dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Arthur, koning over eeuwen


Twee jaar later stierf koning Uther Pendragon. Omdat de edelen niet wisten wie ze als opvolger moesten kiezen, vroegen ze Merlijn om raad. Ze beloofden hem dat ze zich aan zijn beslissing zouden houden. Hij verzocht hun op kerstdag bij elkaar te komen in de St. Stephenskerk in Londen. Daar kregen ze te horen dat ze na de mis naar het kerkhof moesten gaan, waar op geheimzinnige wijze een grote steen was verschenen. Boven op de steen stond een groot aambeeld waarin een stalen zwaard was gestoken. Toen ze naar het wonderlijke tafereel liepen, lazen ze een inschrift op het gevest van het zwaard. De tekst luidde dat alleen degene die het zwaard eruit kon trekken, koning mocht worden. De ridders vonden dat een uitstekende oplossing en deden om beurten hun uiterste best om het zwaard los te rukken. Het lukte hun geen van allen. Teleurgesteld gingen ze weer naar huis. De troon was nog steeds onbezet. Er verstreken heel wat jaren voordat Sir Hector naar Londen kwam met zijn zoon Sir Kay en zijn pleegzoon Arthur. Sir Kay zou voor het eerst van zijn leven deelnemen aan een toernooi. Toen hij op het veld aankwam, ontdekte hij tot zijn spijt dat hij zijn zwaard was vergeten. Arthur bood aan het thuis te gaan halen. Het huis was echter op slot. Omdat hij per se een zwaard voor zijn broer wilde meenemen, liep hij het kerkhof op. Hij had vaak horen vertellen over het zwaard dat daar in het aambeeld vastzat. Met groot gemak trok hij het stalen wapen eruit.
Arthur tot koning uitgeroepen
Toen hij het vermaarde zwaard met een zekere onverschilligheid aan Sir Kay gaf, zag Sir Hector dat. Eerst was hij stomverbaasd, maar vervolgens vroeg hij aan Arthur hoe hij aan dat zwaard kwam. "Het zat in het aambeeld op het kerkhof," antwoordde Arthur. "Ik had haast en trok het eruit." Sir Hector kon nauwelijks geloven wat hij hoorde, en ging snel naar de andere ridders om te vertellen wat er was gebeurd. Samen met Arthur gingen ze naar het kerkhof en waren er getuige van dat hij het zwaard eerst in het aambeeld terugstak en het er vervolgens weer uithaalde. Toen waren ze ervan overtuigd dat hij koning moest worden. Meteen begonnen ze te roepen en te juichen van blijdschap en hun lawaai was tot ver buiten het kerkhof te horen. Maar nauwelijks had Arthur de troon bestegen of er werden geruchten over zijn raadselachtige geboorte verspreid. Sommigen verklaarden dat Merlijn hun alles kon wijsmaken over de afkomst van de jonge koning; ze waren ervan overtuigd dat Arthur niet de zoon van Uther Pendragon en Yguerne was, maar op een mysterieuze manier uit de diepten van de zee naar boven was gehaald, op de top van een golf, en op het strand vlak voor de voeten van de tovenaar was geworpen. Daarom koesterden velen wantrouwen jegens de koning en wilden ze hem in het begin niet gehoorzamen. Dit wantrouwen was louter op jaloezie gebaseerd. Wie Arthur zag, besefte meteen dat hij van koninklijke afkomst was, zo mooi was zijn lichaam, zo openhartig zijn gezicht. Tot degenen die hun jaloezie lieten blijken, behoorden enkele familieleden van de koning, met name zijn vier neven, Gawain, Gaheris, Agravaine en Gareth. Arthur moest wel oorlog tegen hen gaan voeren, ook al stond hem dat mateloos tegen. Gawain was zijn grootste vijand; elke ochtend van tien tot twaalf uur en elke middag van drie tot zes uur was hij op een wonderlijke manier veel sterker dan de rest van de dag. Daarom raadde Merlijn Arthur aan gebruik te maken van de uren waarin Gawain niet over zijn volle kracht beschikte. Arthur volgde de raad op en versloeg zijn neef.
Sir Pellinore
Toen Arthur zijn vijanden had verslagen, regeerde hij op een verstandige manier over het land. Merlijn stond hem vaak bij met wijze raad. Arthur spande zich in om onrecht te herstellen en streefde naar orde en veiligheid. Sinds de dood van Uther Pendragon was het land ten prooi gevallen aan wanorde, chaos en plundering. Maar de nieuwe koning liet blijken dat hij de touwtjes strak in handen had, zodat het volk veel respect voor hem had en de ridders hem graag hielpen. Uiteraard maakte Arthur wel eens een fout, zoals eens met Sir Pellinore. Op onterechte gronden meende hij Sir Pellinore te moeten verslaan en hij deed een plotselinge uitval naar hem. Zijn zwaard miste echter zijn doel en brak. Arthur was nu in feite ongewapend en Sir Pellinore had hem zonder meer kunnen doden. Maar Merlijn kwam tussenbeide met zijn toverkunsten. Hij liet Sir Pellinore diep in slaap vallen en bracht Arthur weg naar een veilige plaats. Arthur had veel verdriet om het verlies van zijn toverzwaard, want hij wist niet hoe hij aan een soortgelijk zwaard kon komen. Toen hij eens aan een meer stond te peinzen wat hij zou doen, zag hij een witte arm uit het water omhoogkomen. De hand hield een zwaard vast dat met juwelen bezet was. Als betoverd staarde Arthur naar het zwaard, totdat de Vrouw van het Meer verscheen en hem vertelde dat hij het mocht gebruiken. Ze zei: "U herinnert zich hoe lang geleden, op een zomeravond, een arm omhoogkwam uit de diepte van het meer, gehuld in wit fluweel, mystiek en wonderlijk. De arm hield het zwaard vast. En u herinnert zich hoe ik erheen liep en het aannam en het sindsdien droeg, als een vorst."
Excalibur
Arthur was erg blij met haar aanbod. Hij holde het meer in en pakte het zwaard, dat Excalibur werd genoemd. De Vrouw van het Meer vertelde hem dat het wapen toverkracht bezat en dat hij niet gewond of gedood kon worden zolang hij de schede in bezit had. Arthur keerde naar zijn paleis terug. Daar vernam hij dat de Saksen weer zijn land waren binnengevallen. Meteen trok hij ten strijde tegen de invallers en behaalde vele overwinningen. Kort daarna hoorde hij ook dat Leodegraunce, koning van Schotland, werd bedreigd door zijn broer Ryance, koning van Ierland. Ryance had het plan opgevat een mantel te laten maken van de baarden van koningen; hij had er nog maar één nodig om de mantel te voltooien. Arthur was verontwaardigd over de bloeddorst van de Ierse koning en ging Leodegraunce snel helpen. Tijdens het gevecht met het Ierse leger doodde Arthur Ryance met zijn toverzwaard en pakte hij ook zijn mantel af, die hij in triomf met zich meevoerde.
Arthur trouwt met Guinevere
Overladen met roem ging Arthur naar het hof van koning Leodegraunce. Hij werd daar verliefd op Guinevere, de mooie dochter van de koning. Zodra zij de Engelse koning zag, vond ze hem de mooiste en dapperste koning ter wereld en ze stemde meteen toe in een huwelijk met hem. Merlijn besloot echter dat Arthur eerst nog een veldtocht moest houden. Dus trok Arthur erop uit en meer dan ooit was hij erop gericht roem voor zijn mooie bruid te oogsten. Na de oorlog konden ze met elkaar trouwen. Het huwelijk werd met veel pracht en praal voltrokken en gevierd. Als geschenk kreeg hij van Guinevere de Ronde Tafel die eens voor zijn eigen vader was gemaakt. Toen reisde hij met zijn bruid naar Camelot (Winchester), waar hij de totale bevolking voor een groot feest tijdens Pinksteren uitnodigde. Dat was het einde van de eerste regeringsperiode van Arthur en begon de tweede periode, die het bekendst is geworden.
Ridders van de Ronde Tafel
Toen Arthur eens in Camelot was, kreeg hij het idee een ridderorde te stichten. De ridders die daartoe behoorden, moesten hem trouw zweren en zouden aan de tafel zitten die Guinevere hem had gegeven. Ze zouden de ridders van de Ronde Tafel worden genoemd. Speciaal voor deze orde liet hij een prachtig kasteel bouwen met een eetzaal die bij uitstek geschikt was om de Ronde Tafel in te zetten. Om de tafel werden de stoelen voor de ridders geplaatst. Het is niet zeker hoeveel zetels er waren. Waarschijnlijk waren het er twaalf, maar er wordt ook wel eens gezegd dat het er honderden waren. Hoe dan ook, de zetels waren zeer gewild. De ridders die een plaats wisten te bemachtigen, waren daar zo trots op dat ze een speciaal devies op hun schild lieten zetten om aan te geven welke eer ze hadden verworven. Toen de bouw van de zaal voltooid was, werd de Ronde Tafel op haar plaats gezet. In de muur waren twaalf nissen aangebracht waarin grote standbeelden stonden van de twaalf ridders die Arthur al had overwonnen. In de hand van elk standbeeld zat een kaars; Merlijn voorspelde dat ze zouden branden tot de Heilige Graal verscheen. Toen Arthur de zaal binnenschreed, was hij zeer tevreden. Hij zei tegen Merlijn: "Kijk, de zaal is klaar, de tafel is er en de stoelen staan eromheen. Vertel me nu welke ridders het waard zijn om aan deze tafel te zitten." Merlijn begon namen te noemen totdat alle stoelen op twee na bezet waren. Er werd een groot banket gehouden en het selecte gezelschap zat enthousiast rondom de tafel. Hun gedachten wijdden ze uitsluitend aan het verrichten van dappere en edele daden, want ze wilden allemaal graag de Heilige Graal zien. Toen de ridders na het banket opstonden, zagen ze dat hun naam met gouden letters in de zitting van hun stoel geschreven stond. Op één van de lege stoelen was geschreven: "Gevaarlijke zetel." De ridders vroegen verbaasd aan Merlijn wat dat kon betekenen. Merlijn vertelde dat die zetel was gereserveerd voor een ridder die volkomen zuiver was. Als er iemand met een zondig geweten op plaatsnam, zou de aarde splijten en hem verzwelgen.
Lancelot du Lac
De ridders van de Ronde Tafel werden overal beroemd vanwege hun dappere en edele daden. Sir Lancelot du Lac was het meest geliefd bij de bevolking. Chrestien de Troyes, Geoffrey de Ligny, Robert de Borron en Walter Map hebben allemaal over deze moedige ridder geschreven. Ook Malory heeft zijn stof hoofdzakelijk ontleend aan de gedichten die over Lancelot gaan. De kinderjaren van Lancelot zijn zeer interessant. Men zegt dat hij de zoon was van koning Ban en Helen. Het koninklijk paar moest uit hun belegerde kasteel in Brittannië vluchten toen hun zoon nog een kind was. Ze waren echter nog niet ver of hun kasteel bleek in brand te zijn gestoken. De aanblik van de vlammenzee was te veel voor Ban en hij viel dood neer. Helen" wilde haar man hulp bieden en legde haar kind bij een meer in het gras. Maar toen ze het weer wilde oppakken, zag ze het in de armen van Vivian, de Vrouw van het Meer, die met Lancelot onder de golven verdween. Wanhopig van angst begon Helen luid te schreeuwen. Maar dat hielp niet, want de fee verdween snel uit het zicht. Helen, die nu man en kind verloren had, trok zich bedroefd in een klooster terug. Lancelot werd met zijn twee neven, Lyonel en Bohort, opgevoed in het paleis van de Vrouw van het Meer. Daar bleef hij tot zijn achttiende jaar. Toen bracht de fee hem zelf naar het hof en stelde hem voor aan de koning. Arthur was onder de indruk van zijn verschijning en behandelde hem meteen als vriend. Lancelot kreeg een ereplaats aan de Ronde Tafel. De andere ridders begroetten hem ook enthousiast; hij was hun meerdere in schoonheid en moed.
Lancelot en Guinevere
Ondanks dit goede begin van zijn leven aan het hof zou Lancelot veel droefheid en verdriet ervaren. Want zodra hij koningin Guinevere zag, werd hij mateloos verliefd op haar. De koningin was wel dol op de ridder, die zich vaak voor haar inzette, en ze verleende hem veel gunsten. Maar haar gevoelens voor hem werden zo intens dat ze hem zelfs zover kreeg dat hij zijn vriend en koning geregeld verried. Lancelot werd verscheurd door hartstocht enerzijds en trouw anderzijds. Daardoor voelde hij zich diep ongelukkig en leed hij onder aanvallen van waanzin, waarin hij jarenlang doelloos rondzwierf. Als de aanvallen voorbij waren, keerde hij terug naar het hof, waar hij dan met nog meer kracht dan voorheen dappere daden verrichtte. In elk gevecht had hij succes, want hij vocht voor gerechtigheid. Daarnaast bleef hij zich inzetten voor de koningin, al waren er heel wat vrouwen die haar plaats probeerden in te nemen. Er zijn dichters die Guinevere willen vrijpleiten. Ze zeggen dat er twee Guineveres waren; de ene was lieflijk en zuiver en verdiende ieders respect, maar moest boeten voor de andere, die zondig en slecht was. Alle dichters zijn het er wel over eens dat Lancelot onwankelbaar was in zijn trouw aan de koningin. Hoewel het hele hof op de hoogte was van de liefde van Guinevere voor Lancelot, was Arthur te zuiver van ziel om ook maar enige verdenking te koesteren. Pas na geruime tijd kon het geheim niet langer verborgen blijven en kreeg hij door wat er gaande was. Het deed hem veel verdriet en hij stuurde zijn vrouw weg. Zij ging met haar minnaar in Joyeuse Garde (Berwick) wonen, een kasteel dat Lancelot met zijn lans had veroverd om Guinevere een plezier te doen. Toen Arthur eenmaal inzag dat hij zijn vrouw ten onrechte om haar gedrag had veroordeeld, nam hij haar weer in genade aan en ook Lancelot mocht weer aan het hof verschijnen. Daar bleef hij haar liefhebben en dienen. Toen hij op een dag hoorde dat Guinevere gevangen was genomen door Meleagans, ging hij snel achter haar aan om haar te bevrijden. Hij wist in welke richting ze was ontvoerd, want ze had als tekens een kam en een ring laten vallen. Onderweg kreeg hij met pech te kampen. Zijn paard werd hem door een toverkracht afgepakt, zodat hij op een kar verder moest rijden. Dat was voor een ridder een bijzonder ongepaste manier van reizen, want edelen die bepaalde misdaden hadden begaan werden als straf op een kar rondgereden. Mensen uit het volk kregen in zulke gevallen zweepslagen. Lancelot wilde echter per se Guinevere helpen en dus kon het hem niet schelen hoe hij bij haar kwam. Hij bereikte uiteindelijk het kasteel waar ze gevangen werd gehouden. Hij versloeg zijn vijanden en wilde Guinevere bevrijden. Tot zijn grote verbazing wilde ze helaas niets van hem weten, want ze was verontwaardigd dat hij op een kar naar haar toe was gekomen. De situatie was ondraaglijk voor Lancelot. Hij vluchtte en doolde als een waanzinnige rond. Zelfs in zijn slaap kwam hij niet tot rust.
Na enige tijd besefte de koningin dat ze niet juist had gereageerd. Ze gaf drieëntwintig ridders opdracht hem te gaan zoeken. Het duurde twee jaar voordat ze hem eindelijk vonden. Intussen had een mooie, vrome vrouw medelijden met de ongelukkige Lancelot gekregen. Toen ze zag dat hij met zijn leed voldoende had geboet voor zijn zonden, bracht ze hem naar de kamer waar de Heilige Graal werd bewaard. Daar kwam toen een heilige man die de Heilige Graal ontdekte en met behulp van de Graal Sir Lancelot geheel genas.
Gareth en Lynette
Toen Lancelot eenmaal van zijn waanzin was genezen, keerde hij terug naar Camelot. Hij werd er enthousiast verwelkomd door Arthur, Guinevere en alle ridders. Lancelot maakte Sir Gareth tot ridder, want om zijn moeder een plezier te doen had hij zijn ware naam verborgen gehouden en een jaar lang als kok gewerkt. De kersverse ridder ging meteen met de mooie Lynette op weg om haar gevangen zuster te bevrijden. Lynette hield hem echter voor een eenvoudige keukenhulp en beledigde hem op allerlei manieren. Hij verdroeg het allemaal en versloeg haar vijanden dapper. Dat maakte zoveel indruk op haar dat ze hem ging bewonderen en hem uitnodigde naast haar te komen rijden. Nederig vroeg ze of hij haar gedrag wilde vergeven. "Heer ridder," zei ze, "ik had gehoord dat u knecht was. Ik schaam me dat ik u zo heb behandeld, zo kwaad heb toegesproken, zo adellijk als ik ben. Ik dacht dat Arthur boos op mij was. Vergeef me, u hebt mij steeds vriendelijk geantwoord."
Huwelijk van Gareth en Lynette
Gareth schonk haar graag vergeving, want ook al was ze koppig en trots, hij was wel veel van haar gaan houden. Toen hij eenmaal naast haar reed, werd hij nog dapperder in het gevecht. Toen hij heel wat ridders had verslagen en haar zuster had bevrijd, beloofde Lynette hem dat ze met hem zou trouwen zodra hij tot de Ronde Tafel was toegelaten. Gareth haastte zich terug naar het hof van Arthur en vroeg hem die eer te gunnen. Dat wilde Arthur wel doen, want met zijn dappere optreden had hij intussen de nodige roem vergaard. Gareth ging dit meteen aan Lynette vertellen, waarna ze in het huwelijk traden.
Geraint en Enid
Omstreeks diezelfde tijd was Geraint, een broer van Gareth, ook lid van de Ronde Tafel geworden. Ook hij verrichtte vele dappere daden en trouwde vervolgens met de fee Enid, de enige dochter van een oude ridder die door omstandigheden tot armoede was geraakt. Geraint bevrijdde de ridder van zijn onderdrukkers en gaf hem zijn bezittingen terug. Geraint ging met zijn vrouw in zijn afgelegen kasteel wonen. Hij hield zich nog uitsluitend bezig met de hartewensen van zijn vrouwen schoof al zijn hogere verlangens opzij. Enid vond dat op het laatst niet prettig meer. Hij wilde alleen maar plezier maken en verwaarloosde zijn plichten en eergevoel. Toen hij op een dag eerder in slaap viel dan zij, begon ze haar hart te luchten en eindigde met de verklaring dat ze stellig een onwaardige vrouw was, anders zou Geraint niet alles voor haar opofferen. Toen Geraint wakker werd van haar stem, had hij het eerste deel van haar betoog net gemist, maar hij zag wel haar tranen en hoorde haar de woorden "onwaardige vrouw" uitspreken. Daaruit concludeerde hij dat ze niet meer van hem hield en dat er een andere man in het spel was. Kwaad stond Geraint (in Duitse en Franse boeken ook Erek genoemd) van zijn bed op en gaf zijn vrouw het bevel armoedige kleren aan te trekken en hem zwijgend door de wereld te volgen. Hij gaf zijn dienaar het bevel zijn paard te zadelen en ook dat van zijn vrouw Enid. Hij zei dat hij de hele wereld wilde gaan verkennen. Direct daarop gingen ze op weg. Ze wilde de man dienen van wie zij zielsveel hield, en deed dus precies wat hij zei. Ze zag hem onderweg het geheel alleen opnemen tegen ridders die hem uitdaagden, en zelf zijn wonden verbinden. Ze had geen flauw idee waarom hij zo koel tegenover haar deed, en doorstond al zijn grillen zo onbewogen dat hij op het laatst zijn vergissing inzag. Hij bekende haar dat hij haar ten onrechte van schandelijk gedrag had verdacht, en gaf haar weer het respect dat haar toekwam. Enid was toen zielsgelukkig en ze brachten de rest van hun huwelijksjaren in volmaakte wederzijdse liefde en trouw door, totdat Geraint sneuvelde tijdens één van de vele gevechten die hij voor de koning leverde.
Sir Galahad
Eens zaten de ridders met Pinksteren aan een feestmaaltijd in Camelot, toen een bedroefde vrouw de zaal binnenkwam. Ze liep op Lancelot af en vroeg hem met haar mee te gaan naar het bos in de buurt. Toen hij vroeg waarom ze dat wilde, zei ze dat daar een jonge strijder was die door hem tot ridder geslagen wilde worden. Sir Lancelot wilde haar wel helpen en ging dus met haar mee naar het bos. Daar trof hij de jongeman aan, die haar bevrijd bleek te hebben, en sloeg hem tot ridder. Vanwege zijn voorbeeldige levensloop werd de ridder later bekend als Sir Galahad de Reine. Sommigen zeggen dat hij de zoon van Lancelot was, maar anderen menen dat hij niet uit een sterveling geboren was. Zodra Lancelot in de feestzaal was teruggekeerd, hoorde hij dat er een wonder was gebeurd. Alle aanwezigen snelden naar de oever van de rivier. Het gerucht bleek te kloppen, want ze zagen een zware steen op het water drijven. Toen ze goed keken, zagen ze dat een kostbaar wapen in de steen was gestoken. Toen de steen op de oever was geland, dromden de ridders eromheen en lazen op het wapen een waarschuwende tekst; alleen een ridder die een volkomen zuiver geweten had, mocht proberen het uit de steen te trekken, ieder ander zou een zware straf riskeren. De ridders wendden zich bescheiden af, want ze hadden allemaal wel een zonde, hoe klein ook, op hun geweten. Ze keerden terug naar de zaal en zagen daar al gauw een oude man binnenkomen, die door Galahad werd begeleid. Galahad, die nog in onschuld leefde en geen vrees kende, ging op de "Gevaarlijke Zetel" zitten. In angstige spanning wachtten de ridders af wat er ging gebeuren. Maar opeens zagen ze zijn naam in gouden letters op de stoel verschijnen. Dat was het teken dat hem de eer ten deel viel. Ze begonnen uitgelaten te juichen tot de plafond balken ervan trilden. Aan zijn zijde droeg Galahad een lege schede. Toen ze hem om een verklaring vroegen, zei hij dat voorspeld was dat hij een toverwapen zou krijgen. Het verband met het wapen in de zware steen was gauw gelegd. Ze namen de ridder mee naar de rivier en wezen hem het geheimzinnige wapen. Toen hij het pakte, gaf het meteen mee en hij kreeg het er zonder moeite uit. Hij stopte het in de lege schede, het bleek precies te passen. Toen alle ridders die avond na de maaltijd aan de Ronde Tafel zaten, hoorden ze een langdurig rollende donder en voelden hoe het paleis op zijn grondvesten schudde. De prachtige kaarsen die in de handen van de twaalf standbeelden zaten, doofden onverwacht en daar kwam de Heilige Graal aan op een schitterende straal van hemels licht. De gewijde schaal, die bedekt was met wit fluweel en door onzichtbare handen werd gedragen, gleed door de grote zaal. Een heerlijke geur vervulde het enorme gebouw. Sprakeloos van ontzag en vervoering keken de ridders naar dit prachtige schouwspel, totdat de Graal weer verdween, even snel en mysterieus als hij was gekomen. De spanning onder de ridders vloeide weg en er ging een diepe zucht door het gezelschap. Toen ze weer op hun bord keken, zagen ze daar hun favoriete gerechten op liggen. Geen van de ridders wilde als eerste de stilte verbreken. Roerloos wachtten allen totdat de kaarsen weer helder brandden. Daarop dankten ze hardop voor de genade die hun ten deel was gevallen. Op dat moment sprong Lancelot onverwacht op en deed de gelofte dat hij de Heilige Graal zou gaan zoeken. Hij zou geen rust hebben voordat hij de schaal zonder sluier had gezien. Alle ridders begonnen nu te roepen dat ook zij die gelofte wilden afleggen. Arthur vroeg toen of iemand de Graal ooit zonder sluier had gezien. Niemand kon dat bevestigen. Het stemde hem wel bedroefd dat hij al zijn trouwe ridders zolang zou moeten missen, maar hij wist ook dat ze zich aan hun gelofte moesten houden. Dus gaf hij zijn zegen en verzocht hun te vertrekken. Er hing een sombere sfeer in de zaal toen de ridders opstonden. Het kostte hun veel moeite Arthur goedenacht te wensen, want ze beseften dat ze nooit meer in deze samenstelling aan een feestmaal zouden deelnemen. Dat nam niet weg dat ze zich bij hun besluit wilden houden.
De zoektocht naar de Heilige Graal
De volgende ochtend gingen ze op weg. Sommigen vertrokken alleen, anderen zochten een reisgenoot. Zo verspreidden ze zich over de wereld om dappere daden te verrichten uit naam van rechtvaardigheid en zuiverheid. Het is echter niet bekend of iemand anders dan Parzival en Galahad ooit de Graal heeft gezien. Sommigen zeggen dat Lancelot hem heeft gezien, zwak, door een sluier. Anderen beweren dat zelfs Parzival dat niet is gelukt. Alleen Sir Galahad zou het visioen hebben gekregen, en wel toen hij na jarenlang bidden en vasten overleed en zijn ziel naar de hemel ging. Na vele jaren van vergeefs zoeken gingen de meeste ridders inzien dat ze de aanblik van de ongesluierde schaal kennelijk niet waard waren. Daarom keerden ze terug naar Camelot, waar de koningin een groot feestmaal voor hen bereidde. Tijdens de maaltijd gebeurde er iets vreselijks. Eén van de gasten viel dood van zijn stoel. Blijkbaar zat er vergif in zijn drank. Geschrokken sprongen de ridders op en sommigen riepen dat de koningin schuldig was aan moord, want de gedode ridder had naast haar gezeten. "U moet bekennen of in een tweegevecht uw onschuld bewijzen!" riepen ze. De koningin wist zich geen raad en stemde in een gevecht toe. Koortsachtig zocht ze een ridder die haar kon verdedigen. Arthur kwam niet in aanmerking, want hij was haar echtgenoot en mocht haar niet op het terrein van Camelot verdedigen. Helaas bood zich geen enkele ridder aan om voor Guinevere te vechten. Het scheelde niet veel of ze was tot de brandstapel veroordeeld. Gelukkig verscheen Lancelot in vermomming en hij bracht de aanklagers ertoe hun beschuldiging in te trekken. Aan het hof van Arthur werd elk jaar een toernooi gehouden. De winnaar kreeg een kostbaar juweel als prijs. Deze juwelen, die alom vermaard waren, had de koning op een heel bijzondere manier in bezit gekregen. Toen hij als jongen eens in Lyonesse zwierf, had hij de beenderen van twee overleden koningen gevonden. Zij zouden elkaar hebben vermoord. Omdat ze broers van elkaar waren, was de moord zo weerzinwekkend dat niemand hen durfde begraven. Hun wapenrusting was al gaan roesten, maar er lag ook een kroon met diamanten, die Arthur op zijn hoofd zette. Toen hoorde hij een profetische stern zeggen dat hij eens koning zou zijn. Arthur schrok, maar was ook blij om wat hij hoorde. Hij bewaarde de kostbare kroon zorgvuldig en toen de voorspelling was uitgekomen deelde hij de juwelen op toernooien als prijs uit.
Lancelots bedrevenheid in het toernooi
Lancelot had aan al deze ridderspelen deelgenomen en telkens de prijs gewonnen. Alleen zijn naam was eigenlijk al voldoende om de overwinnaar vast te stellen. Er waren ridders die zijn succes toeschreven aan de roem die hij intussen had vergaard. Daarom verklaarde Lancelot daags voor het laatste toernooi dat het hem in wezen niets uitmaakte of hij won of niet. Toen reed hij naar Astolat en vroeg aan Elaine, de mooie vrouw die daar woonde, of ze zijn schild wilde bewaren en hem zolang een ander schild wilde geven. Elaine was op slag verliefd op Lancelot geworden en ging meteen op zijn verzoek in. Ze vroeg hem zelfs bedeesd of hij haar kleuren op het toernooi wilde dragen. Tot die tijd had Lancelot uitsluitend de kleuren gedragen die Guinevere hem had gegeven. Deze keer wilde hij echter zijn identiteit verborgen houden en daarom nam hij haar purperen, met parels bezette lint aan. Hij bond het aan zijn helm en stak een pen door de purperen zijde. Toen zei hij tegen Elaine: "Dame, uw lint dat u voor mij afsnijdt, wil ik nemen omdat ik van u houd. Zo heb ik mij nog nooit aan een vrouw gewijd, alleen die ene die mijn hart had veroverd." Ze gloeide van vreugde en trots toen ze Lancelot met haar kleuren zag, en keek hem na toen hij wegreed met Sir Lawaine, haar broer. Ze zuchtte diep en liep terug naar het kasteel. Intussen reed Lancelot, goed vermomd, naar het toernooiveld. Daar gebeurde precies wat hij had gehoopt. Niemand herkende hem en toch wierp hij alle ridders uit het zadel en won de prijs. Heel even leek het laatste gevecht hem noodlottig te worden, want hij werd zwaar gewond. Omdat hij zich zwak voelde worden en per se onbekend wilde blijven, wachtte hij niet tot de prijsuitreiking, maar reed meteen de stad uit.
Vlak buiten de poorten viel hij bewusteloos van zijn paard en hij werd naar de cel van een kluizenaar gebracht. Daar werd hij verpleegd en verzorgd door Elaine. Zij had gehoord dat er een ridder gewond was geraakt, en uit de beschrijving maakte ze op dat het Lancelot was. Daarop was ze hem meteen gaan zoeken.
Lancelot en Elaine
Elaine was erg gelukkig dat ze de gewonde Lancelot mocht verzorgen. Elke dag werd ze mooier en fijner om te zien. Maar na enige tijd was Sir Lancelot weer hersteld en wilde hij op het veld terugkeren. Hij vroeg zijn schild terug en nam afscheid van Elaine.
Zonder het te beseffen liet Elaine hem blijken dat ze van hem hield. Toen Lancelot dat merkte, trok er een schaduw over zijn gezicht, want hij wist hoe ongelukkig een mens kan zijn als liefde onbeantwoord blijft. Heel behoedzaam vertelde hij haar dat hij al van een ander hield, en ging toen van haar heen.
Elaine begon zwaar te lijden onder haar liefdesverdriet en verloor al haar kleur. Op het laatst werd duidelijk dat de "lelieblanke maagd van Astolat" spoedig zou sterven. Toen ze haar dood voelde naderen, dicteerde ze met gebroken hart een afscheidsbrief aan Lancelot en ze liet haar vader beloven dat hij de brief in haar hand zou stoppen als ze dood was. Ze verzocht ook opgebaard op een boot te worden gelegd. Omdat ze door Lancelot zelf begraven wilde worden, liet ze uit Camelot een schipper overkomen die niet kon praten.
Intussen had Gawain, die de diamant van het toernooi bij zich droeg, overal naar de winnaar gezocht. Toen hij in Astolat kwam voordat Lancelot genezen was, hoorde Gawain hoe de overwinnaar heette. In zijn onnadenkendheid vertelde hij die meteen aan Guinevere. Toen de koningin het vage gerucht hoorde dat Lancelot de kleuren van Elaine had gedragen en met haar zou trouwen, werd ze zo jaloers dat ze Lancelot bij zijn eerstvolgende bezoek heel koel ontving.
Lancelot begreep niets van haar houding en schonk haar nederig een halsketting, bezet met de schitterende diamanten die hij op toernooien had gewonnen. Guinevere greep het geschenk en wierp het door het raam, dat wegens de warmte openstond, in de stroom. Even glinsterden de diamanten en toen was alles weg.
De uitvaartboot
Lancelot schrok hevig van wat ze deed. Hij leunde vlug uit het venster en keek de juwelen na. Net op dat moment zag hij een boot die zachtjes stroomafwaarts dreef. De boot maakte een vreemde indruk op hem en hij bleef ernaar kijken. Opeens zag hij dat er een lijk op de boot lag. Even later herkende hij het gelaat van Elaine. Er ging een steek van pijn door zijn hart. De stomme schipper stopte bij de trappen van het paleis. Arthur gaf het bevel het lijk bij hem te brengen. Hij pakte de brief uit de verstijfde hand van de vrouwen las hem hardop voor aan de hovelingen die om hem heen stonden.
De koning was diep getroffen door het verhaal van Elaines liefde. Hij besloot haar laatste verzoek in te willigen en haar te laten begraven. Lancelot nam die taak bereidwillig op zich. Aan de aanwezigen vertelde hij wat er met hem en het meisje was gebeurd.
Zijn stem trilde toen hij over haar sterfbed vertelde en riep: "Arthur, mijn vorst, en allen die dit horen, weet dat ik diep bedroefd ben om de dood van deze mooie vrouw. Zij was trouwen goed en had lief met meer liefde dan alle vrouwen die ik ken. En toch, beminnen is nog niet bemind worden, niet op mijn leeftijd, al is jeugd nog zo aanlokkelijk! Ik zweer bij recht en ridderschap, dat ik geen aanleiding heb gegeven tot zulk een liefde. Mijn vrienden kunnen dat getuigen, haar broers en haar vader, die ook zelf wilde dat ik oprecht en bot zou zijn, ja, het gevoel in haar zou doven door wat mij vreemd is: onhoffelijkheid Ik deed mijn best, ik verliet haar zonder afscheid te nemen. Maar had ik geweten dat het zo zou aflopen, dan had ik iets beters geprobeerd, iets wat haar van zichzelf had bevrijd."
Gekweld door berouw over wat hij onwetend had misdaan, verliet Lancelot het hof van Arthur en begon te zwerven. Hij keerde er net op tijd terug om Guinevere te kunnen redden van weer een valse beschuldiging. Hij was verontwaardigd over de manier waarop ze was behandeld, en nam haar mee naar Joyeuse Garde. Daar zwoer hij dat hij haar zou verdedigen, als het moest zelfs tegen de koning. Dat wekte Arthurs woede; jaloerse hovelingen hadden hem al tegen zijn vrouw opgezet en Lancelots verklaring deed de deur dicht. De koning sloeg het beleg voor het kasteel waarin Lancelot en zijn vrouw zich ophielden. Arthur daagde Lancelot geregeld uit om met hem te vechten, maar de ridder weigerde dat telkens.
Daarmee was het probleem niet opgelost. Het werd steeds groter, totdat de paus zelf tussenbeide kwam en gezanten naar Engeland stuurde die de zaak onderzochten. Lancelot was ervan overtuigd dat Guinevere voortaan met alle respect zou worden behandeld en gaf haar weer aan de koning. Hij zelf trok zich terug op het landgoed van zijn vader in Brittannië.
De woede van Arthur jegens Lancelot was echter nog niet bekoeld. Hij liet Guinevere achter onder de hoede van zijn neef Mordred en ging met een groot leger naar Brittannië.
Het verraad van Mordred
Arthur was nog niet vertrokken of Mordred ging tot verraderlijk gedrag over. Hij legde meteen beslag op de troon. Omdat hij wel wist dat niemand hem zou tegenspreken, verklaarde hij in het openbaar dat Arthur was verslagen, en hij zette Guinevere onder druk om met hem te trouwen.
De koningin weigerde verbitterd op zijn avances in te gaan. Uit wraak zette hij haar in de gevangenis en hij liet haar pas weer vrij toen ze beloofde te doen wat hij wilde. Daarop vroeg ze toestemming om naar Londen te gaan, waar ze een bruidskleed zou kopen.
Guinevere had echter heel andere plannen. Zodra ze in Londen aankwam, liet ze zich in de Tower opsluiten en stuurde ze Arthur het bericht dat ze in gevaar was. De koning liet de belegering van Lancelots kasteel meteen over aan zijn mannen. Hij stak de zee over en kwam het leger van Mordred bij Dover tegen.
Mordred was erg boos omdat hij in zijn plannen werd gedwarsboomd, en verzamelde zijn leger. Na enige besprekingen werd bepaald dat Arthur en Mordred ieder met een gelijk aantal ridders zouden verschijnen om de vredesvoorwaarden vast te stellen. Ze hadden afgesproken dat ze geen wapens zouden trekken. Alles zou goed zijn afgelopen als er niet een adder in het gras was verschenen. Toen één van de ridders de slang zag, greep hij zijn zwaard om het te doden, en die onverwachte beweging ontketende één van de bloedigste gevechten die in de middeleeuwse literatuur zijn beschreven.
Het gevecht van Arthur en Mordred
Aan beide kanten vochten de ridders uitzonderlijk dapper, totdat er bijna niemand meer leefde. Toen kwam Arthur Mordred tegen. Hun ogen spoten vuur op het moment dat ze elkaar in de dodelijke strijd ontmoetten. "Eén van ons moet sterven," mompelde Mordred. "Dat ben jij," antwoordde de koning. Hoewel hij uitgeput was, lukte het hem zijn tegenstander een fatale klap te geven. Maar toen Mordred op de grond viel, hakte hij krachtig op de koning in, die ernstig geraakt werd en stervend in elkaar zakte.
Zo viel koning Arthur onder het geweld van zijn verraderlijke neef. Hij zou overigens niet gesneuveld zijn als zijn toverschede niet was gestolen door zijn zuster Morgana, de elf, die dus eigenlijk de dood van de koning veroorzaakte. Het slagveld bood een verschrikkelijke aanblik. Overal lagen lijken van ridders en de kreten van stervende krijgers verscheurden de lucht. Mordreds mannen waren tot de laatste toe gedood. Van het leger van Arthur was alleen Sir Bedivere aan de dood ontsnapt. Toen hij zag dat zijn meester op sterven lag, knielde hij snel naast hem neer en hield het bijna niet meer uit van verdriet.
Arthur gaf hem het bevel het zwaard Excalibur op te pakken en het zo ver mogelijk in het meer te gooien. Dan moest hij terugkomen en vertellen wat hij had gezien. De ridder vond het jammer zo"n kostbaar zwaard weg te gooien. Dus verborg hij het tot twee keer toe. Maar de stervende vorst kwam daar telkens achter en bezwoer Sir Bedivere tenslotte dat hij het moest weggooien.
Op het moment dat het toverzwaard het water raakte, zag Sir Bedivere een hand uit de diepte omhoogkomen. De hand greep het wapen, zwaaide er drie keer mee en verdween toen onder water. Verbaasd rende hij naar Arthur. Hij verklaarde dat hij zijn ogen had gesloten om de juwelen in het heft niet meer te hoeven zien en het zwaard toen van zich af had geworpen. "Met beide handen wierp ik het, maar toen ik weer keek, zag ik een arm, gehuld in wit fluweel, mystiek en vreemd, die het wapen pakte en rondzwaaide, drie keer, en het toen onder water dompelde."
Toen Arthur dat hoorde, was hij zichtbaar opgelucht. Hij vertelde Sir Bedivere nog dat Merlijn had gezegd dat hij niet zou sterven. Daarop beval hij de ridder hem in een boot te leggen, die geheel met zwarte doeken bekleed zou zijn. Deze boot zou hij vinden door toedoen van de elf Morgana, de koningin van Northgallis en de koningin van de Westerlanden. Sir Bedivere kon geen woord uitbrengen van verdriet en deed vlug wat Arthur hem gezegd had. Hij vond de boot, legde de koning erin en vertrouwde hem toe aan de drie vorstinnen. Bedivere vroeg Arthur toestemming hem te begeleiden, want hij zag dat hij niet lang meer zou leven. Dat vond Arthur echter niet goed, want hij moest alleen naar het eiland Avalon gaan. Hij hoopte dat zijn wond daar zou genezen en dat hij eens bij zijn volk zou terugkeren.
Arthur in Avalon
De onheilspellende, zwarte boot stak van wal, beladen met een last die men nooit meer zou zien. Toch zagen de mensen nog lang naar zijn terugkeer uit; per slot van rekening had hij zelf gezegd dat hij hoopte terug te komen. Niemand durfde te zeggen of hij leefde of dood was. Maar over het algemeen hield men het erop dat hij eeuwige jeugd en zaligheid genoot op het fabeleiland Avalon, vanwaar hij zou terugkeren als de mensen hem nodig hadden. Dat werd in Engeland zo algemeen geloofd dat toen Philips van Spanje met Maria trouwde, hij plechtig moest beloven dat hij de kroon aan Arthur zou teruggeven als deze hem zou komen opeisen.
Andere romans en gedichten vertellen dat Arthur in de boot naar Glastonbury werd gebracht, waar zijn overblijfselen in een graf werden gelegd. Guinevere trok zich terug in het nonnenklooster in Almesbury. Daar kreeg ze eens bezoek van Lancelot, die tot zijn spijt te laat was gekomen om de koning te redden of zich met hem te verzoenen. Dat deed de ridder veel verdriet, want hij had nog steeds veel respect voor de koning.
Vervolgens trok Lancelot zich in een kluizenaarscel terug en hield zich zes jaar lang bezig met boete doen en bidden. Daar kreeg hij een visioen dat Guinevere was overleden. Geschrokken ging hij naar Almesbury en vernam dat ze inderdaad niet meer in leven was. Met veel eerbied en respect zette Lancelot haar bij in de kapel van Glastonbury, naast het graf van Arthur. Daarop trok hij zich weer terug in zijn cel.
Zes weken later ging de gekwelde ziel van deze beroemde held in vrede heen. Hij was volledig uitgeput van het waken en vasten. Op het moment dat hij stierf, zag de priester die bij hem waakte hoe engelen zijn ziel opnamen en hem naar de hemel droegen. Daar werd de ziel door een koor van engelen begroet.
Het lichaam van Lancelot werd aan de voeten van Arthur begraven. Sommigen zeggen echter dat hij een graf kreeg in Joyeuse Garde, waar hij en de koningin zoveel gelukkige uren met elkaar hadden doorgebracht.
Het volk was diep bedroefd om zijn dood.
Sir Ector de Moris vertolkte de gevoelens van alle ridders toen hij zong: "Sir Lancelot, u was het hoofd van alle ridders en nu durf ik te zeggen dat u, die daar ligt, nooit geëvenaard zult worden door enige ridder hier op aarde. U was de dapperste ridder die ooit een schild voerde. U was de trouwste vriend voor uw vriend die ooit een paard besteeg. U was de trouwste minnaar onder de mensen die ooit een vrouw beminde. U was de zachtmoedigste mens die ooit een zwaard hanteerde. U was de goedhartigste mens die ooit met ridders streed. U was de vriendelijkste man die ooit in een zaal tussen vrouwen aan een maaltijd aanzat. En u was de moedigste ridder voor uw doodsvijand die ooit de speer deed rusten."
*   *   *
Samenvatting
De sage van Arthur Pendragon. Een beknopt levensverhaal van een koning waarvan weinig historische feiten zijn bekend, maar wiens verleden diepe sporen heeft nagelaten in de brits/europese volksgeest.
Toelichting
Er zijn weinig historische feiten aan te voeren die bewijzen dat koning Arthur en zijn Ronde Tafel ooit hebben bestaan. Maar zijn persoon is zo innig verbonden met de volksgeest dat hij in ieder geval is te beschouwen als belichaming van eigenschappen van vele kleinere helden die mogelijk hebben bestaan. Of Arthur echt heeft bestaan en zoja, of hij alle daden heeft verricht die aan hem worden toegeschreven, is voor onze waardering van de Arthurromans van ondergeschikt belang.
Heel veel plaatsen in Wales, Schotland en Engeland bevatten sporen van Arthurs invloed. We kunnen dan ook gerust stellen dat als Arthur heeft bestaan, hij een Brit was. Zijn roem strekte zich echter tot ver buiten de grenzen van zijn kleine rijk uit. Op het laatst waren de verhalen over zijn dapperheid over heel Europa verspreid. De populariteit van de verhalen blijkt uit het feit dat ze al snel na de uitvinding van de boekdrukkunst zijn gedrukt en op die manier nog meer gelezen werden.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen