dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het verlies van verdriet


Eens werd de Bodhisattva geboren in het huis van een landeigenaar. Knaap Sujata noemden ze hem. Toen hij al een grote jongen was, stierf zijn grootvader.
Het verlies van verdrietSujata's vader, na de dood van zijn vader overmand door verdriet, haalde de beenderen van de verbrandingsplaats. Hij richtte in zijn eigen park een lemen grafheuvel op en na de beenderen daar begraven te hebben tooide hij telkens als hij daar kwam de grafheuvel met bloemen.
Niet bij machte zijn gedachten te verzetten jammerde hij, hij baadde niet en wreef zich niet in met oliën, hij at niet en behartigde zijn zaken niet. Hem aanziende dacht de Bodhisattva: "Mijn vader wordt sinds de dood van m'n grootvader gekweld door verdriet. Ik ben de enige die hem daarvan kan genezen, ik zal hem met een list van zijn verdriet verlossen."
Toen hij buiten de stad een dode koe zag liggen, haalde hij gras en drinkwater, legde dat de koe voor en zei: "Eet, eet! Drink, drink!" Voorbijgangers die hem zagen, zeiden: "Beste Sujata, ben je niet goed wijs, je geeft gras en water aan een dode koe!" Hij zei geen woord terug. Daarop gingen die mensen naar zijn vader en zeiden: "Je zoon is gek geworden, hij geeft gras en water aan een dode koe." Toen hem dat bericht werd, verdween het verdriet van de landeigenaar om zijn vader en rees er bezorgdheid over zijn zoon. Hij snelde toe en zei: "Lieve Sujata, ben je niet bij je verstand, waarom geef je gras en water aan een dode koe?" en hij sprak twee verzen:
"Waarom dan toch maai je haastig het groene gras af,
Momp'lend: eet, eet, tegen een oude koe
waaruit het leven geweken is?
Want door geen voedsel of drank
kan een dode koe zich verheffen
En je praat vergeefs tegen haar - zó dom ben jij!"
Daarop antwoordde de Bodhisattva met de verzen:
"Zoals vroeger is daar nog het hoofd,
zijn er de voor- en achterpoten en de staart,
En zijn daar nog de oren: me dunkt - de koe kan opstaan!
Van mijn grootvader is geen hoofd,
zijn geen handen en voeten meer te zien -
Gij, die jammert op een lemen grafheuvel - zijt gij niet dom?"
Dit horende dacht de vader van de Bodhisattva: "Mijn zoon is wijs, hij weet de juiste houding ten opzichte van deze wereld en de wereld van de overzijde - om mij tot rede te brengen haalde hij dit stukje uit!" En hij zei: "Lieve, verstandige Sujata, ik begrijp nu dat al wat ontstaan is ook voorbijgaat, van nu af aan zal ik niet meer treuren. Iemand als jij mag met recht heten: een zoon die zijn vaders verdriet wegneemt!" En daarop zong hij zijn zoons lof:
"Waarlijk, mij die brandde gelijk een met botervet begoten vuur
Als met water besprenkelend, doofde je heel mijn verdriet.
Waarlijk, de pijl, die in mijn hart was gestoken, trok je uit,
Jij die mij, toen ik boordevol verdriet was,
van het verdriet om de vader genas.
Nu de pijl is verwijderd, ben ik vrij van verdriet en zorgeloos,
Ik treur noch jammer meer, naar jou luisterend, knaap.
Zo handelen wijzen, die vol mededogen zijn,
Zij helpen anderen af van verdriet, zoals Sujata zijn vader."
*   *   *
Samenvatting
Een boeddhistisch verhaal over treuren om vergankelijkheid. In een vorig leven is de Boeddha de zoon van een landeigenaar. Wanneer zijn grootvader overlijdt is zijn vader ontroostbaar van verdriet; hij rouwt en blijft treuren en brengt dagelijks bloemen naar het graf. De jongen helpt zijn vader van zijn verdriet af door te laten zien dat het onverstandig is te treuren om de vergankelijkheid van het leven.
Toelichting
Een verhaal over verdriet, pijn, rouw en rouwverwerking. Volgens de boeddhisten is het lijden inherent aan het leven; de kunst is dit existentiële lijden te overwinnen door o.a. meditatie en het juiste inzicht ten aanzien van de vergankelijkheid. Alles ontstaat en vergaat en met te zeer gehecht zijn aan (in dit geval) een overledene, houd je je eigen lijden in stand en geef je voedsel aan je eigen verdriet. In dit verhaal komt dat zelfs letterlijk naar voren, omdat de Boeddha een dode koe probeert te voeren.
Dit verhaal komt uit de boeddhistische Pali-canon; de boeddhistische 'bijbel' waarin de leer van de Boeddha geschreven staat. Dit canon is zeven keer zo omvangrijk als onze bijbel. Het geheel wordt 'tipitaka' genoemd ('drie korven'). Het eerste 'pitaka' (korf) handelt in hoofdzaak over de kloosterdiscipline; het tweede over de 'dharma' (de Leer), die gepresenteerd wordt in leerreden; het derde bevat psychologische en filosofische vertogen, waarin een systematische analyse van de 'dharma' wordt gegeven.
De tweede 'pitaka' (het 'suttapitaka' - sutta = leer) bestaat uit vijf verzamelingen. Tot één daarvan behoren de zogenaamde 'jataka's'. 'Jataka' betekent letterlijk 'geboorteverhaal'. Formeel verhaalt elk jataka een episode uit een vroeger leven van de Boeddha, toen deze nog de Bodhisattva was. Een Bodhisattva is een wezen dat is voorbestemd om een Boeddha te worden. Bodhisattva is in dit verhaal (en alle andere jataka's) de benaming voor een vroegere gedaante van de historische Boeddha, die geleefd heeft in de zesde eeuw voor Christus en in het noordoosten van India geboren werd als prins Siddhartha Gautama. Dit verhaal is 'jataka' nummer 352 (in totaal zijn er 547). Zie ook De haat van de hater, Het timmermanszwijntje en De aap en de krokodil.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen