dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Deirdre en de zonen van Usnach


Eens in de tijd van koning Conchobar, richtte een der bekendste hofzangers, Fedlimid, ter ere van zijn heer en diens ridderschare, een gastmaal aan. En daar, onder het vrolijke zingen en verhalen, ontving Fedlimid een vreugdevol bericht: hem was een zeer schoon dochtertje geboren.
Maar zijn vreugde was van korte duur. Terwijl allen hem lachend gelukwensten, verhief Cathbad zich van zijn plaats - een man die uit wolken en sterren de toekomst wist te voorspellen en die daarvoor door sommigen werd vereerd, door anderen gevreesd. "De naam van dit meisje is Deirdre," zei hij met somber gezicht. "En zij zal een gevaar worden... een gevaar voor heel Ierland, want haar schoonheid zal haat, tweedracht, strijd en bloedvergieten onder ons zaaien, ofschoon zijzelf onschuldig aan dit alles zal zijn."
Na de woorden van de ziener heerste er geruime tijd een doodse stilte die tenslotte door koning Conchobar werd verbroken: "Nog is er tijd om te verhinderen dat jouw voorspelling uitkomt. Daar zal ik zelf voor zorgen. Deirdre zal op een geheime plaats worden grootgebracht en als zij volwassen is, zal zij mijn vrouw worden."
Zoals Conchobar beslist had, zo gebeurde het ook. Deirdre bracht haar kinderjaren in afzondering door, in gezelschap van de trouwe oude min Levarcham, en naarmate zij opgroeide werd zij schoner.
Op een winterdag had het meisje een wonderbaarlijk visioen: een wit sneeuwdek was besprenkeld met rode bloeddruppels van een pas geslacht kalfje. Er kwam een koolzwarte raaf aangevlogen die de bloedige sneeuwvlokken oppikte. Het meisje was als betoverd door dit visioen. "Stel je voor, Levarcham," zei ze dromerig, "een man met een huid zo fris als pas gevallen sneeuw, met wangen rood als bloed en ravenzwart haar..."
"Zo iemand ken ik," liet de oude vrouw zich ontvallen. Tevergeefs probeerde Levarcham, nog indachtig de voorspelling van Cathbad en de verplichtingen die de koning haar had opgelegd, te ontkennen dat zij zo iemand kende, maar toen het meisje niet afliet, onthulde ze haar de waarheid. "Zijn naam is Naisi en hij behoort tot de beste ridders van de Rode Vleugels, evenals zijn broeders Ainnli en Ardan."
"Ik moet hem zien!" fluisterde Deirdre.
"Dat mag niet. 's Konings toorn zou ons beiden treffen," wierp de min naar waarheid tegen.
Lang kon ze de smeekbede van het meisje echter niet weerstaan. Zij was het zelf die Naisi verzocht te komen en toen ze zag dat er tussen beiden een hartstochtelijke liefde ontbrandde, gaf ze hun een wijze raad: "Vlucht uit Ierland als jullie leven je lief is, anders zal koning Conchobar jullie gewis ombrengen!"
Ze kwamen snel tot een besluit. Nog diezelfde nacht bracht Naisi zijn broers op de hoogte van zijn plan. Ze brachten driemaal 50 krijgers bijeen, driemaal 50 vrouwen, knechten en jachthonden, begaven zich naar de kust en voeren naar Schotland.
Terwijl Naisi met zijn geliefde Deirdre en zijn getrouwen in armzalige hutten aan de Schotse zeekust verbleef en vaak met verlangende blik over de grauwe zee in de richting van het verre vaderland keek, hield koning Conchobar op zijn burcht Emain Macha vrolijke gastmalen.
Tijdens een van deze feesten zei hij tot zijn ridders, juist toen de vrolijkheid een hoogtepunt bereikte: "Het is u bekend dat mijn slot zijns gelijke in de wereld niet kent. Alleen de drie zonen van Usnach versmaden mijn gastvrijheid."
"Die versmaden zij niet, koning," antwoordden de ridders. "Zij zouden graag naar Ulster terugkeren en ook ons zou dat verheugen, want zij waren een sieraad van onze schare Rode Vleugels."
"Zij kunnen terugkeren," zei Conchobar. "Zij mogen zich weer rond mijn tafel scharen en ik zal hun beloven: indien zij aan mijn wil gehoorzamen, zullen zij hun landgoederen terugkrijgen en niemand zal hen een haar krenken..." Zo sprak 's konings mond, maar zijn hart gloeide van haat.
Na het feestmaal riep Conchobar de beroemde Fergus MacRoy en beval hem: "Jij kent de zonen van Usnach het best, ga jij hen opzoeken en deel hun mijn besluit mede. Eén ding echter moet je goed onthouden: zodra jullie in Ierland bij het huis van Barach aan land gaan, moet Naisi zich daar niet laten ophouden, maar onverwijld naar mijn slot komen. Ik wil hem een feestelijk welkom bereiden..."
Fergus doorzag 's konings list niet; hij riep zijn beide zonen, Illan de Schone en Buinni de Rode, en voer met hen naar Schotland.
Onderwijl liet de koning Barach bij zich komen. "Bij jouw huis zal Naisi met zijn mannen aan land gaan. Fergus begeleidt hen," zei de koning. "De zonen van Usnach zullen wel haast hebben, maar Fergus moet je tot elke prijs vasthouden."
Toen Fergus in Schotland aankwam, heerste er vreugde in het kamp van Naisi. Nog groter werd de vreugde toen Fergus Conchobars woorden overbracht. Alleen Deirdre sloeg de schrik om het hart. De afgelopen nacht had ze een merkwaardige droom gehad: er kwamen drie vogels uit de burcht Emain Macha gevlogen die elk drie druppels honing in hun snavel hadden. Bij hun terugkeer naar het slot droegen ze geen honing, maar bloeddruppels mee.
Al klonk Fergus' boodschap zoet in de Ierse oren, wie kon weten wat er werkelijk in de koning omging?
Deirdre hield haar wantrouwen niet voor zich, maar Naisi wilde haar geen geloof schenken. Fergus verklaarde zelfs: "Ik sta voor 's konings woorden in en al zou heel Ierland tegen u opstaan, ik zal u beschermen zolang ik mijn zwaard kan hanteren."
Het meisje zweeg, maar in plaats van zich te verheugen op de thuisreis, trof ze haar voorbereidingen voor de tocht met angst in het hart. En toen de schepen de zeespiegel doorkliefden, staarde ze met betraande ogen naar de verdwijnende kust, als wilde zij de zachtgroene heuvelruggen liefkozen, als wilde zij zich aan de waterval van Kil-Cuan vastklampen, als wilde zij de zon van Glen-Ettiv vaarwel zeggen, als wilde zij nog eenmaal de koekoeksroep boven Glenda-Roy horen.
Nauwelijks waren ze behouden op Ierse bodem geland of Barach kwam hen tegemoet gesneld. "Welkom, Fergus!" riep hij. "Toen ik van jouw opdracht hoorde, dacht ik dat dit een goede gelegenheid zou zijn om je bij mij thuis te nodigen. Kom, de tafel staat gedekt..."
Fergus kleurde van verlegenheid, want het zou tegen de goede zeden indruisen de uitnodiging af te slaan. Maar hij had beloofd de zonen van Usnach naar het koningsslot te begeleiden. Naisi zei echter: "Blijf gerust hier, Fergus, wij kennen immers de weg naar Emain Macha. Kom ons later maar achterna."
Toch aarzelde Fergus nog. Tenslotte nam hij Barachs uitnodiging aan, maar liet zijn beide zonen Illan en Buinni Naisi begeleiden; zo scheidden ze van elkaar.
Nu duurde de reis niet lang meer. Ze herkenden vertrouwde plekjes en ontmoetten oude vrienden. Alleen Deidre vertraagde haar pas en viel zelfs een keer in slaap.
"Sta op, mijn koningin," wekte Naisi haar lachend.
"Ik had al weer een nare droom... Ik droomde dat wij tegen Conchobar moesten vechten, dat Buinni de Rode ons verried en dat Illan in de strijd het leven verloor."
"Ik hecht geen waarde aan zulke dromen. Zoiets kan niet gebeuren," zei Naisi kalmerend en ze liepen verder.
Het was hoogstens nog een uur gaans naar Emain Macha, toen Deirdre voor de laatste maal een waarschuwing liet horen: "Ik droomde dat de koning ons in de Rode Vleugel ontving - in het huis van zijn ridders - en niet in Emain Macha, zoals hij heeft beloofd. Zou dit zo zijn, dan wacht ons verraad en verderf..." Maar de woorden van Deirdre werden met gelach ontvangen. "De Rode Vleugel is toch ons huis, waarom zouden wij daar niet binnengaan?" vroeg Buinni.
Koning Conchobar had het feestmaal inderdaad in de Rode Vleugel laten aanrichten. Aanvankelijk schrokken de thuisreizigers daarvan, maar bij het zien van de vele spijzen en dranken op de tafels haalden ze opgelucht adem. En hoe later het werd hoe luider het gezang in de Rode Vleugel klonk. Alleen de zonen van Usnach dronken niet veel en wachtten af wat de koning zou doen.
In zijn burcht Emain Macha liet de koning de oude min Levarcham roepen. "Loop naar de Rode Vleugel en kijk of Deirdre nog zo schoon is als vroeger," gebood hij haar. Levarcham gehoorzaamde. Nauwelijks had Deirdre haar oude min gezien of ze wierp zich in haar armen. De oude vrouw schudde zorgelijk het hoofd. "Neemt u in acht! Conchobar koestert boze plannen. Emain Macha zit vol gewapende vreemdelingen." Na deze woorden vertrok de min weer. Tegen de koning zei ze dat Deirdre lang niet meer zo schoon was als voorheen. Dat kalmeerde de koning enigszins en misschien had hij zijn duistere plannen wel opgegeven als Trendon, een oude vijand van de zonen van Usnach, niet was komen opdagen.
"Levarcham heeft gelogen. Deirdre moet nog veel schoner geworden zijn," vertelde hij de koning. "Ik ga me er zelf van overtuigen."
In het nachtelijk duister sloop Trendon naar de Rode Vleugel, klom naar een openstaand dakluik en gluurde naar binnen. Deirdre en Naisi speelden juist een partij schaak. Deirdre voelde de blik vol haat die op haar gericht was en toen ze verbleekte, keek ook Naisi op en wierp een schaakstuk door het luik recht in het gezicht van de gluurder. Kreunend viel Trendon op de grond en snelde terug naar de koning. "Levarcham heeft u bedrogen, koning," zei hij, zijn gezicht half bedekkend. "Deirdre is schoner dan ooit; het bewijs daarvoor is dat ik een oog verloor toen ik haar aankeek..."
"Te wapen!" schreeuwde de koning en direct daarop stormden zijn mannen met getrokken zwaard naar de Rode Vleugel.
Maar de eikenhouten wanden weerstonden hun aanval, evenals de goed bewaakte deuren en vensters. Binnen zetten Naisi en Deirdre hun partij schaak voort alsof er niets aan de hand was...
Toen de belegeraars geen succes boekten, beval de koning de Rode Vleugel in brand te steken. Ze droegen droog hout aan en al gauw was alles in een bijtende rook gehuld. "Ik ga naar buiten om het vuur te doven," riep Buinni. Hij trapte inderdaad het brandende hout uit elkaar, maar kwam niet meer terug.
In de Rode Vleugel dacht men aanvankelijk dat de belegeraars hem gedood hadden - maar Fergus' zoon was naar Conchobars zijde overgelopen. Deirdre's droom was dus werkelijkheid geworden; rond de Rode Vleugel werden nieuwe brandhaarden gesticht.
"Ik zal Buinni's verraad vergelden!" riep Illan en stortte zich, zwaard in de vuist, naar buiten. Moedig deelde hij links en rechts zijn slagen uit, ofschoon de overmacht groot was. Het lukte hem de brandhaarden uit te trappen en eer de dood zijn blik versluierde wierp hij - een ware held - zijn wapen naar zijn medestrijders in de Rode Vleugel. Op het groene gras blies hij zijn laatste adem uit.
In de vallende avondschemer kwamen versterkingen voor Conchobar aan. De aanvallen werden nu door Ardan, de jongste der zonen van Usnach, met zijn mannen afgeslagen en zij verijdelden elke poging de Rode Vleugel neer te branden. Na hem nam Ainnli het bevel over en bij het ochtendgloren betrad Naisi het strijdperk. Hij streed dapper en gaf geen duimbreed grond prijs. Nog steeds hoopte hij dat Fergus zou komen om de ontrouwe koning over te halen vrede te sluiten.
Maar er kwam geen hulp en daarom besloten de broeders tijdens een gevechtspauze om de Rode Vleugel op te geven en te trachten onder de beschutting van hun schilden Deirdre in veiligheid te brengen. Ze zouden daar zeker in geslaagd zijn, ware daar niet de koning geweest die de strijd uit de verte had gadegeslagen. Toen hij zag hoe de bloem van zijn strijdmacht in het bloed werd gesmoord, liet hij Cathbad roepen. "Ik zie dat de zonen van Usnach waarlijk dapper zijn," zei hij. "Zij hebben het niet verdiend dat wij hen nog langer bestrijden. Ga en zeg hun dat ze de wapens neerleggen en in vrede kunnen gaan. Ik geef mijn woord dat hun niets zal overkomen."
Cathbad vertrouwde de koning en haastte zich naar het krijgstoneel. "Vrede! Vrede!" riep hij in het gewoel. "De wapens neer! De koning wenst vrede!"
Zwaarden en lansen zonken in het gras en even later stonden de zonen van Usnach ongewapend voor Conchobar. "Bind hen!" riep toen de koning, een duivelse grijns op zijn gelaat. Daarna kwam hij triomfantelijk voor hen staan. "Eindelijk heb ik jullie dan toch te pakken gekregen. En omdat jullie tegen mijn bevelen in gehandeld hebt, laat ik jullie meteen onthoofden!"
Maar niemand was bereid de hand voor de dodelijke slagen op te heffen, tot tenslotte een vreemdeling, Maini de Onbehouwene, naar voren stapte.
Opdat geen der broeders de dood van de anderen zou zien, gaf Naisi de vreemdeling zijn grote zwaard. Daarna bogen de zonen van Usnach dicht tegen elkaar aanstaand het hoofd en de vreselijke kling suisde naar beneden... Deirdre knielde luid jammerend en zich het gouden haar uitrukkend bij de levenloze lichamen: "Ach, waarom hebben jullie mij verlaten? Jullie hebben gevochten als drie koningszonen, hoe onafscheidelijk, hoe teder en hoe trouw zijn jullie geweest, Ainnli, Ardan en Naisi... Jou, Naisi, heb ik gekozen, ik kan niet zonder jou leven... Graaf een graf voor vier - want alleen naast de zonen van Usnach kan ik rustig slapen..."
Na deze woorden zakte Deirdre naast Naisi ineen en blies haar laatste adem uit. Men begroef haar naast de drie broeders. Ter eeuwige nagedachtenis werden hun namen in de grafsteen gebeiteld.
*   *   *
Samenvatting
Een oude Ierse sage.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen