zij weer op jacht toen de prins, bij de nadering van een dorp, per ongeluk een kip aanschoot. Hij volgde zijn prooi tot op het erf van een boerderij. Daar vond hij een oude vrouw aan haar weefgetouw. De aangeschoten vogel fladderde naar haar toe, viel pardoes op het weeftoestel, de draden braken en het mooie weefsel zat onder de bloedvlekken! "Hé, jongeman, dat ziet er lelijk uit!" riep de vrouw zodra zij de prins zag. "Wat heb je nu gedaan? Voor straf zul je verliefd moeten worden op de schone Farischtamoch!" - "Wie mag dat wel zijn?" vroeg de prins verbaasd. "De mooie, maar ook heel verstandige Farischtamoch woont in het land van de ondergaande zon," antwoordde de vrouw. "Wie haar wil ontmoeten zal zeven hoge bergpassen moeten nemen. Ach, haar schoonheid en dappere aard hebben al heel wat jongemannen naar haar woning gevoerd, maar nooit heeft zij er één waardig gekeurd met haar te trouwen, hoezeer zij haar ook beminden." De prins werd heel nieuwsgierig. Snel keerde hij terug naar het paleis, waar zijn vader al een tijd op hem wachtte.
Ernstig zat de vorst tegenover zijn zoon. "Ik begin oud te worden, m'n jongen, en zou graag zien dat jij de regering nu van mij overneemt. Daar is natuurlijk wel een goede voorbereiding voor nodig. Ga met mij mee, dan zal ik je de schatkamers en al onze rijkdommen laten zien." De prins keek zijn vader verward aan.
Toen zei hij: "Lieve vader, zeg mij wat u beter vindt: thuisblijven of de wereld verkennen." - "Natuurlijk is het beter de wereld in te trekken!" antwoordde de vorst dadelijk. "Je ziet dan nieuwe steden en veel mensen, je leert andere culturen kennen, je zult je kennis vergroten en wordt daardoor een verstandiger mens!" - "Goed, vader. Staat u mij dan toe eerst de wereld in te trekken." Hoewel dit tegen de plannen van de vorst inging, moest hij zijn zoon wel laten gaan. Maar onder één voorwaarde gaf hij toestemming: de zoon van de herder, zijn broer, zou met hem meegaan.
De twee jongemannen maakten zich gereed voor de reis. Zij reden en reden, en lieten, na veel vermoeienis, de zeven bergpassen achter zich en bereikten eindelijk een stad. Bij het eerste poortje dat zij zagen klopten ze aan. Even later deed een oude vrouw open. "Moedertje, wij zijn vermoeide reizigers. Hebt u niet een plekje voor ons om een paar dagen uit te rusten?" - "Ach, lieve jongens, ik heb maar één kamertje en dat is zo klein dat als mijn hoofd erin is, mijn voeten erbuiten blijven - zet ik mijn voeten erin dan is er geen plaats voor mijn hoofd." De prins haalde een goudstuk te voorschijn en stopte dat in haar hand. Met een verheugd lachje zei de oude vrouw: "Kom binnen, kom binnen, daar bedenk ik opeens dat ik ook nog een grote, mooie kamer heb. Daarin kunnen jullie wonen zolang je maar wilt!"
Vlugger dan zij dat van haar verwacht hadden, maakte zij twee bedden in orde, dekte de tafel, sneed een vers, ongezouten brood voor hen aan en schonk de koppen vol geurige thee. Ze praatten nog wat met elkaar en gingen toen slapen. Ineens zei de oude: "Denk eraan dat jullie 's nachts niet de straat op gaan. Dat zou verschrikkelijke gevolgen voor jullie kunnen hebben!"
Na de zware tocht lokten de bedden en de prins sliep dadelijk in. De zoon van de herder dacht na over de woorden van de oude vrouw. Wat gebeurde hier 's nachts op straat? Waarom mochten zij niet naar buiten? Moesten zij haar raad opvolgen? In tegendeel, dacht hij opstandig, wij moeten juist zien wat er te doen is! En vlug wekte hij zijn broer. "Sta op, wij zijn hier toch niet gekomen om in bed te liggen? We gaan kijken wat hier op straat gebeurd." Buiten merkten zij, dat het in hun eigen wijk klaarlichte dag leek. Ieder deed gewoon zijn dagelijkse werk. De schoenmaker repareerde schoenen, de meubelmaker timmerde aan een tafel, de kammenmaker bekeek zijn nieuwste kammen... In de straten aan de andere kant van de stad was het pikdonker. De broers keken verbaasd om zich heen, gingen naar het huis van de oude vrouw en sliepen in.
Maar de volgende ochtend vroegen zij: "Moedertje, vertel ons toch wat voor een vreemd wonder wij vannacht op straat hebben gezien." - "O wee, lieve kinderen, zijn jullie toch naar buiten gegaan?" - "Ja, en wij zagen dat de ene helft van de stad helder licht was en de mensen gewoon hun werk deden. Maar die duisternis in de andere helft..." - "Wel, als jullie toch buiten waren kan ik het vertellen. Het licht dat hier in de nacht schijnt, is de weerschijn van de schoonheid van onze mooie, dappere Farischtamoch! Nadat zij ter ruste is gegaan wordt het deel van de stad, waarheen zij haar gezicht heeft gewend, verlicht door die glans van schoonheid. Wie dat licht eenmaal gezien heeft, wordt ogenblikkelijk verliefd op haar. Maar allen die haar bezochten, heeft ze teleurgesteld teruggestuurd. Daarom waarschuwde ik jullie. Ik wilde jullie behoeden voor dat lot." - "Ach moedertje," zei de herderszoon lachend, "het is goed dat u ons verteld hebt over de mooie Farischtamoch. Mijn broer is al lange tijd op haar verliefd en, op zoek naar haar woning, zijn wij hier terecht gekomen." - "O jongens, hoeveel prinsen en zonen van ministers hebben al geprobeerd tot haar door te dringen, om haar éénmaal te mogen zien! Maar vergeefs. Hoe willen jullie dat bereiken?" vroeg de oude ongelovig. "Wij kunnen moeilijk zeggen hóe wij dat bereiken," antwoordde de zoon van de herder overmoedig, "maar wij zijn tot alles bereid om haar te ontmoeten."
En welgemoed gingen zij op weg naar het huis van de wonderbaarlijke vrouw. Waarom zouden zij geen geluk hebben? Nu werd ieder die in dat huis ontvangen werd, in een grote kamer gelaten. Daar hing een gordijn van waarachter een meisjesstem klonk: "Ik geef u een moeilijk raadsel op. Als u de oplossing weet zal ik met u trouwen." - "Spreek uw raadsel uit, ik los het op!" riep de prins snel. "Ik ga slapen," vervolgde de meisjesstem, "en u zult in dezelfde kamer zijn. Zonder u te bewegen, uw stem te verheffen, of in uw handen te klappen, moet u zorgen dat ik de slaap niet kan vatten. Dit duurt tot de volgende morgen. Lukt u dat?" De prins was dadelijk bereid het raadsel op te lossen.
Maar in de nacht lukte het hem niet de mooie Farischtamoch uit haar slaap te houden - hij viel zelf ook in slaap! Bij het ontwaken begreep hij dat hij zijn kans verspeeld had en treurig gingen zij terug naar het huis van de oude vrouw. De herderszoon troostte hem. "Wees toch niet zo moedeloos," zei hij vrolijk, "ik kan toch óók nog proberen dat raadsel op te lossen? En dan zien wij wel verder." Diezelfde dag nog sneed hij uit een stuk mooi hout een pop.
Toen de avond viel ging hij opnieuw naar het huis van de mooie Farischtamoch en zei dat hij bereid was het raadsel te verklaren. Men bracht hem in de kamer van de geheimzinnige schone en hij moest achter het gordijn gaan zitten. Hij haalde zijn houten pop te voorschijn, bekeek hem aandachtig en begon ermee te spelen. Daarbij mompelde hij in zichzelf: "O, mijn trouwe vriend. Jouw wijsheid en goede karakter hebben mij altijd verbaasd. De vragen die mij nu bezig houden zijn zo moeilijk, dat ik mij tot jou moet wenden." De herderszoon antwoordde met een hoge, veranderde stem: "Kom, zeg het maar. Wat zijn dat voor moeilijke vragen?" De hoge stem van de 'wijze broeder' wekte niet weinig de nieuwsgierigheid van de mooie Farischtamoch en ook was zij zeer benieuwd naar de vragen die gesteld zouden worden. Heel voorzichtig keek zij door haar oogharen naar de vreemde bezoeker. En aandachtig volgde zij iedere beweging van de knappe jongeman die daar met zijn pop zat te spelen en te spreken.
"Ach, mijn trouwe vriend," klonk zijn stem weer, "in een stad leefden eens een beroemde waarzegger en een arts. Op een dag zag de waarzegger heel duidelijk dat de dochter van de Egyptische farao, een meisje dat in schoonheid ieder ander overtrof, ernstig ziek was. En dat geen enkele dokter in de omgeving haar kon genezen. De farao had al bekend laten maken dat degene die kans zag haar beter te maken, met haar mocht trouwen. Dit vertelde de waarzegger tegen de arts en diens antwoord luidde: - Wat jammer dat de reis erheen zo ver is. Ik zou kans zien haar binnen drie dagen te genezen.
Dit gesprek werd afgeluisterd door een man die juist een vliegend paard had gebouwd. Hij bood aan om met hun drieën op zijn wonderpaard naar Egypte te vliegen. Zo gezegd, zo gedaan. Binnen drie dagen vlogen zij op zijn paard Egypteland binnen en de arts had de zieke dochter van de farao ook binnen drie dagen van haar ziekte genezen. Overgelukkig zei de farao tegen de dokter: - U krijgt mijn dochter als vrouw! Maar toen kwamen de waarzegger en de bouwer van het vliegend paard in opstand. - Het meisje wordt mijn vrouw, zei de bouwer vastbesloten, - zonder mijn vliegende paard was de dokter niet in Egypte gekomen en had hij de prinses nooit kunnen genezen. - Welnee, viel de waarzegger hem in de rede, - zonder mij hadden jullie zelfs niets geweten van de ziekte van de prinses.
Het werd een gesprek van welles en nietes en zelfs de wijzen aan het hof van de farao wisten geen oplossing. Ik geloof," zei nu de herderszoon tegen zijn pop, "dat het meisje met de waarzegger moet trouwen. Want zonder hem zouden de dokter en de bouwer van het paard nooit naar Egypte zijn gegaan!" - "Nee, nee," klonk nu de hoge stem van de pop, "je vergist je!" Hij schudde heftig zijn poppenkop. "Het meisje moet met de bouwer trouwen, want zonder zijn paard zouden de arts en de waarzegger nooit in Egypte zijn gekomen!"
Farischtamoch deed of zij sliep, maar in werkelijkheid had zij zo aandachtig geluisterd dat zij klaarwakker was. Toen zij nu het antwoord van die beiden hoorden riep zij: "Jullie vergist je allebei. De dokter heeft recht op het bruidje. Aan zijn medische kennis is het te danken dat zij weer gezond is!" - "O wee, mijn beste vriend, de mooie Farischtamoch heeft warempel gelijk! Maar nu schiet mij ineens een geval te binnen, een heel interessante geschiedenis, die mij sterk heeft beziggehouden. Die zal ik je graag nog vertellen. Hopelijk vergis je je dan niet en kan de mooie Farischtamoch tevreden zijn met je antwoord!" - "O vertel, wat is dat voor verhaal?" piepte de pop en ongeduldig wiebelde zijn houten hoofd op de smalle schoudertjes.
