dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het verhaal van het Keizerskanaal


Het Keizerskanaal is een groot kanaal met een lengte van meer dan drieduizend mijl, dat de vlakte in het oostelijke gedeelte van ons land doorsnijdt. Het water in dit kanaal heeft een goudgele kleur en een wat zoete smaak en daarom noemt men het ook wel Suikerwaterkanaal. Waarom heeft het water zo"n goudgele kleur en ook nog eens zo"n zoete smaak? Daarachter schuilt een verhaal.
Lang geleden had ons China een keizer die Sui Yangdi heette. Die Sui Yangdi was door en door verdorven. Omdat hij een reis wilde maken naar het zuiden, vorderde hij schone vrouwen en beroofde hij het volk van zijn schatten, en zonder zich te bekommeren om het lijden van de gewone mensen, liet hij hen een kanaal voor hem graven van het noorden naar het zuiden. Met zijn duizenden en tienduizenden waren ze dag en nacht onophoudelijk voor hem aan het graven, en eerst na jaren van graven was het kanaal voltooid. De mensen die van uitputting waren gestorven waren niet meer te tellen en de mensen zeiden woedend tegen elkaar: "Het water dat door het Keizerskanaal stroomt bestaat uit het bloed en het zweet van de gewone mensen, en de hoge dijken aan weerszijden van het kanaal zijn gevormd uit de beenderen van gewone mensen!"
Toen het kanaal voltooid was, was het water brak en had het een blauwe kleur, zodat binnen een paar jaar de akkers aan weerszijden van het Keizerskanaal waren veranderd in een zoutmoeras overal zag je het blinkend witte zout en de vijf granen wilden er niet meer groeien! Het leven van de gewone mensen werd steeds moeilijker, sommigen kwamen om van de honger, anderen ontvluchtten het gebied en maar enkelen bleven wonen langs het Keizerskanaal, waar ze leefden van de visvangst.
Op een goed moment stond er onder de vissersbevolking een heldin op en dat was een zeventienjarig meisje dat Honglian heette. Honglian had een gezichtje als een lotusblad, zo mooi als je maar wensen kon, en haar glanzende grote ogen leken wel ronde parels die net uit het water kwamen; ze was zo"n goede zwemster dat, hoe hoog ook de golven en hoe heftig de stroom, ze pardoes in het kanaal kon springen om er met een grote vis in haar armen weer uit te komen; zij was goed en onverschrokken van karakter. Dankzij haar goede zwemkunst had ze al wie weet hoeveel goede daden verricht voor de arme mensen langs het Keizerskanaal.
Honglian had een moeilijke jeugd gehad, want ze had al jong haar moeder verloren en ze sleet haar leven samen met haar oude vader die al over de zestig was.
Dat jaar was de visvangst begonnen. Honglian ging elke dag het kanaal op om te vissen. Op een zekere dag overkwam haar iets vreemds. De zon was weggezonken achter de heuvels en aan de hemel werden de sterren uitgehangen. Honglian was moe geworden van het vissen, ze haalde haar leefnet op en wilde naar huis gaan. Ze was nog maar nauwelijks op de oever of er stak een woeste storm op, de golven reikten tot de hemel, maar even later was de storm al weer weggedreven. Toen zag ze op de oever een rood visie. Honglian was opgetogen, ze nam het rode visje op en haastte zich naar huis, waar ze het diertje in een kom deed en tegen haar vader zei: "Vader, kom eens kijken, wat een mooi rood vis je!" Zodra haar vader het zag zei hij verheugd: "Zijn ogen stralen nog helderder dan parels!" Zij wilden net het vis je in een kruik doen, toen het geheel onverwachts tegen hen begon te praten: "Meneer, doe toch een goede daad! Laat me zo snel mogelijk weer vrij! Als dit te lang duurt zal ik sterren!"
De vader zei: "Wat voor een vis ben je en hoe ben je hier terechtgekomen? Vertel ons alles!"
De tranen rolden over de wangen van het rode visie en het zei: "Ik ben de zevende dochter van de drakenkoning Aoguang van de Oostelijke Oceaan. Omdat ik met een oudere broer was gaan zwemmen in de zee kwam ik per ongeluk in het Kei~ zerskanaal terecht. Omdat ik de verboden van mijn vader de koning had overtreden, zond hij de gouden schildpad uit om mij op te brengen en te berechtentoen heb ik me heimelijk verborgen op de oever en ik had nooit gedacht dat ik door uw dochter hierheen meegenomen zou worden."
Toen Honglian dit had gehoord zei ze woedend: "De zevende dochter van de drakenkoning! Alles wat jullie weten te doen is om in de oceaan naar hartelust en willekeur rond te zwerven, van je geluk te genieten en feest te vieren, zonder je te bekommeren om het leed van de gewone mensen! Sui Yangdi heeft het Keizerskanaal laten graven en daardoor wie weet hoeveel goede akkers bedorven en wie weet hoeveel gewone mensen van honger laten omkomen. Sper je ogen maar eens open en kijk naar de beide oevers van het kanaal: waar is het geen zoutmoeras, waar zijn de arme mensen niet vel over been van de honger? Vandaag ben je in onze handen gevallen en ik kan je onder geen voorwaarde zomaar weer laten gaan!"
Het rode visie smeekte in tranen opnieuw: "Honglian, als je me vrijlaat zodat ik kan terugkeren zal ik je alles geven wat je wenst!"
Honglian zei: "Het water van het Keizerskanaal is brak en in de zoutmoerassen langs de beide oevers wil geen graan meer groeien. Als jij het water in het kanaal zoet kunt maken zodat de mensen graan kunnen verbouwen en te eten hebben, zal ik jou vrijlaten om terug te keren naar de Oostelijke Oceaan!"
Het rode visie zei: "Meen je dat? Je mag me niet bedriegen!" Honglian zei: "Je hoeft alleen het water van het kanaal maar zoet te maken, dan laat ik je onmiddellijk vrij!"
Het rode visje zei: "Dit kanaal ressorteert onder de drakenkoning van de zee. Als je het water van dit kanaal zoet wilt maken, moet je de drakenparel stelen uit de bek van de kleine gele draak, de dertiende zoon van de drakenkoning Di"ao. Maar het is niet eenvoudig die drakenparel te stelen! Je moet een meisje weten te vinden dat zowel moedig als sterk is, en ze.moet proviand meenemen voor zeven maal zeven is negenenveertig dagen en hiervandaan naar de Oostelijke Oceaan gaan. Aan de westelijke oever van de Oostelijke Oceaan verrijst een hoge berg en aan de voet van de berg ligt de Geelwaterbron: zodra je het water van de Geelwaterbron hebt gedronken ben je in staat af te dalen in de zee. Nadat je bent afgedaald in de zee moet je eerst de oude drakenmoeder zoeken..." Toen het rode visje tot hier gesproken had, zei het opeens smekend: "Honglian, laat me toch meteen vrij!"
Honglian vroeg: "Kun je ons helpen de oude drakenmoeder te vinden?" Het rode visje zei: "De oude drakenmoeder is mijn grootmoeder. Als je een rode schub van mijn lichaam afneemt en die de hele weg niet verliest, dan zal mijn grootmoeder je helpen als ze die ziet!"
Nadat Honglian de woorden van het rode visie had gehoord, nam ze een rode schub en daarop liet ze het rode visie,vrij in het kanaal.
Binnen de kortste keren hadden alle mensen langs beide zijden van het Keizerskanaal het over deze zaak. Iedereen besprak wie er in staat zou zijn om in de Oostelijke Oceaan de drakenparel te stelen. Er waren wel enige tientallen meisjes die elkaar de eer betwistten om te mogen gaan. Maar Honglian zag dat van al die meisjes er geen zo sterk en moedig was als zijzelf, en daarom zei zij tot haar dorpsgenoten: "Beste dorpsgenoten, als ik daardoor het water van het Keizerskanaal zoet kan maken zodat we met zijn allen een goed leven kunnen leiden, zal ik, Honglian, niet vrezen om over duizend bergen en tienduizend rivieren te trekken en mijn leven te wagen, en ik zal afdalen in de Oosteliike Oceaan om de drakenparel mee terug te brengen!"
Die dag nam Honglian, voorzien van proviand voor zeven maal zeven is negenenveertig dagen en van de rode schub die het rode visie haar had gegeven, afscheid van haar oude vader en wilde vertrekken. Voor de deur van het huis van Honglian bleken de gewone mensen van beide zijden van het Keizerskanaal samengestroomd te zijn om haar uitgeleide te doen. Honglian zei: "Ooms en tantes, op de zeven maal zeven is negenenveertigste dag kom ik terug en dan zullen jullie zoet water drinken en jullie land met zoet water bevloeien." Terwijl de tranen over hun wangen liepen zeiden de dorpsgenoten als uit één mond: "Honglian, op de zeven maal zeven is negenenveertigste dag zullen we jou met muziek van gong en trom dertig mijlen tegemoet gaan om je terugkomst te vieren!"
Nadat Honglian afscheid had genomen van haar dorpsgenoten, begaf ze zich op weg. Met opgeheven hoofd en ferme tred ging ze in de richting van de Oostelijke Oceaan. Ze liep maar en ze liep maar en nadat ze wie weet hoeveel dagen had gelopen stuitte ze op een grote berg die haar de weg versperde. Rondom de voet van de berg zocht ze nauwlettend naar de Geelwaterbron maar linksom zoekend vond ze hem niet en rechtsom zoekend vond ze hem evenmin. De schoenen aan haar voeten had ze versleten en de zolen van haar voeten had ze stukgelopen maar de pijn verbijtend bleef ze zoeken. Toen ze de hele berg had afgezocht had ze de bron nog steeds niet gevonden. Ze was werkelijk uitgeput en ze ging zitten op een groot, zwart rotsblok om uit te rusten. Nauwelijks zat ze of ze viel in een diepe slaap. Terwijl ze zo zat te slapen, hoorde ze opeens een geluid. Toen ze haar ogen opensperde en aandachtig luisterde, bleek dat het geluid van stromend water onder het rotsblok te zijn. Ze dacht: Zou de Geelwaterbron zich onder deze rots bevinden? Ze strekte haar armen en ging aan het graven onder het rotsblok. Nauwelijks had ze een paar handenvol kiezels en grind weggegraven of klokkend kwam het goudkleurige water naar buiten gutsen. Honglian was zo blij dat ze dadelijk neerhurkte en twee slokken water dronk. Maar door die twee slokken water stond Honglians lichaam meteen in brand, de vlammen sloegen haar uit. Zonder verder op iets anders acht te slaan rende ze zo snel ze kon oostwaarts. Terwijl ze zo rende, woei plotseling over de berghelling een storm haar tegen en een woeste tijger, zijn muil wijd opengesperd, sprong meteen daarna op haar toe. Honglian ontweek de tijger door een snelle beweging, greep hem bij zijn staart, en zette zich met een sprong op zijn rug. Nauwelijks zat ze op de rug van de tijger of het lijf van de tijger stond in lichterlaaie zodat het beest met zijn staart recht overeind en voortdurend luid brullend vliegensvlug naar de Oostelijke Oceaan rende. Honglian hoorde alleen maar de wind langs haar oren suizen en voor ze er erg in had was ze aangekomen bij de Oostelijke Oceaan. De tijger sprong pardoes in het water en wierp daarbij Honglian van zijn rug. Toen Honglian haar ogen opende en keek, bleek het groene zeewater van alle zijden rondom haar heen voort te rollen, maar van de tijger was geen spoor meer te bekennen. De schub in haar tas verspreidde nu een rood schijnsel en wees haar de weg.
Het rode schijnsel volgend liep Honglian door de golven de diepten van de zee in. En terwijl ze zo liep, verscheen voor haar een roze paleisje, en naast dat paleisje waren twee drakenmeisjes bezig een zwaarddans uit te voeren. Honglian liep op hen toe en vroeg: "Woont hier misschien de oude drakenmoeder?" Toen de beide drakenmeisjes opeens een mens hoorden spreken, schrokken ze geweldig, ze draaiden zich om en zonder te vragen hoe of wat sloegen ze toe met hun zwaarden. Maar zonder de minste vrees ging Honglian met haar vuisten het gevecht aan. Op datzelfde moment werd achter hen geroepen: 'stop!" Honglian keek om en een oude vrouw met zilvergrijs haar kwam glimlachend op haar toelopen. Vol genegenheid zei de oude vrouw: "Jij bent Honglian van het Keizerskanaal!" Honglian bedacht dat dit de drakenmoeder moest zijn en antwoordde: "Ik ben inderdaad Honglian van het Keizerskanaal!" De oude drakenmoeder nam Honglian bij de hand en zei: "Hoe kan ik je danken voor het redden van mijn kleindochter?" A1 sprekend leidde ze Honglian een paleis binnen met rood geglazuurde dakpannen. De oude drakenmoeder zei: "Meisje, jij vreest geen moeite en je hebt moed: je bent van de goede soort! Maar het is heel gevaarliik om de drakenparel te stelen. Je bent echter op het goede moment gekomen: de oude drakenkoning is juist afwezig, dus je moet onmiddellijk op weg gaan. Als je hiervandaan in zuidelijke richting gaat, kom je na de derde drakenpoort bij een groot goudkleurig paleis, en in de derde paleishal heb je zevenenzeventig grote drakevijvers met in iedere vijver één draak. Deze draken zijn de heersers over rivieren en stromen. Je hebt ze in alle kleuren. Als je telt van het noorden naar het zuiden, dan is de dertiende een gele draak en deze draak houdt in zijn bek een gele parel. Jij gaat daarheen en gehurkt bij de drakenvijver houd jij je verborgen. Zo gauw je maar merkt dat die draak zo diep slaapt dat hij snurkt, steek jij je hand uit en grist die parel weg. Maar onthoud heel goed: je mag hem niet wakker laten schrikken! Als je hem wel zou wekken is het niet alleen met jouw leven gedaan, maar zal ook ik door onheil worden bezocht..."
Toen Honglian haar tot hier toe had aangehoord wilde ze meteen vertrekken maar de oude drakenmoeder hield haar tegen en zei: "Zodra je die parel hebt gestolen moet je hem in je mond nemen. Wanneer je de zee verlaten hebt zal het water van het Keizerskanaal zoet worden zodra je deze parel in het water werpt. Maar onthoud heel goed: slik de parel niet in, want als je de parel inslikt zul jij ook veranderen in een draak..."
Nadat Honglian de oude drakenmoeder had bedankt, haastte ze zich voort in zuidelijke richting. Honglian liep stevig door en al spoedig was ze aangekomen bij de eerste drakenpoort. Een forse schildpad met een paar grote ijzeren strijdhamers in zijn handen versperde de doorgang. Honglian waagde het niet een woord te zeggen, maar eerst wees ze met een vinger naar het paleis van de oude drakenmoeder en daarna wees ze op haar eigen tas met het schitterende schubbelicht, waarop de schildpad haar doorliet. Bij de tweede drakenpoort waren twee draken met een breed kromzwaard aan het spelen en Honglian nam hen oplettend waar om na een tijdje plat voorover op de grond onder hen door naar binnen te kruipen. Nu kwam ze bij de derde drakenpoort, die bewaakt werd door een hele meute kreeftsoldaten en krabofficieren. Zodra Honglian hen zag, begreep ze dat ze daar niet langs kon komen en er zat voor haar niets anders op dan heel ver van de derde drakenpoort te blijven staan. Maar plotseling hoorde ze dat er werd geroepen: "Wie staat daar voor de poort?" Honglian begreep dat dat niets goeds betekende en verborg zich onder een groot rotsblok aan de kant van de weg. Een kleine draak en een grote kreeft holden zwaar hijgend en puffend langs en ze hoorde de kleine draak verbaasd zeggen: "Zojuist zagen we hier toch nog iemand staan? Hoe kan die opeens spoorloos verdwenen zijn?" De grote kreeft zei: "Misschien heeft hij zich wel verborgen onder dat grote rotsblok!"
A1 pratend holden die twee weer terug. Honglian wachtte niet tot ze dichterbij waren gekomen maar verborg zich snel onder een waterstruik. De grote kreeft porde met zijn lans onder het rotsblok en zei: "Je hebt je misschien wel vergist!" De kleine draak zei: "Ik had mijn ogen wijd open, ik heb me echt niet vergist!" - "Toe dan maar! Er zijn zoveel soldaten en officieren in het paleis, het kan iedereen wel zijn geweest." Al schreeuwend liepen de twee weer weg.
Honglian wierp nog eens voorzichtig een blik op de derde poort, die nog steeds uiterst streng werd bewaakt door de soldaten zodat ze zich alleen maar onder de waterstruik verborgen kon blijven houden. Maar op dat moment zag ze door de tweede poort een hele groep drakenmeisjes komen, die een prinses vergezelden. Ze begreep nu dat haar kans was gekomen en toen de drakenmeisjes langs haar liepen, sloot ze zich bij hen aan en ging zo de derde poort binnen.
Achter de derde drakenpoort lag een siertuin van kristal en de drakenmeisjes en de prinses holden de tuin in. Honglian hield zich schuìl onder een narcis, en zodra ze zag dat de drakenmeisjes zich ver verwijderd hadden, holde ze naar de geelgouden paleishallen. Toen zij daarvoor stond en in de eerste paleishal keek, zag ze enkele tientallen draken, de muil wijd geopend, wolken damp uitblazen. Vervolgens wierp zij een blik in de tweede hal, waar heel wat draken rondspartelden in hun drakenvijvers en luid brulden. Honglian koesterde niet de minste angst, ze had de woorden van de oude drakenmoeder goed onthouden en holde rechtdoor naar de derde paleishal. De treden naar het platform waarop de paleishal was gebouwd waren van kristal dat, vlak en glad, je verblindde door de schittering. Honglian luisterde, maar hoorde in de derde paleishal niet de geringste beweging. Toen ze de deur openduwde zag ze echter verscheidene draken juist hun ruggen krommen en hun staarten zwiepen zodat ze onmogelijk naar binnen kon gaan. Terwijl ze daar besluiteloos stond, zag ze opeens een grote witte draak recht op de deur afkomer~. Honglian besefte dat ze zich nergens kon verbergen en ze liep terug naar de tweede paleishal. Toen de witte draak bij de deur kwam, sprong hii het water in en was verdwenen.
Honglian ging weer naar de derde paleishal en toen ze voor de tweede keer de deur van de hal openduwde, lagen alle draken in hun drakenvijver plat op hun buik damp uit te snuiven. Ze durfde niet langer te talmen en onder de bodem van de drakenvijvers door kroop ze al tellend verder totdat ze onder de bodem van de dertiende drakenvijver was aangekomen. Toen ze in de drakenvijver boven haar niet de geringste beweging hoorde, klauterde ze weer snel naar boven. Daar zag ze een heel grote draak zeewater opzuigen. Honglian hield met beide handensie zuil van de drakenvijver stevig omklemd en wachtte geduldig. Na een lange tijd hoorde ze de gele draak snurken. Ze kwam stilletjes dichterbij en zag dat de gele draak inderdaad met wijd open muil lag te slapen, en in de bek van de draak lag een heldergele parel die een gouden licht uitstraalde. Honglian was opgetogen, en voorzichtig stak ze haar hand in de bek van de gele draak. Toen zij de parel er voorzichtig uithaalde, begon de gele draak plotseling woedend te brullen, en meteen stak hij zijn staart op en draaide zich om. Honglian deed snel de gestolen parel in haar mond, maakte rechtsomkeert en holde de derde paleishal uit. De gele draak zette razend en tierend de achtervolging in maar omdat hij de parel niet meer in zijn bek had, was hij niet opgewassen tegen de weerstand van het water en hoe hard hij het water ook liet spatteren, hij kon haar niet meer inhalen.
Lopend over de golven op de zee bereikte Honglian al spoedig de oever. Nu ze de parel in de mond hield voelde ze geen dorst en honger meer en droegen haar voeten haar eens zo snel, zodat ze spoedig thuis zou zijn. Haar dorpsgenoten waren haar al met muziek van gong en trom dertig mijl tegemoet gekomen om haar terugkomst te vieren.
Toen Honglian haar dorpsgenoten zag, vergat ze van blijdschap de drakenparel die ze in haar mond droeg, en ze had haar mond nog niet opengedaan om iets te zeggen of ze had de drakenparel ingeslikt. Terstond herinnerde Honglian zich de woorden van de oude drakenmoeder: als ze de drakenparel zou inslikken zou ze veranderen in een draak. En zonder enige aarzeling ging ze voor haar dorpsgenoten staan en zei: "Dorpsgenoten, ik heb de drakenparel gestolen uit de Oostelijke Oceaan maar nu zal ook ik veranderen in een draak en het brakke water van het Keizerskanaal zal veranderen in zoet."
Toen ze was uitgesproken trok ze haar oude vader naar zich toe en zei: "Vader, zeg tegen de dorpsgenoten aan beide zijden van het Keizerskanaal dat ik beslist het door hen in mij gestelde vertrouwen niet zal beschamen en de zoutmoerassen aan beide zijden van het Keizerskanaal zal veranderen in goede akkers!"
Toen Honglian tot hier geproken had, verschroeide de drakenparel haar al zozeer dat de vlammen haar uit het hart sloegen en zij het niet langer kon uithouden. Ze nam afscheid van de dorpsgenoten en holde naar het Keizerskanaal. Nadat zij, staande op de oever van het Keizerskanaal, nog eenmaal had gezwaaid, dook zij het water in. In een oogwenk stak een grote storm op en men zag een gele draak de kop verheffen uit het water om klaterend geel water in het kanaal te spuiten drie volle dagen en nachten bleef hij spuiten en toen al het water van het kanaal geel was geworden, verdween de gele draak.
Sindsdien is het water van het Keizerskanaal goudkleurig en is het brakke water zoet. Telkens wanneer de gewone menN sen langs beide oevers van het Keizerskanaal het o zo zoete water uit het Keizerskanaal drinken of wanneer ze het gebruiken voor het bevloeien van hun akkers, zullen ze zich Honglian herinneren.
Tot op de dag van vandaag wordt dit verhaal op beide oevers van het kanaal overgeleverd.
*   *   *
Samenvatting
Waarom het Keizerskanaal zoet en geel is. In dit Chinese verhaal wordt verteld hoe het komt dat het water van een van de oudste en beroemste kanalen zoet water bevat. Een draak en zijn dochter spelen hierbij een belangrijke rol.
Toelichting
Het eerste Keizerskanaal, dat de toenmalige hoofdstad Luoyang onder gebruikmaking van vele reeds bestaande waterwegen met Yangzhou verbond, werd aangelegd tijdens de regering van keizer Yangdi van de Sui-dynastie (589-618). Het huidige Keizerskanaal, dat Peking in het noorden verbindt met Hanchow in het zuiden, werd aangelegd in het begin van de veertiende eeuw.
'Het verhaal van het Keizerskanaal' is een modern volkssprookje uit de provincie Hebei. Het werd opgetekend en bewerkt door Li Zeyou. Uit: 'Volkssprookjes (Minjian tonghua gushi ji)' onder redactie van Dong Sen, Peking, Beijing chubanshe, 1979, pp. 143-151.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen