dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De zakenman en de soefi


Nu wil ik u graag het boeiende verhaal vertellen van een koopman, die een wijze Soefi ontmoette en het merkwaardige avontuur, dat er het gevolg van was. Het speelt zich ergens in het Midden-Oosten af in het sprookjesrijk van de Duizend-en-een-nacht, waar die koopman zich op de terugreis bevond met een karavaan, bestaande uit tachtig kamelen.
Toen hij zijn tocht eens onderbrak om de dieren te laten grazen, kwam er een derwisj, een rondreizende monnik, bij hem zitten. Zij knoopten een gesprek aan en deelden hun eten en drinken samen. En nadat zij daarmee klaar waren, zei de derwisj: "Niet ver van hier is een schat verborgen, die ontzaglijk groot is. Als we de tachtig kamelen beladen met goud en juwelen, dan valt het bijna niet op, dat we er iets vanaf hebben genomen."
De zakenman, die hebzuchtig was, antwoordde: "Breng mij alsjeblieft bij die plek en als wij de dieren hebben volgepakt, dan zal ik je er één van geven."
De derwisj doorzag de ander heel duidelijk en zei: "Je biedt me niet veel aan en ik zou hebben kunnen zwijgen over die schat, maar ik wilde je mijn goede en vriendelijke bedoelingen tonen en je rijk maken. Ik stel echter een rechtvaardiger verdeling voor, namelijk dat wij eerst de kamelen beladen en er dan ieder veertig nemen."
De zakenman moest wel toestemmen en zij wandelden naar een eenzame plaats tussen twee hoge bergen. De derwisj verzamelde wat droog hout, sprenkelde er welriekende kruiden over en stak de stapel in brand. Al spoedig steeg er een dichte rookkolom op. Op hetzelfde ogenblik, dat hij die rookkolom met de hand in tweeën spleet, werd er een grote poort zichtbaar, waarachter zich een prachtig paleis bevond.
Het tweetal ging het gebouw binnen, dat in elke zaal onmetelijke schatten bevatte. De koopman begon dadelijk de meegebrachte zakken met goudstukken te vullen. Maar toen hij naar zijn partner keek, zag hij, dat deze kostbare stenen uitkoos. En hij volgde dat voorbeeld.
Nadat de volle zakken op de kamelen geladen waren, groetten de mannen elkaar en vervolgden hun reis in tegengestelde richting. Maar in plaats dat de koopman gelukkig was met het ontzaglijke geschenk, dat hij zo juist had ontvangen, voelde hij vreselijke spijt over het verlies van de veertig kamelen. Hij liep terug naar de derwisj en zei: "Kijk eens vriend, jouw belangstelling gaat uit naar de dingen van een andere wereld en je weet niet, hoe je veertig kamelen moet hanteren. Ik denk, dat het beter voor je zou zijn, als je er tien aan mij zou teruggeven."
De ander liet niet blijken, wat hij dacht, maar stemde toe met een paar vriendelijke woorden. Dit gemakkelijk verkregen succes verhoogde de hebzucht van de zakenman. Hij vroeg de derwisj nog tien kamelen en weer tien en ten slotte de laatste tien dieren. De koopman bezat nu alle kamelen en de derwisj had slechts een klein houten doosje, dat hij uit een vaas in het paleis had meegenomen en dat een beetje zalf bevatte.
De koopman overlegde bij zichzelf, dat er beslist iets bijzonders in die zalf moest schuilen. Daarom merkte hij op: "Je moest dat doosje maar aan mij geven, want goed beschouwd, stelt het niet veel voor. En wat kan een derwisj, die de wereld heeft opgegeven, met zalf doen?"
De ander bood hem het doosje aan met een kleine buiging, waarop de zakenman dadelijk vroeg, wat hij met de inhoud kon uitrichten. De schenker zei: "In het gebruik van de zalf zul je een wonderwerking ondervinden. Als je een beetje zalf rond het linkeroog en op de pupil smeert, dan zul je alle verborgen schatten van de aarde zien. Maar als je dan ook je rechteroog besmeert, dan word je blind!"
De man vroeg de derwisj om wat zalf op zijn ene oog te smeren en toen hij alle kostbare schatten zag, kon hij nauwelijks een woord meer uitbrengen: hij stond daar en keek maar. Maar het vermoeide hem, het rechteroog dicht te houden en het te bedekken met zijn rechterhand en daarom verzocht hij zijn metgezel, de zalf ook op het andere oog aan te brengen, denkend, dat hij dan nóg meer kostbaarheden zou zien.
Opnieuw waarschuwde de wijze hem, dat dit blindheid zou veroorzaken. De hebzuchtige geloofde de eigenaar van het doosje niet en verdacht hem ervan, dat hij een nog grootser geheim wilde verbergen. En hij vroeg en smeekte de derwisj zo lang, de zalf toch ook op zijn rechteroog aan te brengen, totdat de wijze toegaf. En natuurlijk was de koopman van dat ogenblik af blind...
*   *   *
Samenvatting
Een verhaal uit Duizend-en-een-nacht over begeerte. Een derwisj wijst een koopman een verborgen schat aan, die ze samen delen. De koopman eist echter een steeds groter deel op. Zijn begeerte en hebzucht naar almaar meer, maken hem uiteindelijk letterlijk blind. Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het deksel op zijn neus!
Toelichting
De moraal van deze vertelling kan in een paar woorden worden samengevat: "Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het deksel op zijn neus."
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen