vrijdag 29 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Maan, Djabu en de dood


Aan het begin van de wereld kwamen er twee mannen van de Goulburneilanden en de zoutwaterkust. De een heette Maan. De ander werd Djabu genoemd, net als de kleine gestippelde boskat. Onderweg gaven zij namen aan sommige plekken en ze aten cassaveknollen, kangoeroes en kleine dieren. Bij Coopers Creek vingen ze een hoop vis en verderop vulden ze hun lange manden met ganzeneieren. Overal waar ze langskwamen, maakten ze de planten en het landschap. Toen ze naar het zuiden gingen, kwamen ze langs de rode-lelievijver. Ze trokken een voor een hun snorharen uit en plantten die naast het water. Meteen schoten er bamboestengels uit de grond, die we daar nu nog kunnen zien groeien. Bij Jimjim maakten ze een groot meer, waarin het rivierwater uitstroomt als in de zee. "Dit meer is heilig," zeiden ze. "Daarom mag niemand erin zwemmen, zijn netten erin uitzetten of een vishaak in het water leggen."
Vele dagen trokken Maan en Djabu door het zand van de woestijn. Tenslotte vonden ze op de rotsen een goede plek om hun kamp op te slaan. Er was ruimschoots voedsel voorhanden. Om de beurt gingen zij op jacht en naast hun kamp groeide een grote berg afgeknaagde kangoeroebotten. Bovendien waren ze rijk. Ze vlochten een hoop grote en kleine buideltassen, haarbanden en hoofdbanden, ze maakten boemerangs en stokjes met veren. Soms hielden zij een ceremonie en dan kwamen alle mensen dansen en zingen. Omdat ze zoveel hadden om te ruilen, dreven de twee mannen handel met deze bezoekers.
Maan en Djabu leefden een tijdje heel gelukkig op die plek. Toen kwam er een vreselijke ziekte in het land, die hen helemaal verzwakte. Van jagen kwam niets meer. Ze konden alleen nog eten wat er over was gebleven. Ze huilden samen en dachten aan hun familie.
"We gaan hier sterven, ver van huis," zeiden ze, "ver weg van onze moeders en vaders en grootouders. We hebben ze allemaal verlaten. En als we doodgaan, wie moet ze dat dan vertellen?"
Ze gooiden zoetgeurige bladeren op het vuur en probeerden zichzelf met de stoom van die bladeren beter te maken.
"Als we allebei doodgaan," zeiden ze tegen elkaar, "dan zal hier niemand meer komen wonen."
Djabu stierf eerst, maar Maan bleef in leven, want hij was een slimme man en hij had veel kracht. Hij probeerde Djabu weer tot leven te wekken, maar dat lukte hem niet. Dat was Djabu's eigen schuld, want hij geloofde Maan niet. Daarom kon Maan hem niet helpen en zijn macht niet gebruiken om Djabu weer tot leven te brengen. Hij lag daar maar en was behoorlijk dood.
Tenslotte werd Maan het zat om te blijven proberen om Djabu weer levend te maken. "Oké," zei hij, "als ïk doodga, zal mijn lichaam wel weer levend worden. Ik kom terug met een nieuw lichaam, want ik ben een slimme man."
Maar Djabu's lichaam was voor altijd dood. Alleen zijn geest bleef levend.
Wat Maan zei was waar. Nadat hij stierf, keken de mensen omhoog naar de lucht en zagen hem daar als herboren omhoogklimmen. Alle mannen en vrouwen en kinderen riepen zijn naam, blij hem te zien. "O," riepen ze uit, "daar heb je die slimme Maan! We zagen hoe hij doodging en nu is hij weer teruggekomen!"
We hadden allemaal hetzelfde kunnen doen als Maan. Als we sterven, kan ons lichaam na drie dagen opstaan. Maar Djabu heeft dat verhinderd, toen hij niet geloofde dat Maan de macht had om hem weer tot leven te wekken. Dus nu, als wij doodgaan, worden we gewoon begraven. Onze geest blijft leven, maar ons lichaam kan niet terugkomen. En dat komt allemaal door Djabu.
*   *   *
Samenvatting
Een aboriginal mythe over het ontstaan van de maan.
Toelichting
De mythen, sagen en sprookjes van de oorspronkelijke bewoners van Australië spelen zich af in de Droomtijd: een aanduiding voor de scheppingstijd, toen de mythische voorouderwezens door het lege land trokken en de wereld schiepen.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen