dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Cannetella


Er was eens een koning van Bellopoggio, die meer begeerte had, een nageslacht te krijgen dan de doodbidders op de begrafenissen hebben om peukjes kaars te verzamelen. En hij beloofde aan de godin der Vruchtbaarheid, dat, als zij hem een dochter schonk, hij deze de naam Cannetella zou geven. Zo vurig bad hij, dat hij de gunst verkreeg en Renzolla, zijn gemalin, hem een mooi baby'tje schonk, waaraan hij de naam gaf, die hij beloofd had.
Cannetella
Cannetella groeide flink op en werd zo lang als een bonenstaak. En toen sprak de koning tegen haar: "Mijn dochter, reeds ben je (en de Hemel moge je zegenen) als een eik gegroeid en heb je het punt bereikt, je in de echt te verenigen met een flink mannetje, dat jouw aardig toetje waard is, om dan onze dynastie in stand te houden. Daarom verlang ik - die immers van je houd als mijn oogappel en graag doe wat je hartje begeert - te weten, hoe de bruidegom, die jij zou willen, moet wezen. Wat voor soort man zou wel in jouw smaak vallen? Wil je graag dat hij een geleerde is, of een krijgsman, een jonge kerel of een van gevorderde leeftijd? Bruin of grijs of rood van haar? Lang van postuur, of gedrongen? Smal in de zijden, of rond als een os? Jij hebt maar te kiezen en ik geef mijn fiat!"
Cannetella bedankte haar vader hartelijk, toen zij zijn gulle aanbod hoorde en verklaarde hem eerst, dat zij haar maagdelijkheid aan Diana gewijd had en zich onder geen voorwaarde met een man wilde inlaten. Maar tenslotte gaf zij op de aanhoudende bede van de koning toch dit antwoord: "Om me niet ondankbaar te tonen tegenover een zo grote liefde, ben ik bereid uw wil te doen; doch op voorwaarde, dat mij een man gegeven wordt zoals er geen ter wereld bestaat!"
Blij met dit antwoord ging de vader van de morgen tot de avond aan het raam zitten, om allen die voor het koninklijk paleis langskwamen van het hoofd tot de voeten op te nemen en te keuren. Eindelijk passeerde er een man, die er prima uitzag, en de koning sprak tegen zijn dochter: "Kom gauw aan het venster, Cannetella, en kijk eens, of die daar naar je zin is?" En zij liet hem boven komen en zij boden hem een schitterend banket aan met alles wat men maar zou kunnen begeren. Onder het eten viel echter een amandel uit de mond van de verloofde; hij bukte zich, raapte ze handig op en legde ze onder het tafellaken, en na de maaltijd ging hij weg. De koning vroeg aan Cannetella: "En, mijn lieve kind, hoe bevalt je nu je verloofde?" En zij antwoordde: "Neem die lomperik alstublieft uit mijn ogen weg, want zo'n grote mijnheer als hij moest geen amandel uit zijn mond laten vallen!"
Na dit vernomen te hebben ging de koning opnieuw aan het raam zitten, en toen weer een nette jongeman langs kwam, riep hij zijn dochter, om te weten of deze genade in haar ogen kon vinden. Evenals de eerste keer wilde Cannetella, dat ook deze binnen kwam en ook hem werd een feestmaal aangeboden; en toen het eten afgelopen was en de jongeling afscheid nam, vroeg de koning aan zijn dochter, of deze in haar smaak viel.
"Wat zou ik met dat stuk ongeluk moeten aanvangen?" antwoordde zij, "die minstens twee dienaren mee had moeten nemen, om de mantel van zijn schouders te lichten!"
"Dat is larie," zo sprak de koning, "dat zijn uitvluchten van niets. Jij gaat spijkers op laag water zoeken, om mij niet het plezier te doen, dat ik van je vraag. Neem een besluit, want ik wil je laten trouwen en een krachtige wortel vinden, waar de successie van mijn huis uit opschieten kan!"
Na deze boze woorden uitte Cannetella zich openhartig: "Om het u eerlijk te zeggen, papa, zoals ik het aanvoel, u doet een onbegonnen werk en rekent slecht op uw vingers uit, want ik zal mij nooit aan een levend mens onderwerpen, als hij niet zo is, dat hij een gouden hoofd en gouden tanden heeft!"
En de bedroefde koning, die voelde, dat zij een harde kop had, liet afkondigen, dat wie zich op zijn grondgebied bevond overeenkomstig het verlangen van zijn dochter, zich onverwijld vertonen zou, omdat hij haar aan hem als vrouw wilde geven, tegelijk met het geschenk van het koninkrijk.
Deze koning nu had een groot vijand, genaamd Fioravante, welke hij zo verfoeide, dat hij hem niet eens op een muur afgebeeld kon verdragen. Deze was een flink beoefenaar der zwarte kunst, en toen hem de afkondiging ter ore kwam, ontbood hij een troep geesten en beval, dat zij dadelijk zijn hoofd en tanden van goud moesten maken. Zij antwoordden, dat zij alleen tot het uiterste gedwongen hem deze dienst zouden bewijzen, daar dit een heel vreemd iets in de wereld was, en dat ze hem liever van gouden horens voorzagen als meer gebruikelijk in de huidige tijd. Doch hij dwong hen door bezweringen en toverkracht en eindelijk werd aan zijn wens voldaan; en toen hij merkte, dat zijn hoofd en tanden 24 karaats waren, ging hij onder het raam van de koning langs wandelen. De koning, die daar precies zag wat hij zocht, riep zijn dochter, die keek en zei: "Dat is hij; als ik hem eigenhandig gekneed had, zou hij niet beter kunnen zijn!"
Toen Fioravante op het punt stond op te staan en weg te gaan, zei de koning tegen hem: "Wacht eens even, broer; wat ben jij heet gebakerd! Het lijkt wel, of je bij iemand in het krijt staat en dat je kwikzilver in je achterwerk hebt en een prikkel onder je staart. Kalm aan, want ik wil je nu bagage geven en mannen om je te vergezellen, jou en mijn dochter, van wie ik wens, dat ze je vrouw is!"
"Ik dank u," antwoordde Fioravante, "dat is niet nodig. Een paard is al genoeg, want ik zet haar achter mij en breng haar zo naar mijn huis, waar dienaren en goederen in overvloed zijn!"
Zij kibbelden hier nog een tijdje over, maar tenslotte won Fioravante en hij tilde haar op het paard en vertrok.
's Avonds, wanneer aan de tredmolen van de hemel de rode paarden losgemaakt worden en er de witte ossen voor in de plaats komen, bereikten zij een stal, waar enige paarden aan de ruif stonden.De bruidegom liet er Cannetella binnen gaan en sprak tegen haar: "Pas goed op! Ik moet een lange rit naar mijn huis maken, want er zijn zeven jaren nodig om er te komen. Wacht in deze stal op mij en kom er niet uit. Laat je door niemand zien, want anders zal ik zorgen, dat het je heugen zal, zolang je leeft!" Cannetella antwoordde: "Ik ben je onderworpen en zal je bevel in de puntjes uitvoeren, maar ik zou graag willen weten, wat je hier voor me achterlaat, om gedurende die tijd van te kunnen leven?"
Fioravante gaf als volgt bescheid: "Wat overblijft van het voer voor deze paarden zal voor jou genoeg zijn!"
Denkt u allen eens even in, hoe de ongelukkige Cannetella zich voelde en of zij ook het ogenblik en de plaats verwenste, toen zij haar wil verpand had! Zij bleef er koud van en stortte zo rijkelijk tranen als haar eten karig was. Zij vervloekte het lot en beschuldigde de sterren, dat ze haar van het koninklijk paleis tot de stal gebracht hadden, van odeur tot stank, van een fijne matras van Turkse wol tot stro, en van beste, smakelijke hapjes tot resten van paardenvoer. Toch verliepen er een paar maanden van dit armoedige bestaantje, waarin iedere dag voer aan de paarden gegeven werd, zonder dat men zag wie dit deed, en zij met de kruimpjes van die tafel haar leven in stand hield.
Na al die tijd ging ze eens voor een gat in de stal staan en zag tot haar grote verbazing een prachtige tuin, waar bij massa's esparcette neerhing, waar talrijke cederhagen waren, een overvloed van bloemperken en een massa vruchtbomen en druivenprielen, die een lust voor het oog vormden. En haar besprong de zin naar een mooie druiventros, die zij in de gaten gekregen had, en ze zei bij zichzelf: "Ik wil heel zachtjes naar buiten gaan en die afplukken, en dan gebeure er wat wil en mag voor mijn part de hemel invallen! Wat zou er kunnen gebeuren? Wie kan het aan hem, aan mijn man, overbrieven? En, al zou hij het bij ongeluk te weten komen, wat kan hij me per slot van rekening dan nog doen? Die langwerpige muskaatdruif ziet er zo verrukkelijk uit!"
Zo ging zij dan de stal uit en verkwikte haar geest, die door honger verzwakt was.
Kort daarna, voor de vastgestelde datum, keerde haar man terug; en een van de paarden, die in de stal stonden, betichtte Cannetella er van, de druiven genomen te hebben. Fioravante was verontwaardigd; hij trok uit zijn broek een mes en wilde haar doden. Doch zij stortte ter aarde op haar knieën en bad hem, zijn hand in te houden, want, zei ze, het is de schuld van de honger, dat de wolf uit het bos gejaagd wordt; en zoveel voegde zij hier aan toe, dat Fioravante kalmeerde.
"Voor deze keer dan," zei hij haar, "zal ik je vergeven; ik schenk je als een aalmoes het leven. Maar als de duivel je nog eens verleidt en ik er achter kom, dat jij je aan de zon laat zien, dan zal ik je in kleine stukjes hakken. Dus, gebruik je hersens, want ik vertrek weer en nu zal ik werkelijk zeven jaren wegblijven; en volg de rechte lijn, want anders zul je er niet zo goed afkomen en dan zal ik het nieuwe en het oude betaald zetten!"
Hij ging weer en Cannetella stortte een bron van tranen. Zij wrong de handen, sloeg zich op de borst, trok de haren uit en jammerde: "Ach, dat ik maar nooit ter wereld gebracht was, nu me dit bittere lot moest treffen! O, vader, wat heb je mij lelijk uitgehuwelijkt! Maar waarom zou ik over mijn vader klagen, als ik mij zelf het leed aangedaan, zelf mijn ongeluk bewerkt heb? Ik heb een gouden hoofd verlangd, om als een stuk ijzer loodrecht te vallen en onder te gaan. O, hoe past het mij, dat ik nu op een houtje bijt, terwijl ik gouden tanden wilde hebben! Dit is een straf des Hemels; ik had dadelijk aan de wil van mijn vader moeten gehoorzamen en niet zulke kuren moeten hebben. Wie niet naar zijn vader en moeder luistert gaat een onzekere weg!"
Er ging geen dag voorbij zonder dat zij deze klacht uitte, zodat haar ogen twee bronnen werden en haar gezicht er ingevallen en geelachtig ging uitzien, wat tot medelijden bewoog. Waar was haar levendige blik gebleven? Waar waren die vermiljoenen appelwangen van haar? Waar was het bekoorlijke lachje van haar mond? Zelfs haar vader zou haar niet herkend hebben.
Nu kwam ongeveer een jaar later toevallig langs die stal de hofputjesschepper voorbij, die Cannetella kende en zij riep hem en kwam naar buiten. Deze hoorde zich bij zijn naam noemen, maar herkende de arme prinses niet, zo was zij veranderd, en hij was zeer verwonderd. Doch toen hij vernam, wie zij was en hoe het kwam, dat zij er zo anders uitzag, deed hij haar, deels uit medelijden deels om in de gunst van de koning te komen, in een lege ton die hij bij zich had, laadde haar op een ezel en haastte zich op weg naar Bellopoggio.
Tegen vier uur 's nachts bereikten zij het paleis van de koning en op hun kloppen aan de poort kwamen de dienaren voor het uitkijkraampje, en toen zij vernamen, dat het de putjesschepper was, overlaadden zij hem met scheldwoorden en noemden hem een onbeschofte kerel, om op dit uur ieders slaap te komen verstoren, en riepen, dat hij er nog goedkoop afkwam, als ze niet een keisteen op zijn kop lieten neerkomen. Maar toen de koning door het rumoer wakker geworden was en een van de dienaren hem inlichtte, wie het was, die geklopt had, beval hij, hem dadelijk binnen te laten, in de mening, dat er iets gewichtigs gebeurd moest zijn, als hij zich op dit zo ongewone uur veroorloofd had, naar het paleis te komen.
In tegenwoordigheid van de koning laadde de putjesschepper zijn ezel af en opende de ton, waaruit Cannetella kwam. Doch er was nog heel wat meer nodig dan woorden, voor dat zij door haar vader herkend werd. Als het niet gebeurd was door een wratje, dat zij op haar rechterarm had, zou zij terug zijn moeten gaan. Doch, nadat de koning zich van het feit overtuigd had, omarmde hij haar en kuste haar duizendmaal, en hij liet dadelijk een warm bad voor haar klaar maken, en toen zij zich gereinigd en weer lekker opgeknapt had, gaf hij haar een ontbijt, want zij viel haast flauw van de honger.
"Wie zou mij dat ooit voorspeld hebben, lief kind, jou ooit in deze toestand terug te zien! En wat zie je er uit! Wie heeft je in deze slechte omstandigheden gebracht?"
Zijn dochter antwoordde: "Het staat zo met de zaak, beste vader. Die barbaarse Turk heeft me als een hond mishandeld, en elk ogenblik dacht ik, dat ik de geest zou geven. Maar ik wil u niet zeggen wat ik allemaal geleden heb, want het is iets, dat geen mens kan verdragen en wat niet te geloven is. Genoeg hierover; nu ben ik hier, vadertje-lief; en ik wil nooit weer van u weggaan! Ik wil liever dienstmaagd zijn in uw huis dan koningin in het huis van een ander; liever poetslap, waar u bent, dan een gouden mantel ver van u vandaan. Ik wil liever een braadspit draaien in uw keuken dan een scepter zwaaien onder het baldakijn van een ander!"
Intussen keerde Fioravante van zijn reis terug en de paarden brachten hem over, dat de putjesschepper Cannetella in een ton had laten ontvluchten. En die schaamde zich dadelijk dood en werd woedend en rende regelrecht naar Bellopoggio.
En hij vond een oud vrouwtje, dat tegenover het koninklijk paleis woonde en sprak tegen haar: "Vraag mij, wat je er voor hebben moet, juffrouw, om me de dochter van de koning te laten zien?" Zij vroeg hem honderd dukaten en Fioravante stak zijn hand in zijn gordel en telde ze haar dadelijk één voor één uit. Het vrouwtje liet hem op het platje van haar huis klimmen, vanwaar hij Cannetella zien kon, die op een terras haar haren zat te drogen. Op hetzelfde ogenblik draaide Cannetella zich om, alsof haar hart gesproken had, en toen zij de hinderlaag merkte, holde zij de trappen af naar haar vader en schreeuwde: "Vader, vader, als u niet op staande voet een kamer met zeven deuren voor me laat maken, ben ik verloren!"
"Zou ik je voor zo weinig willen verliezen?" sprak de koning, "ik wil een massa uitgeven en graag aan de wens van mijn schone dochter gehoor geven!" En dadelijk - hocus pocus pas - werden de deuren gefabriceerd. Fioravante hoorde hiervan en keerde naar het oude vrouwtje terug en zei tegen haar: "Wat wil je nog van me hebben? Ik zal je geven wat je vraagt. Maar ga alsjeblieft naar het paleis van de koning onder voorwendsel, dat je wat poederdoosjes verkopen wilt. En als je in de kamer van de dochter binnenkomt, leg dan dit briefje tussen haar dekens en spreek bij het neerleggen de volgende woorden uit: 'Alle mensen blijven slapen, maar Cannetella alleen moge wakker zijn!'"
Het oude vrouwtje was hem weer voor honderd dukaten volijverig van dienst. Vervloekt wie in huis die lelijke heksen haalt, die onder het mom van blanketsel brengen, je netjes je eer en leven belagen!
Nadat het vrouwtje haar taak volvoerd had, overviel de mensen van het paleis zulk een zware slaap, dat allen ter neer lagen alsof ze gekeeld waren; doch alleen Cannetella bleef met haar ogen open. Toen zij dan de huisdeuren hoorde intrappen, begon zij te gillen, alsof ze verbrand werd. Maar er was niemand, die op haar schreeuwen kwam toelopen, zodat Fioravante alle zeven deuren tegen de grond kon gooien, in de kamer springen en Cannetella in de dekens gerold kon grijpen, om haar zo weg te dragen.
Maar het lot wilde, dat bij die daad het briefje, daar door het oude vrouwtje neergelegd, op de grond gleed, het poeder, dat er in zat, uitgestrooid werd en de gehele familie ontwaakte. En toen zij het gillen van Cannetella hoorden, kwamen allen toelopen, zelfs de honden en katten van het huis en wierpen zich op de geestenbezweerder en maakten er gehakt van. Zo bleef hij gevangen in de klem, die hij voor Cannetella uitgezet had. En hij bewees met zijn ongeluk, dat er geen erger leed denkbaar is, dan wanneer men door eigen wapenen zijn einde vindt.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje uit de Pentamerone over een hoogmoedige prinses. Een koningsdochter komt in de macht van een wilde man. Ze gaat tegen een verbod in en vlucht; op geweldadige wijze probeert hij haar terug te halen. Hij laat het slot in diepe slaap vallen en probeert haar mee te nemen. Uiteindelijk wordt ze gered.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Derde dag, eerste sprookje).
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen