Het opperhoofd en zijn mooie vrouw
Er trouwde eens een jong indianen-opperhoofd. Hij nam het mooiste meisje van zijn stam tot vrouw. Hij kon zijn geluk niet op, maar dat duurde niet lang. Vlak na het huwelijk werd de bruid erg ziek. Het opperhoofd wist zich geen raad bij de gedachte dat zijn vrouw zou kunnen sterven. Hij stuurde zijn mannen alle richtingen uit om hulp te halen. Hij riep alle tovenaars van de wereld bij zijn vrouw, maar ook zij konden de verschrikkelijke ziekte niet genezen.
Zijn mooie vrouw stierf. Het hart van het opperhoofd was gebroken. En niets hielp daar tegen. De jacht niet, de veldtochten die hij maakte en ook de slaap brachten geen verlichting. Het dappere opperhoofd kon zonder zijn vrouw niet leven. Hij wilde haar in zijn tent hebben, hij wilde naar haar kijken, met haar praten. En daarom ging hij op zoek naar een goede houtsnijder, die zijn vrouw uit hout kon snijden. Hij zocht lange tijd, ging van de één naar de ander, maar tevergeefs. Niet één kon haar snijden zoals ze was.
Na een jaar keerde het opperhoofd zonder resultaat naar zijn dorp terug. Aan de rand van het dorp kwam hij een oude man tegen. De oude man sprak hem aan en zei: "Je loopt wel van het ene dorp naar het andere, op zoek naar een goede houtsnijder die jouw mooie vrouw uit hout zou kunnen snijden, maar je zoekt het veel te ver. Je vergeet in je eigen dorp te zoeken. Ik heb je vrouw vaak gezien en ik herinner me haar beeldschone gezicht. Als je wilt, zal ik haar uit hout snijden."
Het gezicht van het opperhoofd klaarde op, hij zei: "Probeer het, oude man, probeer het, je zult me er een groot plezier mee doen."
En de oude man ging aan het werk. Aan zee was enige tijd geleden een prachtig stuk hout aangespoeld. De oude man gebruikte dit hout en begon het te bewerken. Hij sneed lange tijd, werkte ijverig door, tot zijn werk klaar was. Toen ging hij naar het opperhoofd en sprak: "Het is klaar, komt u maar kijken, opperhoofd."
Het jonge opperhoofd ging de tent van de oude man binnen en zag zijn vrouw. Ze zat precies zoals ze altijd gezeten had. Ze had dezelfde kleren aan, die ze altijd gedragen had. Ze was net zo mooi, als toen hij haar tot vrouw genomen had.
Het opperhoofd was dolblij. Zijn verdriet werd minder en zijn geluk keerde terug. Hij droeg zijn mooie vrouw van hout naar zijn tent en de houtsnijder werd rijkelijk beloond.
Vanaf dat ogenblik was het opperhoofd niet meer alleen. In de tent zat de mooie vrouw, ze had de kleren van zijn vrouw aan, ze droeg de pels van een marter, ze had haar gezicht. En het opperhoofd sprak met haar, alsof ze in levenden lijve voor hem zat. Het opperhoofd zat bij haar, het opperhoofd at bij haar, het opperhoofd vertelde haar alles wat er gebeurde. Hij vond het alleen jammer, dat zijn mooie vrouw nooit eens iets terugzei.
Maar op een dag gaf ze antwoord. Op een dag zat het opperhoofd weer bij haar en de vrouw bewoog zich, alsof ze zuchtte. Het jonge opperhoofd geloofde zijn eigen ogen niet. Maar de mooie vrouw van hout bewoog zich voor de tweede maal en nog eens. De mooie vrouw van hout ademde. Maar spreken kon ze niet. En haar handen en voeten bewegen kon ze ook niet. Maar het hart van het opperhoofd sprong open van geluk. Zijn mooie vrouw begon weer te leven.
Lange tijd leefde het jonge opperhoofd met zijn mooie vrouw van hout. Lange tijd was hij gelukkig met haar. Maar ook dit geluk was niet eeuwig. Op een dag zat hij bij zijn vrouw, toen hij een diepe zucht hoorde en daarop een krakend geluid, alsof er een boom werd omgehakt. De mooie vrouw van hout stierf. Toen hij haar van de plaats waar ze altijd gezeten had optilde, zag hij daar een boompje uit de aarde steken. Na korte tijd stak de boom dwars door het dak van zijn tent en het werd een prachtige hoge boom. Zo'n statige boom hadden de mensen nog nooit gezien. Ze gaven hem de naam Rode Ceder.
De Rode Ceder groeit nu overal waar de indianen wonen. Maar de grootste en de mooiste ceders groeien daar, waar eens het jonge opperhoofd met zijn mooie vrouw woonde. De mensen komen van heinde en ver om daar ceders te halen. En als ze een bijzonder mooie en hoge ceder zien staan, dan zeggen ze: "Ze ziet er uit als de dochter van de mooie vrouw van het opperhoofd."
* * *
Samenvatting
Een indianenverhaal over rouwverwerking en de Rode Ceder.
Toelichting
De totempaal van veel indianenstammen wordt gemaakt van Rode Ceder. De Rode Ceder is eigenlijk geen ceder maar een jeneverbes en behoort daarom tot de cipressen-familie. De spraakverwarring is ontstaan door de Amerikanen die alle bomen, die er enigszins 'naaldachtig' uitzien, ceder noemen.
De Rode Ceder, een tot 30 meter hoge, groenblijvende boom met een imposante stam die een doorsnede van anderhalve meter kan bereiken, is inheems in Noord-Amerika. Het hout wordt o.a. gebruikt om potloden van te maken.
Trefwoorden
rode ceder, houtsnijder, rouwen, levende materie, sterven, ceder, natuurverklarend sprookje, dood, opperhoofd, verdriet, rouw, indianenverhaal, verenigde staten, hout, volksverhaal, rouwverwerking
Basisinformatie
- Herkomst: Verenigde Staten
- Verhaalsoort: indianenverhaal, volksverhaal, natuurverklarend sprookje
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Thema
Bron
"De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen. Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2
Populair
Verder lezen