zaterdag 2 november 2024

Volksverhalen Almanak


De hoogmoed gestraft


Er was eens een koning van Solcolungo, die een dochter had die Cinziella heette, en die schoon als de maan was, maar waarin ieder onsje aan schoonheid als tegenwicht een pond hoogmoed vond. Zo was het, daar zij niemand achtte, onmogelijk, dat haar beste vader, die haar graag onder dak wilde brengen, een man vond, hoe goed en flink deze ook was, die bij haar in de smaak viel.
Onder de vele vorsten, die er naar dongen, haar tot vrouw te krijgen, bevond zich de koning van Belpaese, die niets naliet om Cinziella's liefde te winnen. Doch zo'n flink gewicht aan dienstbaarheid kon hij haar niet geven als zij hem een slecht gewicht aan beloning vergoedde; hij kon haar zijn genegenheid niet goedkoop genoeg geven of zij toonde gebrek aan goede wil en het hielp hem niet, dat hij gul met zijn ziel was, zij bleef karig van hart. En er ging geen dag voorbij, dat de arme kerel tegen haar zei: "Wanneer, o wrede ziel, zal ik onder de massa komkommers van hoop, die bij het plukken kalebassen voor mij geworden zijn, een rode vinden? Wanneer, o onbarmhartige hond, zullen de stormen van je wreedheid ophouden en zal ik met gunstige wind de steven van mijn plannen kunnen wenden naar jouw mooie haven? Wanneer zal ik na zoveel aanvallen van bezweringen en smeekbeden de standaard van mijn verlangen planten op deze schone burcht?"
Doch het waren alle woorden in de wind gesproken, want zij had wel ogen, om keien te doorboren, maar geen oren, om de klachten te horen van wie, gewond, zuchtte. Integendeel; zij toonde hem een ontevreden gezicht, alsof hij haar tuintje vernield had.
Nadat nu de wreedheid van Cinziella goed op de proef gesteld was, die zo weinig aandacht aan hem schonk als een ander op een willekeurige schooier doet, trok de ongelukkige vorst zich tenslotte terug met al zijn geschenken. En in een opwelling van verontwaardiging zei hij: "Nu heb ik genoeg van het liefdesvuur; ik pas!" Maar tegelijk zwoer hij, zich dermate op die Saraceense zwarte ziel te zullen wreken, dat zij er berouw over zou krijgen, hem zo getreiterd te hebben.
Na uit dat land vertrokken te zijn, liet hij zijn baard groeien en gaf een verfje aan zijn gezicht en aan het einde van enige maanden keerde hij, als boer verkleed, naar Solcolungo terug, waar hij met behulp van fooien gedaan kreeg als tuinman van de koning binnen te komen. Terwijl hij zo goed als hij kon in die tuin werkte, spreidde hij op zekere dag onder het venster van Cinziella een prachtig staatsiegewaad uit, geheel met goud en diamanten bezet. De hofdames, die het zagen, maakten daar dadelijk haar meesteres op attent, die aan de tuinman liet vragen of hij het wilde verkopen. En hij antwoordde, dat hij noch koopman noch wederverkoper van tweedehands goederen was, maar dat hij het cadeau wilde doen, op voorwaarde dat ze hem een nacht in de eetzaal van de prinses zouden laten slapen.
De hofdames zeiden tegen Cinziella: "Wat verliest u er bij, vrouw, om de tuinman deze voldoening te schenken, en dan het gewaad te nemen, dat echt een koningin waardig is?"
En Cinziella liet zich vangen door de haak, die heel andere vissen te pakken neemt dan deze, en stemde toe; zij nam het gewaad en gaf hem zijn zin.
De volgende morgen zag men weer op deze plek een rok van dezelfde makelij liggen, en toen Cinziella de vraag liet herhalen, kreeg zij er een gelijk antwoord op, met het verzoek, dat hij mocht slapen in het nevenvertrek van de prinses. En ook deze maal liet Cinziella zich verlokken en om het kledingstuk te krijgen stond zij de tuinman dat pleziertje toe.
De derde morgen, voordat de zon de vuurslag kwam slaan op het tonder van de akkers, spreidde de tuinman op dezelfde plek een prachtige mantel, die paste bij het kostuum en toen Cinziella hem zag, sprak zij: "Als ik die mantel niet krijg, zal ik niet gelukkig zijn!" Dus liet zij de tuinman roepen en zei tegen hem: "Beste man, jij moet me de mantel, die ik in de tuin gezien heb, verkopen, al neem jij dan ook mijn hart!" De tuinman antwoordde: "Ik verkoop hem niet, maar als u wilt, doe ik u de mantel cadeau en bovendien een diamanten kettinkje. Laat u me dan een nacht in uw slaapkamer slapen!"
"Wat een vlegel ben je nou!" riep Cinziella uit. "Het is je nog niet voldoende, dat je in de eetzaal geslapen hebt en vervolgens in de antichambre; nu wil je ook nog de slaapkamer! Langzamerhand zul je warempel in mijn bed willen slapen!"
De tuinman zei: "Vrouw, ik houd mijn mantel en u uw kamer; als u zin hebt, de zaak te beklinken, dan weet u de weg. Ik stel me er al tevreden mee, op de grond te slapen, iets wat men nog niet aan een Turk zou weigeren; en als u het kettinkje zag, dat ik u wil schenken, zult u misschien welwillender tegenover mij staan!"
Deels aangetrokken door eigenbelang en deels aangezet door de hofdames, die het wagentje de hoogte in hielpen, liet Cinziella zich verleiden, hem zijn zin te geven. En toen de avond gevallen was - het ogenblik waarop de nacht het looiloog op de huid van de hemel gooit, waardoor deze zwart wordt - nam de tuinman het kettinkje en de mantel en ging naar de appartementen van de prinses, en na haar deze voorwerpen ter hand gesteld te hebben, werd hij in haar slaapkamer binnengeleid. De prinses duwde hem in een hoek en zei tegen hem: "Nu blijf jij daar doodstil, hoor, en verroer je niet, want anders...!" En zij trok op de grond een lijn met houtskool en voegde er aan toe: "Als je deze streep over gaat, laat je er het leven bij!" Vervolgens liet zij haar bed omsluiten door een gordijn en ging ter ruste.
Zo spoedig de tuinman hoorde, dat zij ingeslapen was, kwam hij naast haar liggen. Bij het wakker worden wilde zij niet, om één fout te herstellen, er nog één begaan, door de tuinman te gronde te richten en daarom legde zij zich neer bij wat gebeurd was. En zij, die gekroonde hoofden geminacht had, onderwierp zich aan een boerenkinkel, want zo zag de koning er immers uit en voor zo iemand hield zij hem.
Cinziella verwachtte een kindje; en hoe verder de tijd opschoot, hoe vaker ze tegen de tuinman zei, dat ze zich verloren wist, als haar vader het geval zou bemerken en dat zij daarom eens goed met elkaar moesten bedenken, hoe het gevaar te verhelpen. Hij antwoordde, geen ander middel tegen het bedreven kwaad te weten dan er samen van door te gaan, en hij zou haar brengen in huis bij een vroegere bazin van hem, die haar wat zou helpen bij de naderende blijde gebeurtenis. En Cinziella, die door de zonde van haar hoogmoed tot deze misse zaak gebracht was, die haar nu van de ene narigheid tot de andere voerde, liet zich door deze woorden overhalen, en door haar eigen huis te verlaten, stelde zij zich onder de macht van het lot.
Na lange tocht bracht hij haar naar zijn huis en na zijn moeder over alles ingelicht te hebben vroeg hij haar, te doen alsof zij van niets af wist, omdat hij zich wilde laten betalen voor de vroegere hoogmoed van Cinziella. En zo wees hij haar een oude lelijke stal als verblijfplaats toe en gaf haar een kommervol bestaan, terwijl hij haar op krenkende wijze haar eten liet brengen.
Op zekere dag, toen de meiden van het huis aan het bakken waren, zei hij hun, dat zij Cinziella zouden halen, om ze te helpen, en tegelijkertijd blies hij Cinziella in, wat broodjes te verdonkeremanen tegen hun honger.
De rampzalige Cinziella maakte, toen het brood uit de oven gehaald werd, van het ogenblik gebruik, om bliksemsnel een broodje weg te kapen en verborg het in haar zak. Maar op dat moment kwam de koning binnen, nu weer gekleed als wat hij was, en zei tegen de meisjes: "Wie heeft jullie toestemming gegeven, dat vuile wijf hier in huis te halen? Zien jullie dan niet aan haar gezicht, dat zij een dievegge is? Steek de handen in haar zakken en dan zul je merken, wat stelen is!" En toen zij haar fouilleerden, vonden zij het broodje in haar zak en zij wasten haar op dusdanige flinke manier de oren, dat ze nog de hele dag plezier van haar streek had.
De koning nam zijn vermomming weer op en ging naar Cinziella en vond haar beschaamd en verdrietig om de ondervonden smaad. Maar hij zei haar, zich niet zoveel zorg om dat geval te geven, daar de nood de tiran van de mensen is, en zoals Petrarca, die Toscaanse dichter, zegt,
... het gedwongen vasten
soms tot daden leidt, die in betere omstandigheden
afkeuring zouden verdienen.
En dat zij in het feit, dat de honger de wolf het bos uitjaagt, een excuus moest zien, voor het geval zij deed, wat anderen niet fraai zou staan. Hij blies haar in, het huis binnen te gaan, waar de mevrouw bezig was, stukken goed te knippen, en zich aan te bieden, haar te helpen en dan te zien, er enige stukken van weg te nemen, daar zij, nu de bevalling op til stond, alles erg nodig had.
Cinziella kon zich niet verzetten tegen haar man (want daarvoor hield zij hem) en ging naar het appartement van de koningin, en terwijl zij zich onder de hofdames mengde om beddenlakens, windselen, mutsjes en banden te knippen, nam zij een lakentje weg en stopte het onder haar kleren. Maar de koning kwam weer en maakte haar opnieuw een verwijt als over het broodje, en toen ze het gestolen goed bij haar aan de lijve vonden, kreeg zij er weer zo de huid om vol gescholden, alsof ze een hele was op haar ontdekt hadden; en rood van schaamte keerde zij naar de stal terug.
Ook deze keer weer verscheen de koning in zijn vermomming; en toen hij haar bedroefd en wanhopig zag, troostte hij haar, zich niet door melancholie te laten overmannen, want alles in de wereld is betrekkelijk; en dat zij daarom nog moest zien, of zij iets kon verdienen, daar nu immers de bevalling voor de deur stond.
"Op dit moment doet zich opeens een mooie gelegenheid voor. De meesteres van dit huis heeft haar zoon verloofd met een buitenlandse dame, aan wie zij een geschenk wil zenden van kleren van brokaatzijde en goudlaken, kant-en-klaar gemaakt. En nu treft het juist, dat die verloofde jouw maat heeft. Er zal je dus gemakkelijk een mooie coupon in handen vallen; stop die dan in je tas, dan verkopen wij ze weer, om ons door het leven te slaan!"
Cinziella voerde het bevel van haar man uit en had onder haar kleren een flink stuk ruw brokaat verstopt, toen de koning plotseling verscheen. Hij maakte groot misbaar en beval, Cinziella te fouilleren; en toen het gestolen goed gevonden werd, joeg hij haar smadelijk weg. Maar vervolgens verkleedde hij zich weer als tuinman en ging haar gauw troosten, want terwijl hij haar met de ene hand sloeg, vond hij er behagen in, haar met de andere, om de liefde die hij voor haar voelde, te strelen, om haar niet tot wanhoop te brengen.
De ongelukkige Cinziella was heel bedroefd om wat haar overkomen was. De hemel strafte haar nu voor de aanmatiging en hoogmoed, waar ze al blijk van gegeven had; want zij, die zoveel prinsen en koningen voor schut had laten staan, werd nu als een gemeen wijf behandeld, en in haar koppig verzet tegen de raadgevingen van haar vader kreeg zij nu het schaamrood op de kaken door de grapjes, die de meiden maakten. Hierdoor en door de woede, die ze voelde om de haar aangedane schande, voelde zij de weeën opkomen.
De koningin werd dadelijk door haar zoon ingelicht en liet haar in haar appartement komen, en terwijl ze medelijden toonde met haar toestand, legde ze haar in een met goud en parels bestikt bed in een kamer, die met goudlaken behangen was; iets, wat Cinziella verstomd deed staan, toen zij zich zag overgebracht van een stal naar een koninklijk vertrek, van stro uit een stal naar een zo kostbaar ledikant, en zij wist zich geen rekenschap te geven van wat haar overkomen was. En rondom haar waren mensen druk in de weer, en ze gaven haar bouillon met beschuitjes om haar krachten te schenken voor de bevalling. Maar - dit wilde de hemel zo - zonder al te veel inspanning bracht zij twee prachtige jongetjes ter wereld, die zo lief waren als men maar ooit zou kunnen zien.
Zo gauw de geboorte een feit was, kwam de koning binnen, die sprak: "Hé, waar is uw verstand gebleven, dat u het zadeldek op een ezel gelegd hebt? En is dat een bed voor een gemeen wijf? Vlug wat, laat er haar met knuppelslagen uit vliegen en brandt geur van rozemarijn in de kamer, opdat de stank er uit weg gaat!"
De koningin sprak toen: "Houd nu op, mijn jongen; nu heb je deze ongelukkige jonge vrouw genoeg gekweld! Je moest er nu maar tevreden mee zijn, dat je haar door zoveel leed murw gemaakt hebt. En als je nog niet voldaan bent voor de minachtende wijze, waarop ze jou aan haar hof behandelde, laten dan deze twee schone juwelen, welke ze jou geschonken heeft, haar schuld betalen." En zij liet de kindertjes brengen, die een lust voor het oog waren.
De koning voelde zich bij het zien van die twee vredebrengertjes geheel vertederd; en hij omhelsde Cinziella en maakte zich bekend als wat hij was. Hij zei haar, hoe alles wat hij haar aangedaan had gebeurd was uit verontwaardiging, dat hij een koning als hij was zo naar had zien behandelen, maar dat hij haar van nu af aan op handen zou dragen. En de koningin van haar kant omhelsde haar als schoondochter en dochter en gaf haar tezamen met de koning zo'n rijk cadeau voor die jongetjes, dat aan Cinziella dit ogenblik van troost veel zoeter leek dan al het doorgestane leed; ofschoon zij voortaan steeds er op bedacht was, de zeilen gestreken te houden in herinnering aan het gezegde, dat hoogmoed voor de val komt.
*   *   *
Samenvatting
Een Italiaans sprookje over de wraak van een afgewezen koning. Een hoogmoedige prinses wijst een rijke koning af, die vervolgens besluit wraak te nemen. In vermomming gaat hij als tuinman in het paleis werken, en door prachtige kledingstukken te laten zien, lukt het hem samen met de prinses te slapen en haar zwanger te maken. Uit schaamte vluchten ze naar zijn paleis, waar de hoogmoedige prinses slecht behandeld wordt.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Vierde dag, tiende sprookje).
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Italiaansche volkssprookjes" bewerkt naar de Pentamerone van G. Basile door Rien Valkhoff, illustraties van Frans Lammers. Uitgeversmaatschappij W. de Haan N.V., Utrecht, 1948.
Populair
Verder lezen