dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Unanana en de olifant


Er was eens, vele, vele jaren geleden, een vrouw die Unanana heette en twee prachtige kinderen had. Ze woonden in een hutje langs de weg en vaak bleven voorbijgangers even staan als ze de kinderen zagen en dan toonden ze zich een en al bewondering voor hun mooie lijfjes, hun perzikhuidje en hun heldere ogen.
Op een morgen ging Unanana heel vroeg het oerwoud in om hout te sprokkelen, terwijl haar twee kinderen thuis bleven spelen met een nichtje dat bij hen woonde. De kinderen deden wie het verst kon springen en hadden het grootste plezier, en toen ze moe waren, gingen ze op de stoffige grond voor de hut zitten en deden een spel met kiezelstenen.
Plotseling hoorden ze geritsel in het gras vlakbij en daar zagen ze op een grote kei een baviaan verwonderd zitten kijken.
"Van wie zijn die kinderen?" vroeg hij aan het nichtje.
"Van Unanana," antwoordde ze.
"Wel, wel, wel!" baste de baviaan. "Zulke mooie kinderen heb ik nog nooit gezien."
Toen verdween hij en de kinderen speelden weer verder.
Even later hoorden ze heel licht een takje kraken en toen ze opkeken, zagen ze de grote, bruine ogen van een gazelle die hen naast een struik stond aan te staren.
"Van wie zijn die kinderen?" vroeg ze het nichtje.
"Van Unanana," antwoordde ze.
"Wel, wel, wel!" riep de gazelle uit met haar zachte, warme stem. "Zulke mooie kinderen heb ik nog nooit gezien," en met een sierlijke sprong verdween ze in het struikgewas.
De kinderen kregen genoeg van het spelletje en pakten een kleine kalebas, doopten die om beurten in de grote pot met water bij de ingang van de hut en dronken naar hartelust.
Ineens hoorden ze een nijdig gegrom en het nichtje liet van angst haar kalebas vallen toen ze de gevlekte pels en de valse ogen van een luipaard zag, die stilletjes uit het struikgewas was gekropen.
"Van wie zijn die kinderen?" vroeg hij streng.
"Van Unanana," antwoordde ze met een bibberig stemmetje, en ze liep langzaam achteruit naar de ingang van de hut voor het geval de luipaard op haar af zou springen. Maar hij had op dat moment toevallig geen belangstelling voor een maaltje. "Zulke mooie kinderen heb ik nog nooit gezien," riep hij uit, en met een zwaai van zijn staart verdween hij tussen de struiken.
De kinderen waren bang van al die dieren die alsmaar vragen stelden en riepen naar Unanana dat ze terug moest komen, maar in plaats van hun moeder kwam een kolossale olifant met maar één slagtand dreunend uit het struikgewas zetten. Hij staarde de drie kinderen aan en die waren zo doodsbenauwd dat ze zich niet durfden te verroeren.
"Van wie zijn die kinderen?" trompetterde hij tegen het nichtje, en hij zwaaide zijn slurf in de richting van de twee mooie kinderen, die zich achter een grote kei probeerden te verbergen.
"V... van Una... Unanana," stamelde het meisje.
De olifant deed een stap naar voren. "Zulke mooie kinderen heb ik nog nooit gezien," bulderde hij. "Ik neem ze mee." Hij sperde zijn enorme bek wijd open en slokte beide kinderen in één hap naar binnen.
Het nichtje gilde het uit van angst en vloog de hut in, en vanuit het veilige donker binnen hoorde ze de dreunende stappen van de olifant steeds zwakker worden naarmate hij dieper in het oerwoud verdween.
Niet lang daarna kwam Unanana terug met een grote takkenbos op haar hoofd. Het meisje stoof naar buiten. Ze was er vreselijk aan toe en het duurde dan ook even voor Unanana het hele verhaal had gehoord.
"Mijn hemel," zei de moeder. "Heeft-ie ze meteen doorgeslikt? Denk je dat ze misschien nog leven in de maag van de olifant?"
"Dat weet ik niet," zei het kind, en ze begon nog harder te huilen.
"Goed," zei Unanana wijs, "er staat me maar één ding te doen. Ik moet het oerwoud in gaan en alle dieren vragen of ze een olifant met maar één slagtand hebben gezien. Maar eerst moet ik een paar voorbereidingen treffen."
Ze zette een pot met flink veel bonen op het vuur en kookte die tot ze zacht waren en gegeten konden worden. Toen pakte ze haar grote mes, zette de pot op haar hoofd, zei haar nichtje op de hut te passen tot ze weer terug was en trok de rimboe in op zoek naar de olifant.
Weldra vond Unanana het spoor van het enorme dier en ze bleef dat een tijd volgen, maar de olifant zelf was nergens te zien. Even later liep ze tussen de hoge, schaduwrijke bomen de baviaan tegen het lijf.
"O, baviaan! Je moet me helpen!" smeekte ze. "Heb je soms een olifant met maar één slagtand gezien? Hij heeft allebei m'n kinderen opgegeten en ik moet hem vinden."
"Blijf dit pad volgen tot je op een plek met hoge bomen en witte stenen komt. Daar zul je de olifant vinden," zei de baviaan.
Dus bleef de vrouw het stoffige pad een hele tijd volgen, maar ze zag geen teken van de olifant.
Plotseling stak een gazelle haar pad over. "O, gazelle! Je moet me helpen! Heb je soms een olifant met maar één slagtand gezien?" vroeg ze. "Hij heeft allebei m'n kinderen opgegeten en ik moet hem vinden."
"Blijf dit pad volgen tot je op een plek met hoge bomen en witte stenen komt. Daar zul je de olifant vinden," zei de gazelle, en ze verdween met een sierlijke sprong uit het gezicht.
"Och, hemeltje nog aan toe!" zuchtte Unanana. "Het lijkt nog zo ver en ik ben zo moe en ik heb zo'n honger." Maar ze at het eten dat ze bij zich had niet op, want dat was voor haar kinderen als ze die had gevonden.
En voort ging het tot ze na een bocht in het pad een luipaard voor zijn hol toilet zag zitten maken.
"O, luipaard!" riep ze vermoeid. "Je moet me helpen! Heb je soms een olifant met maar één slagtand gezien? Hij heeft allebei m'n kinderen opgegeten en ik moet hem vinden."
"Blijf dit pad volgen tot je bij een plek met hoge bomen en witte stenen komt. Daar zul je de olifant vinden," antwoordde de luipaard, en hij boog zijn kop en wijdde zich weer aan zijn toilet.
"Ach, ach!" verzuchtte Unanana. "Als ik die plek niet gauw vind, weigeren mijn benen me nog verder te dragen."
Ze strompelde nog een stukje voort tot ze ineens, recht voor zich, een paar hoge bomen en een stel grote witte stenen zag. "Eindelijk!" riep ze uit, en ze rende erheen en ontdekte een reusachtige olifant die vergenoegd in de schaduw van de bomen lag.
Unanana en de olifantMet één oogopslag zag ze dat hij maar één slagtand had, en terwijl ze hem zo dicht naderde als ze durfde, schreeuwde ze boos: "Olifant, olifant! Heb jij mijn kinderen opgegeten?"
"Welnee," antwoordde hij lui. "Blijf dit pad volgen tot je bij een plek met hoge bomen en witte stenen komt. Daar zul je de olifant vinden."
Maar de vrouw wist dat dit de olifant was die ze zocht en stampvoetend gilde ze hem toe: "Olifant, olifant! Heb jij mijn kinderen opgegeten?"
"Welnee! Blijf dit pad volgen..." begon de olifant weer, maar Unanana liet hem niet uitpraten. Ze rende op hem af en riep, zwaaiend met haar mes: "Waar zijn mijn kinderen? Waar zijn ze?"
Toen opende de olifant zijn bek en zonder zelfs maar de moeite te nemen overeind te komen slokte hij Unanana met pot en al in één hap naar binnen. En daar had Unanana nu net op zitten hopen.
Dieper en dieper daalde ze af in de duisternis tot ze in de maag van de olifant belandde. En wat zich daar voor haar ogen afspeelde! De maagwanden van de olifant waren als een keten van heuvels, en tussen die heuvels zag ze kleine groepjes mensen, een heel stel honden en geiten en koeien, en haar eigen twee mooie kinderen.
"Moeder! Moeder!" riepen ze toen ze haar zagen. "Hoe ben je hier gekomen? O, we vergaan van de honger."
Unanana tilde de kookpot van haar hoofd en gaf haar kinderen de bonen te eten, die ze uitgehongerd opaten.
De olifant begon te kreunen. Zijn gekreun was in het hele oerwoud te horen, en hij zei tegen de dieren die even aankwamen om te zien wat de oorzaak van zijn ongemak was: "Ik weet niet waarom, maar sinds ik die vrouw die Unanana heet heb opgegeten, voel ik me vreselijk naar en ellendig van binnen."
De pijn werd alsmaar erger tot de olifant met een laatste zucht dood neerviel. Toen pakte Unanana haar mes en hakte zich een weg tussen de ribben van de olifant door, waarover terstond een hele stoet honden, geiten, koeien, mannen, vrouwen en kinderen trok. Eenmaal buiten knipperden ze allemaal met hun ogen tegen het felle zonlicht en slaakten ze vreugdekreten omdat ze weer vrij waren.
De dieren blaften, mekkerden of loeiden bij wijze van dank en de mensen gaven Unanana allerlei geschenken uit dankbaarheid voor hun bevrijding, zodat Unanana en haar kinderen niet langer arm waren toen ze thuiskwamen.
Het nichtje was dolblij dat ze hen terugzag, want ze had gedacht dat ze allemaal dood waren. En die avond vierden ze samen feest. Kun je raden wat ze aten? Inderdaad, gebraden olifantenvlees.
*   *   *
Samenvatting
Een Zuid-Afrikaans verhaal over een moeder die haar kinderen redt. Een moeder redt haar kinderen uit de maag van een olifant, door zich zelf te laten opslokken.
Toelichting
Van dit verhaal bestaan verscheidene versies onder de stammen in Zuid-Afrika. Deze versie is overgenomen uit Kathleen Arnotts African Myths and Legends (1962).
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Rafelkap en andere verhalen" samengesteld door Ethel Johnston Phelps. Nederlandse vertaling Stanneke Wagenaar. Feministische Uitgeverij Sara, 1980. ISBN: 90-6328-037-8
Populair
Verder lezen