dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Het meisje dat niet spreken mocht


In een kwalijk humeur vanwege het slechte verloop van zijn zaken, kwam eens een koopman terug van een verre handelsreis. Toen zijn beide zoontjes hem tegemoet renden en hem ondanks alle vermaningen niet met rust wilden laten, verwenste hij hen met de woorden: "Moge de duivel me verlossen van deze kwelgeesten!" Het volgende ogenblik waren de kinderen verdwenen, alsof de aarde hen had verzwolgen, en niets kon hen weer tevoorschijn toveren. Hun oudere zus was zo ontroostbaar over het verlies van haar broertjes, dat ze de wijde wereld introk om hen te zoeken.
Diep in een bos ontmoette ze een oude man en ze vroeg hem om raad. "Loop door tot je bij het kasteel met de ijzeren poort komt. Daar zal men je de weg wijzen."
Bij de poort stond een man op wacht die het meisje met een hoofdbeweging aanduidde naar binnen te gaan. Ze liep verder en kwam in een grote zaal, waarin vierentwintig bedden stonden. Deze waren omringd door hoog opflakkerende vlammen die een bijna ondraaglijke hitte verspreidden. In twee van de bedden lagen haar broertjes.
"Wat moet ik doen om jullie te redden?" riep het meisje.
"Je mag zeven jaar lang niet spreken, zo kun je ons verlossen," antwoordden de jongens. "Als er gedurende deze tijd echter slechts één enkel woord over je lippen komt, dan zijn we voor eeuwig verloren."
De koopmansdochter zwoer zeven jaar lang te zullen zwijgen en verliet het kasteel. Buiten gekomen dwaalde ze doelloos door het bos, tot ze uitgeput op de grond zonk.
Terwijl ze daar zo lag, reed de koning in zijn koets voorbij.
Hij liet stoppen en beval een bediende het onbekende meisje in de koets te zetten. Toen al zijn vragen slechts met gebaren werden beantwoord, begreep de koning dat ze niet kon spreken.
Desondanks werd hij verliefd op haar en besloot met haar te trouwen.
Niet lang daarna werden ze man en vrouw, ondanks het bittere verzet van de koningin-moeder, die alles op alles zette om dit huwelijk van haar zoon, dat ze als ver beneden zijn stand beschouwde, te verhinderen. Ook al lukte haar dat niet, ze bleef haar uiterste best doen de gehate schoondochter op alle mogelijke manieren kwaad te berokkenen.
Toen de koningin enige tijd later een kind verwachtte, slaagde haar schoonmoeder erin om met behulp van vervalste brieven de vader kort voor de geboorte naar een ver afgelegen stad te lokken.
De jonge vrouw schonk het leven aan een gezond jongetje. De vroedvrouw, die onder één hoedje speelde met de schoonmoeder, haalde het kind echter weg en legde een jong hondje bij de moeder in bed. Het kleintje werd in een doos gedaan en op zolder verstopt.
De koning werd per brief op de hoogte gesteld van deze onnatuurlijke gebeurtenis. Hij schreef terug dat hij nog altijd van zijn vrouw hield, maar dat een dergelijk schandaal onverenigbaar was met de waardigheid van zijn ambt. Men moest haar daarom maar een flinke som geld geven en wegsturen. Zelfs dit gunde de haatdragende schoonmoeder haar echter niet en ze gaf een vertrouwde dienaar opdracht de jonge koningin dood te steken en haar lichaam in zee te gooien. De kledingstukken van de dode moest hij meebrengen als bewijs dat hij zijn taak had volbracht.
Aan de oever van de zee wierp het meisje dat niet spreken mocht zich echter voor de man op haar knieën en hij had het hart niet haar te vermoorden.
"Kleed je uit," zei hij, "want ik moet al je kleren meebrengen als bewijs dat je dood bent. Ik zal je mijn eigen ondergoed geven, dan heb je tenminste iets."
En zo bleef de koopmansdochter eenzaam achter op het strand. Daar naderde op zee een groot oorlogsschip. Als antwoord op haar wilde gezwaai werd een sloep te water gelaten en niet veel later stond ze in haar mannenkleren voor de kapitein. Met behulp van gebarentaal gaf ze zich uit voor de enige overlevende van een schipbreuk en als schipbreukeling werd ze in dienst genomen.
Het meisje leerde de zware kanonnen te bedienen en met een sabel om te gaan, net zo goed als iedere andere soldaat aan boord, want ze mocht immers niet worden ontmaskerd. Ze vocht dapper in menige zeeslag tegen Turken en zeerovers en toen ze jaren later de dienst verliet, zag men haar niet graag gaan.
Terug aan land raakte ze al snel opnieuw in de problemen. Op een avond stuitte ze moe en hongerig diep in het bos op een vervallen huis. Ze glipte naar binnen en zag in de kamer een tafel staan die voor dertien personen was gedekt. Voorzichtig nam ze een klein hapje van elk bord en verstopte zich daarna in een hoekje, waar ze in een diepe slaap viel.
Om middernacht betraden dertien rovers het huis. Helaas had het meisje in haar vermoeidheid op een van de borden een lepel laten liggen en dat wekte de argwaan van de woeste kerels. Toen ze de volgende dag het huis weer verlieten, bleef er een wachtpost achter. Die ontdekte het slapende meisje, maar zij slaagde erin hem aan haar kant te krijgen.
"Ik zal je helpen," beloofde de man. "Ik zal tegen de hoofdman zeggen dat je uit vrije wil naar ons toegekomen bent. Sluit je bij ons aan, anders sta ik niet voor je leven in."
Zo werd de koopmansdochter opgenomen in de roversbende. Ze moest plunderen en stelen, net als de anderen, want als ze zouden merken wie er werkelijk schuilging in dat soldatenpak, zou het niet best met haar aflopen.
Op een dag besloten de rovers zich aan de schat van de koning te vergrijpen. Het meisje slaagde er echter in haar vroegere echtgenoot door middel van een heimelijke boodschap te waarschuwen, zodat de koning zwaarbewapende soldaten kon uitzetten.
De eerste vijf indringers werden op de binnenplaats van het kasteel afgeslacht, maar de rest wist te ontkomen. Alleen de koopmansdochter werd gepakt en veroordeeld tot de strop.
Toen het tijdstip van de terechtstelling aanbrak, scheelde het nog slechts één enkele dag, of de zeven jaren waren om. De zogenaamde rover vroeg om uitstel van executie en dit werd ook verleend. De volgende ochtend werd bepaald dat het vonnis laat in de middag zou worden voltrokken. Toen ze ten slotte met een angstig hart de trap naar de galg beklom, baanden twee jongemannen zich een weg door de toegestroomde menigte. Ze wendden zich tot de koning: "Majesteit, sta ons toe het woord te nemen. Degene die u hier wilt ophangen, is onze zus. Zeven jaar lang mocht ze niet spreken om ons uit de macht van de duivel te verlossen. Daarvoor heeft ze alle denkbare moeilijkheden doorstaan."
De koning riep het meisje bij zich. Toen opende ze voor het eerst in al die jaren haar mond en vertelde wat haar kwaadaardige schoonmoeder haar had aangedaan. Het paleis werd doorzocht en jawel, op de zolder werd een doos met het geraamte van een pasgeboren baby gevonden. Er ging een kreet van afgrijzen door de menigte: "Aan de galg met haar! Hang haar op! Laat haar boeten voor deze misdaad!"
En zo gebeurde het. Kort daarna bungelden de koningin-moeder en de vroedvrouw zij aan zij aan de strop.
De koning vroeg zijn verstoten vrouw om vergeving en nam haar weer aan als zijn koningin. Ook haar beide broers bleven aan het hof, waar ze hoge regeringsambten bekleedden.
*   *   *
Samenvatting
Een Italiaans sprookje over een meisje dat haar broers verlost. Om haar twee broers te bevrijden mag een meisje zeven jaar niet spreken. Ze moet allerlei beproevingen doorstaan en wanneer ze met een koning trouwt, wordt ze bedrogen door de koningin-moeder. Als ze bijna ter dood gebracht wordt, is precies de dag aangebroken dat haar broers bevrijd zullen zijn.
Toelichting
Vergelijk: Het kind van Maria van de gebroeders Grimm.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen