Kantjil, de krokodil en de tijger
Op een dag wilde Kantjil een rivier oversteken. Tevergeefs had hij al geruime tijd rondgelopen, zinnend op een middel om aan de overkant te komen, tot hij eindelijk in de verte een krokodil zag drijven. Hij ging erheen en zei: "Dag vriend krokodil! Zeg, ik geloof dat ons geslacht talrijker is dan het uwe." - "Hoe komt u daarbij?" antwoordde de krokodil, die zich verbaasde over zo'n brutaliteit. "Ik denk dat het onze veel talrijker is." - "Nee hoor," hield Kantjil vol. "Het onze!"
Nu begon de krokodil zich boos te maken en hij dacht erover om het brutale dwerghert op te peuzelen. Dan was hij meteen van het gezeur af. "En toch is het onze talrijker, vriend!" riep de krokodil en hij liet zijn blinkende tanden zien, maar Kantjil was daar helemaal niet van onder de indruk. "Nu dan," sprak het dwerghert, "indien uw geslacht werkelijk veel talrijker is dan het mijne, kom dan met u allen hier bij elkaar, zodat ik het kan nagaan, want ik kan het nog steeds niet geloven. Volgens mij zijn er toch meer dwergherten."
"Goed!" riep de krokodil. "Ik zal alle krokodillen bij elkaar roepen en dan zul je het zelf zien dat wij met meer zijn." Hij dook onder en na enige tijd kwam hij weer boven met al zijn makkers. "Zo," riep het dwerghert, "nu zal ik u eerst tellen. Ga maar in een rij liggen van hier tot aan de overkant!" En de krokodillen deden wat Kantjil zei. Toen ze zich zij aan zij hadden geschaard van de ene oever tot de andere, sprak Kantjil: "Nu zal ik u gaan tellen." - "Best," zeiden de krokodillen en ze bleven doodstil liggen terwijl hun hart heftig klopte van nieuwsgierigheid.
"Eén... twee... drie... vier... vijf... zes... zeven!" zei Kantjil en hij was aan de overkant. "Ha, krokodillen!" riep hij. "Het was helemaal niet mijn bedoeling om jullie te tellen. Ik moest aan de overkant zijn! Bedankt voor jullie hulp!" En lachend huppelde hij weg, terwijl de krokodillen hem nariepen: "Pas jij maar op, vriendje! Zodra je bij de waterkant komt ben je er geweest!"
Niet lang daarna gebeurde het dat Kantjil dorst kreeg en naar de waterkant afdaalde. Hij had nog geen slok genomen of een krokodil had zijn poot beet. "Nu heb ik je, Kantjil!" riep hij. "Zeg, vriend!" zei het dwerghert. "Je wordt bijziend, geloof ik, want je hebt mijn stok te pakken, niet mijn poot." Grommend liet de krokodil los en Kantjil sprong vrolijk weg. De krokodil bleef echter op een middel zinnen om het dwerghert te doden. Op een dag klom hij op de oever en bleef doodstil zitten, zodat het net leek of hij een boomstam was. Op een van zijn tochten kwam Kantjil in de nabijheid van de krokodil. Kantjil zag de boomstam liggen en omdat hij het niet helemaal vertrouwde zei hij: "Indien u een boomstam bent, keer u dan om; indien u een krokodil bent, blijf dan liggen!"
En de boomstam keerde zich om. Toen Kantjil dat zag, maakte hij dat hij wegkwam, terwijl hij de krokodil toeriep: "Een boomstam kan zich niet omkeren, domme krokodil!" De krokodil zon weer op een list; hij ging op zijn achterpoten staan en verroerde geen vin, zodat hij net een dode boom leek. Kantjil, die aan het ronddwalen was, ontmoette hem en toen hij merkte dat de krokodil zich als een boomstam wilde voordoen, zei hij: "Hé, wat is dat? Een boom of een krokodil? Als u een boom bent, keer u dan om, als u een krokodil bent, blijf dan staan!" De boom draaide zich om en Kantjil sprong weg, terwijl hij riep: "Je bent geen boom, je bent een krokodil!"
Nu was de krokodil wel heel erg boos op Kantjil en hij wilde niets liever dan de onverlaat verscheuren. Hij zocht een goede plek in het woud, waarvan hij wist dat Kantjil er graag kwam, en maakte daar een nest, dat eruit moest zien als een varkensleger. Toen Kantjil op een dag weer uit wandelen ging, kwam hij bij het nest en zag dat er een klein stukje van een krokodillenstaart uitstak. Hij begreep dat de krokodil hem in de val wilde lokken en verwijderde zich. Nadat hij een eind had afgelegd, kwam hij een tijger tegen, die op zoek was naar een lekker hapje. Om zich te redden zei Kantjil: "Hallo, vriend tijger! Ik weet waar u een heerlijke maaltijd kunt verschalken. Iets verder hier vandaan ligt een vet varken op u te wachten." - "Zeg mij waar, vriend," zei de tijger gretig. "Want dat lust ik zeker wel!" En Kantjil wees hem de weg naar het varkensleger. De tijger haastte zich ernaartoe, want hij had een geweldige trek gekregen, en besprong het. De krokodil schrok zich wild en sprong op om zich te verdedigen. Ze vochten zo hard dat de kluiten aarde ervan in het rond vlogen en toen ze er genoeg van hadden, staakten ze dodelijk vermoeid de strijd.
Kantjil had er ondertussen wel voor gezorgd dat hij zich op een veilige afstand bevond; hij was ver het woud ingevlucht, maar de tijger was woedend en ging op zoek naar het dwerghert, want de schande dat hij zo was beetgenomen door Kantjil kon hij niet verdragen. Na lang en lang zoeken vond hij het dwerghert, dat bij een lesoeh-boom stond, die rijkelijk vrucht droeg. Toen de tijger genaderd was, sprak hij: "Je bent een kind des doods, vriendje! Je hebt mij bedrogen, door mij te vertellen dat er een vet varken op mij lag te wachten, maar het bleek een krokodil te zijn. Ik had het bijna tegen hem afgelegd!" Kantjil antwoordde: "Ach, vriend, spreek toch niet zo! Schenk mij alstublieft het leven, want de vorst heeft mij opgedragen zijn eieren, die hier liggen te wachten, te bewaken." - "Waar zijn die eieren dan, mijn vriend?" vroeg de tijger, terwijl het water hem in de mond liep. "Laat mij er wat van eten." - "Doe dat niet!" smeekte Kantjil. "Anders zal de vorst mij zeker doden!" De tijger bleef echter bij zijn verlangen. "Als je mij die eieren niet geeft, zal ik jou verslinden!" riep de tijger. "Nu," sprak Kantjil, "als je erop staat de eieren van de vorst, die ik moet bewaken, op te eten, geef ik je toestemming op de voorwaarde dat je mij laat leven." - "Goed Kantjil," zei de tijger, "ik zal je niet verslinden." - "Laat mij dan eerst weggaan," zei Kantjil. "Want de vorst zal mij zeker doden, wanneer hij erachter komt dat jij zijn eieren wilt opeten." - "Best," zei de tijger en Kantjil verwijderde zich zo snel als hij kon.
De tijger nam nu een hele massa van de vruchten die op de grond lagen in zijn bek en at ze op, maar de vruchten waren zo vreselijk zuur, dat hij er beroerd van werd en hij spuwde ze uit. Woedend ging hij Kantjil achterna, vastbesloten om de lastpost voorgoed onschadelijk te maken. Na enige tijd ontdekte de tijger het dwerghert, dat nu onder een grote boom zat, tussen twee wortelhoutplanten. Dichterbij gekomen sprak hij: "Nu heb ik je, vriendje." Je hebt mij beetgenomen door te doen alsof je eieren van de vorst bewaakte en toen ik ervan at bleken het lesoeh-vruchten te zijn. Je bent er gloeiend bij!"
"Ach, vriend, heb medelijden! Doe het niet, want ik moet wacht houden bij de gong van de koning!" riep Kantjil uit. "De gong van de koning?" vroeg de tijger. "Ach, laat mij er wat op slaan!" - "Doe het niet!" smeekte Kantjil. "Anders laat de vorst mij zeker ombrengen!" Maar de tijger hield voet bij stuk. "Als je mij niet op de gong van de koning laat slaan, zal ik jou doden!" riep hij. "Welnu," zei het dwerghert, "dan moet het maar zo zijn. Je kunt je gang gaan op voorwaarde dat je mij eerst laat weggaan." - "Best," zei de tijger en Kantjil liep weg.
Nadat het dwerghert zich een eind verwijderd had, riep hij de tijger toe: "Ga je gang vriend! Sla er maar op!" De tijger sloeg op de wortelhoutplanten en alle wespennesten, die zich daar bevonden, vielen eruit. De tijger werd van alle kanten door de wespen gestoken; meer dood dan levend vluchtte hij zo snel hij kon, brullend van de pijn. Nadat hij een poos had gelopen, zag hij Kantjil weer, zittend bij een grote in elkaar gekronkelde sawah-slang. De tijger zei: "En nu zul je mij niet meer ontsnappen, vriendje, want ik zal voor eens en altijd korte metten met je maken! Je beweerde dat het de gong van de koning was, die je bewaakte, maar het waren wespennesten! Je verdient niet anders dan dat ik je verslind!" - "Ach vriend, doe het niet! Laat mij leven, want ik moet hier de gordel van de koning bewaken!" riep Kantjil. "De gordel van de koning?" zei de tijger. "Och, vriend, ik zou zo graag weten hoe die eruit ziet. Laat mij hem eens zien?" - "Hier is hij, vriend tijger!" zei Kantjil, terwijl hij naar de slang wees. "Och, wat mooi!" riep de tijger uit. "Mag ik hem eens omdoen, vriend?" - "Dat moet je niet doen, mijn beste," zei Kantjil, "anders laat de vorst mij zeker ombrengen, want het is zijn eigen gordel!" - "Wat!" riep de tijger. "Als je mij die gordel niet gauw geeft, dan zal ik je doden!" - "Als dat zo is, goed dan! Maar laat mij eerst weggaan, want anders zal de vorst mij doden!" zei Kantjil en maakte dat hij wegkwam.
Toen hij zich op een veilige afstand bevond, riep hij de tijger toe: "Ga uw gang, vriend. Doe de gordel maar om!" De tijger pakte de prachtig glanzende gordel en deed haar om; ze sloot goed om het lichaam, vond hij. "Hij sluit nog niet voldoende!" riep het dwerghert. De slang kronkelde zich vaster om het lichaam van de tijger, en de tijger stierf.
* * *
Samenvatting
Een kantjilverhaal uit Indonesië. Het dwerghert Kantjil houdt een krokodil voor de gek, waardoor hij steeds verder in de problemen raakt. Ook een tijger heeft het uiteindelijk op zijn leven voorzien, maar door zijn slimheid lukt het Kantjil om voorgoed met het gevaar af te rekenen.
Toelichting
Herkomst: Lampong (Sumatra). Het dwerghert Kantjil (Kancil) speelt in vele verhalen een rol. Herhaaldelijk komt in die verhalen ook de profeet Suleiman voor. Dit vindt waarschijnlijk zijn oorsprong in de invloed van de Islam, die aan de verhalen een nieuw element toevoegde, n.l. Suleiman - of Salomo - de wijze en rechtvaardige vorst als de koning van het dierenrijk.
In dit verhaal, dat in feite een aaneenschakeling is van een aantal Kantjilverhalen, doet Kantjil voorkomen alsof hij de schatten van de vorst (Suleiman) bewaakt en neemt zo de hebzuchtige tijger bij de neus. De Kantjilverhalen zijn in een groot aantal varianten bekend op Sumatra, Java, Sulawesi, Kalimantan en zelfs in Maleisië. Daarbij kunnen ook andere dieren figureren in de rol van het dwerghert, bijvoorbeeld het spookaapje. Het dwerghert is een klein dier en de slimheid is zijn enige wapen, wanneer hij zich weer eens in de nesten heeft gewerkt.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Indonesië
- Verhaalsoort: kantjilverhaal, schelmenverhaal
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 12 minuten
Thema
Feest / viering
Populair
Verder lezen