dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het ware geloof


Dankzij zijn onverschrokkenheid was Saladin, niettegenstaande zijn bescheiden afkomst, niet alleen Sultan van Babylonië geworden, maar had hij ook ettelijke overwinningen behaald op islamitische en christelijke vorsten. Door de talrijke oorlogen en luisterrijke ondernemingen was zijn schatkist echter tot op de bodem leeg geraakt, en wegens een paar onverwachte tegenslagen had hij dringend nieuwe fondsen nodig. Toen hij niet meer wist waar hij die zo gauw vandaan moest halen, schoot hem plotseling de naam te binnen van Melchizedek, een rijke jood die in Alexandrië woeker dreef en die - als hij dat zou willen - ongetwijfeld in staat was om zijn nood te helpen lenigen. Maar deze jood was zo gierig dat hij dat vast en zeker nooit uit eigen beweging zou doen, en dwang wilde Saladin niet gebruiken. Dus zon hij, omdat de nood drong, op een middel om de jood naar zijn hand te zetten en daarbij zijn afpersing een schijn van redelijkheid te geven.
Nadat hij hem had ontboden en hem zeer hartelijk had ontvangen, nodigde hij hem uit te gaan zitten en sprak: "Mijn beste, ik heb van verschillende mensen gehoord dat jij een zeer verstandig man bent, en dat je vooral erg beslagen bent in godsdienstzaken. En daarom zou ik graag van je vernemen welk geloof volgens jou het ware is: het joodse, het islamitische of het christelijke."
De jood, die inderdaad niet van de domsten was, had maar al te goed door dat Saladin het erop aanlegde, hem in zijn eigen woorden te strikken om dan iets van hem los te kunnen krijgen. En hij besefte ook dat het er niet op aankwam, welke van de drie godsdiensten hij zou aanwijzen: Saladin zou toch steeds zijn doel bereiken. De dwingende behoefte aan een ontwijkend antwoord scherpte echter zijn verstand en gaf hem snel de gepaste woorden in: "Heer, u hebt mij een bijzonder boeiende vraag gesteld, die ik alleen maar kan beantwoorden in de vorm van een parabel. Als mijn geheugen me niet in de steek laat, hoorde ik eertijds vertellen over een rijk en machtig man, die een schat aan kostbare juwelen bezat, waaronder een schitterende en uiterst waardevolle ring. Om de schoonheid en kostbaarheid van dit kleinood nog meer luister bij te zetten en het eeuwig voor zijn nageslacht te bewaren, beschikte hij dat die zoon in wiens bezit de door hem nagelaten ring zou worden gevonden, als zijn erfgenaam moest worden beschouwd en door de anderen als hun meester moest worden geëerd.
De zoon aan wie de ring te beurt viel, gaf zijn nakomelingen dezelfde onderrichtingen, en zo deden ook de zonen van zijn zonen. Kortom, de ring ging van erfgenaam op erfgenaam over, vele geslachten lang, tot hij in het bezit kwam van een nazaat met drie zonen, die alle drie even knap, rechtgeaard en gehoorzaam waren, en die hij alle drie even liefhad. De jongelingen, die wisten wat het betekende de ring te bezitten, hoopten ieder voor zich als enige te worden uitverkoren. Ze benaderden elk afzonderlijk hun hoogbejaarde vader en smeekten hem, ieder op zijn eigen manier, de ring als erfenis te mogen ontvangen.
De brave man, die voor alle drie een even diepe genegenheid koesterde en om de keur niet van de balk wilde vallen, beloofde uiteindelijk ieder apart de ring en stond dan ook voor de moeilijke taak, die belofte waar te maken. In het geheim liet hij door een ervaren goudsmid twee ringen bijmaken, die zo volmaakt op de oorspronkelijke leken dat hij ze zelf nog nauwelijks van elkaar kon onderscheiden. Op zijn doodsbed riep hij zijn zonen één voor één bij zich en schonk aan elk afzonderlijk de zo begeerde ring.
Toen na de dood van hun vader ieder van deze zonen zijn aanspraken op de nalatenschap en de eer wilde laten gelden, en de ene daarbij geen duimbreed aan de andere toegaf, haalden ze ten slotte alle drie als bewijs hun ring te voorschijn. En doordat de ringen zo volmaakt op elkaar leken dat geen mens er nog de oorspronkelijke kon uithalen, is de vraag wie de ware erfgenaam van de vader was tot op heden onopgelost gebleven.
En dit geldt ook, Heer, voor de drie wetten die God de Vader aan de drie volkeren gaf, en waarover u mijn mening vroeg: ieder volk is er heilig van overtuigd dat het Zijn nalatenschap geërfd heeft en dus volgens Zijn wet en Zijn geboden leeft. Maar wie het uiteindelijk bij het rechte eind heeft, blijft, zoals bij de ringen, een open vraag."
Saladin moest toegeven dat de jood de strik die hij hem gespannen had, schitterend had weten te ontwijken. Daarom besloot hij open kaart te spelen en maar af te wachten of Melchizedek bereid was om hem te helpen. En hij verheelde daarbij niet wat zijn bedoeling was geweest, als hij niet zo'n ontwapenend antwoord op zijn vraag had gekregen.
Melchizedek leende hem zonder enig probleem het hele bedrag. Saladin loste later zijn schuld voorbeeldig af en bedacht zijn geldschieter bovendien met prachtige geschenken. Hij bezorgde hem een belangrijke en eervolle positie aan zijn hof, en zij bleven voor de rest van hun leven trouwe vrienden.
*   *   *
Samenvatting
Een parabel over of islam, jodendom of christendom het ware geloof is. De jood Melchizedek vertelt aan Saladin een parabel wanneer deze hem vraagt welk geloof het ware geloof is: het joodse, christelijke of islamitische. Op deze manier ontsnapt de jood aan een valstrik die de sultan hem gespannen had.
Toelichting
Derde verhaal van de eerste dag uit de Decamerone van Boccaccio.
De Decamerone (ook wel 'Decameron') is een verhalencyclus van de Italiaanse schrijver Giovanni Boccaccio. De titel is Italiaans voor 'boek der tien dagen'. De cyclus omvat 100 verhalen die tien gasten op een landgoed buiten Florence elkaar tijdens de pestepidemie van 1348 vertellen. Door deze situering is het werk een raamvertelling. Het boek werd voltooid in 1353.
De thema's zijn veelal aan andere (oudere Italiaanse, Franse en Latijnse) bronnen ontleend. Nieuw is wel de uit de realiteit geputte, krachtige psychologie van de vroege Renaissance en de zinnelijke uitbeelding van alle denkbare menselijke hartstochten, gebreken en dwaasheden. Men spreekt dan ook wel van de 'menselijke' komedie tegenover de 'goddelijke' van Dante.
Verhalen uit de Decamerone verschenen later ook in een andere beroemde raamvertelling: de Canterbury Tales van Geoffrey Chaucer, hoewel niet bekend is of Chaucer op de hoogte was van dit werk.
In de loop van de geschiedenis kreeg het werk met tegenstand te maken. Zo werd het in 1497 door Girolamo Savonarola verbrand omdat het onzedelijk zou zijn. Ook de kerk was niet altijd blij met het boek, niet zozeer vanwege de vrijmoedigheid alleen, maar vooral om de manier waarop kerkelijke prelaten werden beschreven. Het boek kreeg daardoor ook bewerkte en gekuiste versies. Tot in de 20e eeuw heeft de Decamerone met dit soort tegenstand te kampen gehad. Het is niet verwonderlijk dat dit alleen maar heeft bijgedragen aan de populariteit van het werk.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen