dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Wie niet werkt, zal niet eten


Lang geleden leefden in het dorpje Hizauz een blinde slang en een man die Gebrehakai heette. De blinde slang was bevriend met een vogeltje dat altijd bij hem was en hem te eten gaf. De slang mocht graag in de zon liggen en liet zich dan verzorgen door het vogeltje. Het enige dat hij hoefde te doen was zijn bek openen wanneer het vogeltje met eten kwam. Zo stond de slang al tijden bij het vogeltje in de gunst.
Gebrehakai werd jaloers toen hij zag hoe de blinde slang door het vogeltje werd verzorgd, zonder ook maar iets te hoeven doen. Zijn kinderen zagen er, door armoede en honger, een stuk slechter uit. Toen Gebrehakai op een keer naar de kerk ging, hoorde hij de priesters vertellen dat God alles geeft waar je om vraagt.
Vanaf die dag stopte Gebrehakai met werken en bad hij dag en nacht tot God: "Gij die deze blinde slang hebt geschapen en die hem te eten geeft, zonder dat hij daarvoor hoeft te werken, geef dat ook ik leef zonder te moeten werken."
De Schepper vond na verloop van tijd dat Gebrehakai wat te veel bad en zei tegen hem: "Gebrehakai! Sta op, werk en eet. Ik schep welbehagen in mensen die hard werken om hun brood te verdienen, niet in mensen die alleen maar bidden. Zorg dat je kinderen geen honger meer hebben en zich kunnen kleden." Gebrehakai liet zich echter niet van de wijs brengen en prevelde dagelijks zijn gebed: "God, ik ben toch uw schepping? Geef mij dan, net zoals de blinde slang, eten zonder ervoor te hoeven werken. U moet het mij geven. Doe rechtvaardig, Ik wil niet langer werken." God was verbaasd over de luiheid van Gebrehakai en had medelijden met zijn kinderen die erg veel honger hadden.
Ondertussen zorgde de vrouw van Gebrehakai voor de kinderen door in het bos hout te verzamelen en dat te ruilen voor eten. Ze hadden een klein stukje land, maar konden daar, omdat de kinderen nog te jong waren, geen gebruik van maken. De vrouw van Gebrehakai kon evenmin op het land werken, omdat de traditie niet toestaat dat een vrouw het land omploegt. Het is onbeschaamd.
Op een keer, terwijl Gebrehakai's vrouw hout aan het verzamelen was, vond ze een aarden pot, ingegraven in de grond. Toen ze hem openmaakte, bleek de pot tot de rand toe vol te zitten met geldstukken. Tevergeefs probeerde ze de pot mee te slepen, maar deze was daarvoor veel te zwaar. Hierop repte ze zich naar haar man die, toen hij haar zag rennen, vermanend zei: "Waarom loop je te rennen en te springen als een kind?" Ze vertelde Gebrehakai dat ze een pot vol met geld in het bos had gevonden, maar dat ze hem daar had moeten laten omdat hij te zwaar was om te sjouwen. "Kom, laten we hem samen gaan halen," zei ze tegen haar man. Maar Gebrehakai was zo lui dat hij geen zin had om op te staan. Hij mompelde: "Waarom zou ik naar het bos gaan om een pot vol met geld te versjouwen? Ik ben geschapen door de God die de blinde slang voedt. Hij zal mij ook zittend laten leven." En dus weigerde hij om mee te gaan.
Zijn vrouw was erg bedroefd. Ze wist niet meer wat ze moest doen. Terwijl ze zo zat te peinzen, kreeg ze opeens een idee: Ik zal aan mijn zwager vragen of hij mij wil helpen. Ze ging onmiddellijk naar het huis van haar zwager en vertelde hem over de pot die ze had gevonden en dat haar man weigerde om haar te helpen. De zwager was niet verbaasd over de reactie van Gebrehakai. Hij wist immers wel hoe lui zijn broer was. Maar om Gebrehakai niet onnodig tegen de haren in te strijken, weigerde hij eveneens mee te gaan. De vrouw zei hierop tegen hem: "Als jij mij helpt met sjouwen, zullen we het geld samen delen." Toen de zwager dit hoorde, veranderde hij van gedachten waarna zij met z'n tweeën naar het bos vertrokken.
De vrouw nam hem mee naar de plaats waar de pot begraven lag. Toen de zwager de pot vol met geld zag, werd hij begerig. Gebrehakai's vrouw zei: "Haal jij hem er maar uit, dan nemen we hem mee." Maar haar zwager antwoordde: "Nee, laten we nog even wachten. We kunnen hem beter uitgraven wanneer het donker is zodat niemand ons kan zien." Gebrehakai's vrouw ging hiermee akkoord, waarna zij, samen met haar zwager, met lege handen terugkeerde.
Die nacht gingen de vrouw en de zwager op een afgesproken tijd naar de plaats waarde pot ingegraven was. Het bos was helder verlicht door een volle maan en glinsterende sterren. Na een tijdje lopen, kwamen ze aan op de plek waar de pot begraven lag. Maar wat was dat nou? Er was slechts een diepe kuil met zand te zien.
De pot was verdwenen. Toen de vrouw van Gebrehakai dit zag, begon ze te gillen en te krijsen. Zij rende naar het dorp terug en sloeg met haar handen op haar hoofd. Ze maakte zoveel kabaal dat de honden uit het dorp ervan gingen blaffen en de hanen, al was het midden in de nacht, begonnen te kraaien. Vele dorpelingen schrokken wakker. Zelfs Gebrehakai werd door het gekrijs van zijn vrouw uit z'n slaap gehaald. Hortend en stotend vertelde zij Gebrehakai dat de pot met geld was verdwenen. De zwager, die haar achterna was gerend, zei: "Misschien is de pot weggehaald door mensen die ons overdag stiekem hebben begluurd." Gebrehakai reageerde nauwelijks op het verhaal van zijn vrouw en zijn broer. Het kon hem gewoon niet schelen. Hij herhaalde slechts zijn gebruikelijke gebedje tot God en zei tegen zijn vrouw: "Stil maar, wees niet bezorgd. God die voor de blinde slang zorgt, heeft alles voor mij over. Hij heeft ook mij geschapen, en dus zal Hij ook voor mij zorgen."
Zijn vrouw was echter ontroostbaar en terwijl haar snikken aanhield, draaide Gebrehakai zich om en sliep lekker verder, alsof er niets gebeurd was. Gebrehakai's broer keerde hierop naar zijn eigen huis terug, dat pal aan het huis van Gebrehakai grensde. Het geld was, niet verwonderlijk, gestolen door de broer van Gebrehakai. Hij was niet van plan het met zijn schoonzus te delen en had de volle pot met geld zonder dat iemand het zag naar zijn huis gesleept.
Toen hij thuiskwam riep hij zijn vrouw bij zich: "Kom eens kijken naar het geld dat ik heb gevonden." Zijn vrouw haastte zich om deze oneindige rijkdom in ogenschouw te nemen. Maar wat gebeurde er? Op het moment dat de zwager de pot opende, veranderde het geld plotseling in een heleboel slangen, krabben, hagedissen en muizen. De zwager bedacht zich geen moment, pakte de pot op en gooide hem door het raampje, dat zijn huis van dat van Gebrehakai scheidde. Toen de pot met veel gerinkel op de vloer van Gebrehakai's huis viel en in stukken brak, veranderden alle wilde beesten, onder de ogen van de broer, wederom in geldstukken.
Gebrehakai werd voor de tweede keer die nacht wakker van het lawaai om hem heen. Maar nu hij het gerinkel van vallende geldstukken hoorde, liep hij vlug naar het vertrek waar dit geluid vandaan kwam. Tot zijn verbazing zag hij dat de kamer vol lag met ontelbaar veel geldstukken. Hij riep zijn vrouw: "Kom snel kijken! De God die voor de blinde slang zorgt, zorgt nu ook voor mij. Hij heeft mijn huis met een berg geld overgoten!" Verheugd nam zijn vrouw wat van het geld en ging ermee naar de markt. Zij kocht er granen voor, die ze bij thuiskomst tot meel maalde en waarvan ze een koek hakte. Met boter en yoghurt maakte ze hier een heerlijke maaltijd van die werd opgediend aan Gebrehakai.
Gebrehakai had ontzettende trek gekregen. De maaltijd die hem werd voorgezet zag er heerlijk uit. Maar het liep anders. Op het moment dat hij de eerste hap van al het lekkers had genomen, veranderde het eten in zijn mond in zilver. Gebrehakai's mond werd hierdoor dichtgeplakt. Hij stierf zonder ooit van zijn rijkdom te hebben genoten. De heerlijke maaltijd werd door zijn vrouw en zijn kinderen opgegeten. Gebrehakai kreeg zijn verdiende loon. Het spreekwoord zegt immers: hij die hard werkt eet, hij die verlangt te eten zonder te werken, sterft!
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje uit Eritrea over luiheid en hebzucht. Gebrehakai stopt met werken en bidt tot God, dat Hij hem zal helpen aan eten zonder dat hij hoeft te werken. Zijn vrouw vindt een pot met goudstukken. De hebzuchtige broer steelt de pot, maar het goud verandert in slangen. In Gebrehakai’s huis verandert het weer in goud. De vrouw koopt daarvan granen en maakt een maaltijd, de laatste van Gebrehakai…
Toelichting
Een sprookje uit Eritrea, Afrika
De naam "Gebrehakai" bestaat uit twee delen. "Gebre" is een normale Eritrese naam, het achtervoegsel "hakai" staat voor lui. "Gebrehakai" moet dus vertaald worden met luie Gebre.
De vertellingen in de bundel van Vluchtelingenwerk zijn afkomstig van asielzoekers. Het boekje geeft veel informatie over de (vertel)cultuur in de landen van oorsprong.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Wie van ver komt, kan veel verhalen; sprookjes, mythen en legenden verteld door vluchtelingen," Vluchtelingen Werk, Amsterdam. 1995, ISBN: 90-6937-014-X.
Populair
Verder lezen