"Er was eens een Turkse vorst die een nachtegaal bezat," begon de herderszoon. "Hij stopte de vogel in een gouden kooi en hing die op in zijn tuin. ledere dag op dezelfde tijd wandelde hij daar langs en luisterde met genot naar het gezang. Maar op een dag, toen de vorst weer stil naar zijn vogel stond te luisteren, kwamen er twee andere nachtegalen aangevlogen. Zij gingen boven op het gouden kooitje zitten, praatten even met elkaar en vlogen weer weg. De vorst boog zich over de kooi en vroeg: - Wie waren die nachtegalen en waarover hebben jullie gepraat? - O, dat waren familieleden, vertelde de nachtegaal. - De koning van de nachtegalen geeft een groot feest. Hij wilde mij een uitnodiging sturen maar ik heb gezegd dat ik immers niet vrij ben. Ik zit in een kooi en kan niet vliegen waarheen ik wil, ook niet naar een feest! Ze vonden het erg jammer, maar konden er niets aan doen. De vorst dacht diep na en zei toen: - Als ik je nu een paar dagen vrij laat, wat breng je dan mee uit het rijk der nachtegalen? - De pit van een abrikoos, zei de nachtegaal prompt. - Die moet u planten en al na veertig dagen ziet u een flinke boom, die vruchten draagt. En de grijsaard, hoe gebrekkig hij ook is, die van die vruchten eet, is weer jong en gezond!
De vorst liet de nachtegaal vrij om het feest van hun koning mee te vieren. En, betrouwbaar als hij was, keerde de nachtegaal terug in zijn gevangenschap en bracht de pit van de abrikoos mee. De vorst plantte de pit dadelijk in vruchtbare aarde en zie, na veertig dagen stond er inderdaad een grote abrikozenboom. Dicht was zijn gebladerte en daartussen hingen de prachtige vruchten.
Na eenenveertig dagen beval de vorst de tuinman een vrucht te plukken en die bij hem te brengen. De tuinman pakte een vrucht die onder de boom lag en gaf die aan zijn vorst. Die bood hem aan de eerste de beste grijsaard die hij tegenkwam aan. Maar deze werd niet jong en mooi, maar stierf onmiddellijk! De vorst, woedend, gaf bevel de onbetrouwbare nachtegaal de doden. En dat bevel werd opgevolgd.
Het nieuwtje van de abrikozenboom die dodelijke vruchten droeg verspreidde zich als een lopend vuur door de streek. En een heel oude, arme man, die zijn leven sinds lang als een last droeg, besloot er naartoe te gaan en van die vruchten te eten. Eindelijk zou er dan een einde komen aan zijn lijden. Hij ging naar de tuin van de vorst, strekte zijn bevende hand uit naar een tak die zwaar was van de abrikozen, at er drie achter elkaar op, ging onder de boom zitten en wachtte geduldig op de dood. Vijf minuten, tien minuten, maar de dood kwam niet. Integendeel! Hij voelde zich steeds jonger en krachtiger worden. - Dat is vreemd! zei de oude man en hij voelde eens aan zijn baard. Hij had geen baard meer. Zijn vingers streken over een gladde, jonge kin. Diep verbaasd liep de man naar een beekje en keek lang naar zijn spiegelbeeld. Hemel, zo zag hij er vijftig jaar geleden uit!
De tuinman, die hem had gadegeslagen, verdacht hem van diefstal en bracht hem bij de vorst. En aan hem vertelde de man wat hem overkomen was. "Als dit de waarheid is," zei de vorst verwonderd, "hoe komt het dan dat de eerste grijsaard gestorven is en u jonger bent geworden? De vorst noch de tuinman wist dat in de afgevallen vrucht een giftige slang had gebeten. Wel, mijn goede vriend," wendde de herderszoon zich nu weer tot zijn pop, "weet jij wie de schuld droeg aan de dood van de nachtegaal en de arme grijsaard?" - "Natuurlijk de tuinman!" zei de pop op hoge toon. "Hij had, zoals hem bevolen was, een abrikoos moeten plukken en niet een gevallen vrucht moeten nemen die onder de boom lag." - "Ja," zei de herderszoon in gedachten, "ja, schuldig is die tuinman in de eerste plaats." Farischtamoch kwam triomfantelijk overeind en riep: "O, wat zijn jullie toch langzaam van begrip! En dat voor een wijze! De hoofdschuldige is natuurlijk de vorst. Ten eerste omdat hij die arme oude man de vergiftige abrikoos te eten gaf en dan nog eens zonder erbarmen de nachtegaal laat doden. Natuurlijk had hij eerst zelf zo'n vrucht moeten proeven, pas dan mocht hij er anderen bij betrekken. De zorgeloosheid van de vorst is de oorzaak van alles."
De zoon van de herder keek zijn pop lachend aan. "Mijn trouwe vriend, nu heb je je toch wéér vergist en je merkt wel dat je antwoord de mooie Farischtamoch geërgerd heeft. Voor dit prachtige en zo verstandige meisje had je werkelijk een scherpzinniger antwoord moeten verzinnen. Zo gaat zij mij nog voor een leugenaar houden! Daarom zal ik nu nog één verhaal vertellen. Luister goed en als ik klaar ben, geef mij dan je eerlijke mening." - "Goed, vertel maar gauw," piepte de pop. Hij boog en keek toen vol belangstelling naar de jongeman die dadelijk met zijn nieuwe vertelling begon: "Ergens hier in het land liggen twee dorpen, aan weerszijden van de rivier, die precies op elkaar lijken. Een lange houten brug verbindt ze met elkaar. Een gemene rover hield soms eenzame wandelaars, midden op de brug, aan. Hij nam ze al hun bezittingen af, kleedde ze uit en wierp ze dan meedogenloos in het water. In zekere nacht gebeurde het echter dat die rover een rijkgeklede man beroofde noch in het water gooide. Nee, hij begeleidde hem, in een lachend gesprek gewikkeld, tot het einde van de lange brug!
Wat was er gebeurd? In een van de twee dorpen woonde een jonge herder. Hij was knap, ijverig en welgesteld en had zijn hart verloren aan de dochter van zijn buurman, een heel rijk heer. Het meisje hield ook veel van hem en in het geheim ontmoetten zij elkaar steeds vaker. Op het laatst konden zij geen minuut meer zonder elkaar! Maar juist in die tijd gebeurde er iets waardoor deze mooie liefdesverhouding werd verbroken. Aan de andere oever van de rivier woonde namelijk een rijke man die ook over de schoonheid van het meisje had gehoord. En hij besloot zijn zoon met haar te laten trouwen. Hij stuurde iemand naar de ouders van het meisje om toestemming voor het huwelijk te krijgen. Haar vader, die de rijke bruidegom wel geschikt vond voor zijn dochter, gaf zijn toestemming zonder het meisje daarin te kennen.
Toen zijn dochter het nieuws hoorde was zij zo wanhopig, dat zij besloot liever te sterven dan aan de zijde van die vreemde man haar leven door te brengen. Op de dag van de bruiloft verborg zij een mes in haar mooie kleedje en wachtte haar kans af. Het feest liep ten einde en de bruidegom ging naar zijn bruid. Hij vond haar boos en treurig in een hoek van de kamer zitten. Ineen gedoken als een jonge patrijs, die zich verbergt voor de valk die tijdens de jacht naar hem zoekt. Hij wilde haar naar de oorzaak vragen, troosten... Maar op het zelfde ogenblik sprong het meisje overeind en trok haar mes te voorschijn. - Raak me niet aan, gilde ze, - anders dood ik jou of mezelf! - Waarom? vroeg de man verbijsterd. - Wat heb ik je gedaan, dat je tot zo'n vreselijke daad zou kunnen brengen. - Met hart en ziel hou ik van een ander, antwoordde het meisje bevend. - Mijn vader heeft mijn liefste weggestuurd en mij met geweld gedwongen met jou te trouwen. Maar dat kan ik niet. De bruidegom, geschrokken door de vastberadenheid van zijn jonge bruid dacht: als zij zichzelf of mij werkelijk wil doden, kan ik haar beter de vrijheid geven. Dan zal zij wel tot rust komen. En hij zei tegen haar: - Als de zaken zo staan, ga dan maar naar je liefste en blijf bij hem. Zonder een woord verliet zij de kamer. Buiten ontmoette zij niemand tot zij de lange brug wilde oplopen.
Toen versperde de rover haar de weg. Zodra hij echter merkte dat ze een meisje was, riep hij verwonderd uit: - Hoe is dat mogelijk? Zelfs de dapperste mannen durven in de nacht niet over deze brug te lopen! Zo'n moedige vrouw heb ik nooit eerder ontmoet. Vertel gauw hoe jij ertoe gekomen bent je dorp te verlaten. En waar wil je heen, zo laat? Zonder iets te verzwijgen vertelde zij hem de hele geschiedenis. De rover voelde zoveel medelijden met het dappere meisje, dat hij haar in vrede liet gaan. Hij hoopte vurig dat zij haar liefste zou vinden.
Tegen de morgen klopte zij aan zijn deur. De jonge herder sliep niet. Toen hij voor haar stond was zijn bleke gezicht vertrokken van verdriet. Haastig wilde het meisje hem troosten en zacht zei ze: Vergeet alle narigheid, mijn jongen. Nu blijven we altijd samen en niemand kan ons meer beletten gelukkig te zijn! Maar het gezicht van haar liefste bleef treurig. - Ik weet dat je liefde voor mij eerlijk en goed is. Maar je vergeet iets belangrijks. Na alles wat nu gebeurd is kunnen wij niet bij elkaar blijven. Jouw rijke vader en ook de vader van je bruidegom hebben openlijk hun macht getoond. Als wij daar tegenin gaan, zullen zij zich zeker wreken. En niet alleen op mij. Zij zullen ook mijn vader en moeder zoeken. Zelf wil ik iedere straf ondergaan, als dat nodig is. Maar nooit zal ik toelaten dat mijn ouders een ongeluk overkomt door mij! Daarom, liefste, al breekt mijn hart, ga terug naar je wettige bruidegom. Ik zal je nooit vergeten. De herinnering aan ons heerlijke samenzijn blijft voorgoed levend.
Langzaam en met gebogen hoofd liep het meisje terug naar haar wettige man en bleef bij hem tot het einde van haar leven."
"Wel, mijn lieve vriend," zei nu de herderszoon tegen zijn houten pop, "wie van deze vier mensen heeft volgens jou het meest volgens de wetten der liefde gehandeld?" - "Die jonge herder natuurlijk," antwoordde de pop met hoge stem. "Hij heeft zijn liefste verloren, zijn ouders behoed voor achtervolging of erger leed, en ook het meisje voor de wraak van haar ouders bewaard. Dat is wel de hoogste menselijkheid die ik ken." - "Vreemd," zei de herder, "mij lijkt het toe dat die rover erg menslievend heeft gehandeld. Deze geweldenaar, altijd uit op roof en geweld, behandelde het meisje toch eigenlijk met een zeldzame vriendelijkheid." - "O, mijn hemel," riep ineens Farischtamoch uit. "Wat zijn jullie beiden ver verwijderd van de waarheid! Denken jullie helemaal niet aan de vergevensgezindheid en de offers van het meisje? Alles had zij er voor over om trouw te blijven aan haar liefste. Wat een moed! En dan tegen haar zin toch naar die gehate bruidegom! Is dat niet het hoogste wat de wetten der liefde kunnen voorschrijven?" Verrast door de snelle gevolgtrekkingen van Farischtamoch zei de herder: "Dat is helemaal waar, lieve schone. Ook ik was onder de indruk van de moed en de liefde van dat meisje!"
Op dat ogenblik vielen de stralen van de opgaande zon op het blijde gezichtje van Farischtamoch. Het leek of zij plotseling was ontwaakt uit een diepe sluimer. Helder klonk haar lach door de kamer. En of zij op dit moment hadden gewacht, kwamen nu ook de ouders van de prinses binnen, gevolgd door de hele hofhouding. "Lieve vader en moeder," riep ze, en in jaren had zij er niet zo vrolijk uitgezien, "lieve ouders, zoals u weet spelen rijkdom en titels geen enkele rol bij het kiezen van mijn bruidegom. Ik had maar één wens: mijn leven te delen met een man die ik zou kunnen erkennen als de dapperste en meest menslievende." Nieuwsgierig en in opperste spanning keken allen naar haar op. Wie had het kieskeurige meisje, dat al jaren iedere minnaar terug wees, nu gevonden? Farischtamoch wees nu triomfantelijk naar de bescheiden jongeman die, in een hoek verscholen, zijn houten pop in zijn armen hield. Vlug ging zij verder: "Hij is de moedigste, de liefste en de meest intelligente man die ik ooit ontmoet heb. Hij kwam op de voortreffelijke gedachte mij de hele nacht verhalen te vertellen, zo spannend en interessant, dat ik wel wakker moest blijven. Zo heeft hij het raadsel opgelost en mijn wens vervuld. Graag zal ik zijn bruid worden!"
Haar ouders en alle andere aanwezigen wilden hem gelukwensen, maar de jonge herderszoon beantwoordde de stralende blik van Farischtamoch en zei toen: "O, liefste en mooiste onder de vrouwen die ik ooit gekend heb, jij zult geen arme man trouwen, maar de rijkste en voornaamste van het land. Vergeet mij, de zoon van een arme herder, ik ben je werkelijk niet waardig. Ik moet je een bekentenis doen: ik was hier voor mijn vriend, de jonge prins. Met hem ben ik opgegroeid, zijn vader heeft zich mijn lot aangetrokken. Neem hem tot man!" Farischtamoch sprong op en riep vol blijdschap: "Mensen, nu hebben jullie zelf kunnen horen hoe deze knappe en liefdevolle man alle eigenschappen in zich verenigt, waar ik ooit van gedroomd heb. Mijn besluit staat vast. Maar ik kan natuurlijk niemand dwingen mij tot vrouw te nemen." Nu schrok de herderszoon. Hij knielde spontaan voor haar neer en zei: "Jij moedige Farischtamoch, welke man in de wereld zou niet overgelukkig zijn met je wens? Nu je niet met de prins wil trouwen, zullen wij samen gelukkig zijn!"
Snel ging de blijde mare door de stad: onze prinses heeft een man gekozen! En iedereen was blij dat zij eindelijk, eindelijk zou kunnen trouwen. Haar keuze vonden zij bij voorbaat goed! Zo werd deze bruiloft een feest voor het hele volk.
De ervaring, door de prinses niet gekozen te zijn, was heel moeilijk te verwerken voor de prins. Hij verliet de stad, keerde terug naar de overzijde van de rivier en bleef zijn leven lang ongetrouwd.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje uit Tadzjikistan. Wie met de mooie en verstandige Farischtamoch wil trouwen, moet haar voor één nacht wakker houden. Een prins en een herderszoon, die zijn opgegroeid als broers, komen in haar stad. Als het de prins niet lukt om wakker te blijven, besluit de herderszoon een poging te wagen om zijn broer te helpen.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen