donderdag 5 december 2024

Volksverhalen Almanak


De motketel van Schokland


Midden in het vlakke polderlandschap lijkt Schokland zo'n onschuldig streepje land. Maar schijn bedriegt. Vroeger waren hier bijeenkomsten van heksen en tovenaars die rond de Zuiderzee huisden. Op een van de punten van het vroegere eiland stookten zij dan de motketel op een hels vuur. Zodra het begon te pruttelen en te dampen, dansten de heksen hun spookachtige heksendansen rond de motketel. Heel wat schippers hebben tijdens stormachtige nachten heksen naar hun verzamelplaats zien vliegen, met wapperende haren en gezeten op hun bezemsteel.
De eilandbewoners, de Schokkers, kwamen dan niet buiten. Ze sloten ramen en deuren en gingen vroeg naar bed. Toch waren ze ook binnen niet altijd veilig. Maar al te vaak kwam het voor dat ineens een vreemd heerschap bij hun haard zat, om even later net zo plotseling te verdwijnen als hij gekomen was. Zo'n kerel was natuurlijk een tovenaar, op weg naar de motketel.
In zulke nachten, als de volle maan achter wolkenflarden kroop, verscheen er ook vaak een spookschip boven Schokland. Met bolle zeilen voer het tegen de wind in door de stormluchten. En iedereen wist wat dat betekende: ergens op de Zuiderzee verging er nu een schip. De heksen dansten dan nog wilder rond de motketel en zongen er hun afgrijselijke liederen bij.
Tijdens zo'n stormnacht was Berend, een jonge Schokker, bij zijn meisje geweest. Ze hadden de avond in haar kamertje doorgebracht, maar omdat hij vroeg op moest besloot hij toch maar op huis aan te gaan. Dat beviel het meisje natuurlijk niet. Ze had haar vrijer veel liever in haar warme bed gehouden.
"Blijf toch hier," smeekte ze hem."Hoor je de wind dan niet gieren, hoor je de zee niet brullen? Nu dansen de heksen rond de motketel! Blijf hier, het is buiten veel te gevaarlijk."
"Ik kom er wel doorheen," lachte haar vrijer. Hij gaf haar een zoen op de wang dat het klapte en ging de deur uit.
"Kom niet op de punt!" riep het meisje hem nog na, maar die waarschuwing ging verloren in het lawaai van de storm.
Voort stapte Berend, zijn muts diep over de oren getrokken. Op land kon hem niets gebeuren, op zee lag het anders. Telkens wanneer de wind hem een andere kant leek uit te duwen, boog Berend het sterke lijf en stapte door in de richting die hij wilde gaan. Regelrecht naar huis!
Maar de wind bleek sterker. Berend was na een halfuur nog niet thuis. Hij keek eens om zich heen en merkte tot zijn schrik dat hij nu op de punt van het eiland was, waar de heksen hun motketel stookten.
"Kijk uit, Berend," mompelde de jongen in zichzelf. "Ze zijn er nog niet, die duivelse heksen, maar ze kunnen elk moment komen." Hij trok zijn mes tevoorschijn om op alles voorbereid te zijn. Even later hoorde hij boven de wind uit een vreemd geluid. Kattengemiauw! Een groep zwarte en grijze katten omsingelde hem krijsend. Berend wierp zijn mes naar de dichtstbijzijnde kat. Hij trof een van de poten en daar bleef het mes in steken. De andere katten kwamen nu dreigend op hem af. Hun felle ogen voorspelden weinig goeds.
"Ik ben er geweest," zei Berend hardop, "alleen God kan me nu nog helpen." In doodsnood sloeg hij een kruis en meteen verdwenen de katten. Berend vervolgde opgelucht zijn weg. De storm ging liggen en niet veel later was hij thuis. Hij dronk nog een kroes bier tegen de schrik en ging toen slapen.
Zeven jaar later verliet Berend zijn woning om naar Harderwijk te gaan. Hij werd uitgezwaaid door zijn vrouw, het liefje dat hij op die stormachtige nacht verlaten had. Samen met hun drie kinderen keek ze hem liefdevol na.
Berend deed zaken in Harderwijk en ging daarna naar een zeemanslogement. De waardin bracht hem eten en legde een mes naast zijn bord. Berend verstarde. Dat was zijn mes! Het mes dat hij was kwijtgeraakt in die spooknacht, zoveel jaar geleden.
"Dat is mijn mes," zei hij met haperende stem. "Lang geleden ben ik het kwijtgeraakt. Hoe kom jij eraan?"
De waardin tilde haar rok op. Een litteken ontsierde haar dij.
"Dat heb jij me bezorgd!" zei ze dreigend. "Het is goed dat ik je die nacht niet te pakken heb gekregen. Samen met mijn vriendinnen zou ik je levend verslonden hebben. Gooi nooit meer je mes naar een kat, want de volgende keer heb je minder geluk!"
Berend stond haastig op en gooide een paar munten op tafel. Zonder gegeten te hebben, verliet hij het logement om er nooit meer terug te keren.
Op Schokland haalden de eilandbewoners hun schouders op toen hij zijn verhaal vertelde. Natuurlijk, op de punt dansten heksen en katten rond de mofketel, dat wist toch iedereen! Nee, hij moest niet met oud nieuws aankomen...
*   *   *
Samenvatting
Een heksenverhaal over het voormalige eiland in de Zuiderzee. Op een stormachtige avond komt een jongen zwarte katten tegen op de plek waar de heksen op Schokland samenkomen. Hij gooit zijn mes en dat blijft steken in een poot van één van de katten. Jaren later geeft de waardin van een herberg in Harderwijk het hem terug...
Toelichting
Schokland is een voormalig eiland in de Noordoostpolder, Nederlandse provincie Flevoland, dat in 1859 om veiligheidsredenen ontruimd werd. Tot 1932 lag het als eiland in de Zuiderzee, na de voltooiing van de Afsluitdijk in het IJsselmeer. Sinds de drooglegging van de Noordoostpolder in 1942 maakt het deel uit van het vasteland.
Een versie van dit verhaal uit "Vertelsels rond de IJsselmond":
Als een lange lintwurm strekt Schokland zich nu boven het vlakke land van de Noordoostpolder uit. Bekijk je het uit het oosten vanaf Ens of uit het westen vanaf Nagele dan lijkt het heel wat. Maar rijd je van dat ene dorp naar het andere dan blijkt Schokland niks meer te zijn dan een smalle bobbel in de weg, waar ze vergeten hebben een verkeersbord bij te zetten: Uitholling overdwars.
Toen de Noordoostpolder nog een deel van de Zuiderzee was, was dat wel even anders. In die tijd was Schokland bij stormweer een graag gezochte vluchtplaats voor schipper en visserman. Wanneer de wind gierde uit het westen lagen ze veilig achter de smalle en lage maar veilige rug van Schokland. Als Magere Marten achter de brede rug van Dikke Dora in de beddestee, zei grootva altijd.
Op een van de schepen die vaak in de haven van Emmeloord schuilden was Berend schippersknecht. Op die manier spaarde hij een paar cent om zelf te kunnen gaan vissen. In tegenstelling tot zijn schipper vlaste Berend er steeds op dat het zou stormen wanneer ze bij Schokland waren. Want Berend had wat te zoeken op Schokland, namelijk op Ens of Middelbuurt. Of eigenlijk zocht hij niet, hij had het er al gevonden. Zijn geluk! Dat was Zwaantien, een vissersdochter die vlak bij de kerk van Middelbuurt woonde. Het weer kon niet zo beroerd zijn of Berend ging op stap. Voorzichtig zocht hij zijn weg over de loopplanken die op palen langs de oostkust tussen Emmeloord en Ens waren aangebracht.
Zo ook eens op een donkere herfstavond. De wind loeide, de golven klotsten. Het schuim spatte Berend zelfs soms tot boven zijn pet. De stormlamp die Berend bij zich had gaf maar weinig licht. Soms waaide die bijna uit. Nu moet er gauw een stuk hoger gelegen land aan stuurboord komen, dacht Berend. De schapen die er altijd liepen zouden het wel slecht hebben met dit noodweer. Hoorde hij ze al? Nee, toch niet. Hij hoorde wel wat. Maar wat was dat? Het was geen geblaat, het leek wel kattengejank. En wat was dat voor flakkerend licht? Het leek wel een vuur!
Weer kwamen hem de waarschuwende woorden van de schipper in gedachten: "Gao niet, Berend. t Is precies een aovend det de eksen dansen umme de motketel. Det doen ze altied in stormachtige nachten, dan komen ze uut eel Friesland, Overiessel en Gelderland nao Schokland. Gao niet!"
Verduld, de schipper had gelijk gehad. Hij zat midden tussen de heksen. Ze hadden zich omgetoverd in krollende katten en krioelden nu om Berend heen. Soms vloog er een tegen zijn broekspijpen omhoog, wilde hem in het gezicht krabben. Blazend sprongen andere katten om hem heen. Het leek wel of er steeds meer kwamen. Daar was weer zon kreng dat Berend wilde aanvliegen. Hoe kwam hij hier uit deze heksenketel? Wacht, het zakmes. Vlug graaide Berend zijn mes uit zijn broekzak, haalde het uit de schede en smeet het naar de aanvallende kat. Raak! Met een vreselijke schreeuw sprong het ondier weg. Ook de andere katten krijsten als gekken.
Toen werd het stil. Tegen een lichtere wolkenflard zag Berend de heksen wegvliegen op hun bezemstelen. In een lange rij achter elkaar aan. Een kwam wat achteraan. Die had zich een witte lap om de voet getoverd. Hoe Berend ook zocht, zijn mes was en bleef weg. Nog trillend van de zenuwen rende Berend naar zijn Zwaantien op Middelbuurt. Totaal overstuur kwam hij daar aan.
Het gebeurde jaren later. Berend was toen allang getrouwd met zijn Zwaantien. Hij voer als visserman op de korte golfslag van de Zuiderzee. Op zekere dag had hij een beste besomming Zuiderzeeharing afgeleverd bij de Harderwijker visafslag. Er kon dus wel een borrel af en hij verging van de honger. Dus stapte hij een herberg dicht bij de haven binnen en bestelde zijn borrel en een paar sneden brood. De waardin bracht het hem, maar toen hij het brood wilde snijden verstarde hij van schrik. Dat mes kende hij!
De waardin, die zijn schrik zag, grijnsde hem toe: "Ken je dat mes, Berend?" - "Ja, dat is mijn mes," stotterde hij. "Krek," zei de vrouw, "en van dat mes heb ik een litteken op mijn voet. Weet je dat wel, Berend?" Fel keek ze hem met haar steekogen aan. Kooltjes vuur glansden in de pupillen. En weer vroeg ze met de nadruk op iedere lettergreep: "Weet je dat wel, Berend?" Berend stotterde dat hij het niet wist.
"Ik wil je één ding raden," zei de waardin, "gooi nooit meer je mes tussen de katten. Het is deze keer goed afgelopen, maar als ik je had kunnen krijgen die nacht!"
Zonder zijn borrel en zijn brood aan te raken smeet Berend wat geld op tafel, greep het mes en rende de deur uit. Hij begreep dat hij met een van de heksen van de motketel te doen had.
Nooit heeft Berend meer in Harderwijk vis aan de afslag gebracht.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen