dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Hans Kachel-Oventje


In een dorp woonden eens twee boeren. Zij waren buren, hielpen elkaar vaak uit de nood en waren goede vrienden. Nu had de ene boer een dochter en de andere een zoon. De twee kinderen speelden altijd samen en waren onafscheidelijk. Hoe groter ze werden, hoe meer ze van elkaar gingen houden en zodra ze volwassen waren zouden ze met elkaar gaan trouwen.
In een hol boven in de bergen woonde een kabouter, die graag de mooie dochter van de ene boer in het dal tot vrouw zou willen hebben. Hij kwam vaker op de boerderij op bezoek dan haar en haar ouders lief was en hij bracht dan allerlei kostbare geschenken voor de vrouwen mee.
Het meisje wilde niets van de kabouter weten; hij was haar veel te lelijk en ze had haar buurjongen veel te lief. Maar zijn geschenken vond ze prachtig. En toen hij op een dag vele kostbare dingen had meegebracht, viel haar oog op een mooi ringetje met een fonkelende steen. Toen kon ze zich niet langer bedwingen, ze nam het ringetje en stak het aan haar vinger.
Toen lachte de kabouter en zei met een krakende stem:
"Nu ben jij het bruidje fijn,
en ik zal de bruidegom zijn!"
Geschrokken trok het meisje de ring van haar vinger, legde hem snel weer bij de andere sieraden en riep: "Nee, nee, ik wil je geschenken niet, en jou helemaal niet!"
Het mannetje werd verschrikkelijk boos en gooide in zijn woede de kostbaarheden op de deel, stampte met zijn voeten, schudde met zijn lichaam en schreeuwde: "Zó gauw zijn we niet van elkaar af, jij en ik! Vandaag over drie dagen kom ik terug. Als je dan mijn naam weet, ben je vrij. Maar als je hem niet raadt, dan moetje mij volgen en mijn vrouw worden. Dan kan niets ter wereldje meer helpen!" En daarmee was de kabouter verdwenen.
Goede raad was duur! Iedereen dacht en dacht, en het meisje peinsde en peinsde tot ze er treurig van werd. Van de drie dagen waren er al twee om en ze wist nog steeds niet hoe de kabouter heette. Stel je voor dat ze de vrouw van dat lelijke, misvormde schepsel moest worden (want je moet weten dat zijn voeten achterstevoren stonden!).
Maar op de derde dag hoedde haar vriend de geiten boven op de bergwei. Hij zat op een steen en dacht erover na hoe het wel met zijn meisje en de kabouter zou aflopen.
Terwijl hij daar zo in gedachten verzonken zat, kwam opeens de kabouter uit zijn hol te voorschijn. Hij zag de jongen niet en begon als een dwaas met zijn armen in het rond te zwaaien. Hij hupte en danste en sprong als een dolleman hoog in de lucht en zong:
"Hé hé, ho ho, hoe hoe, hi hi,
heden kook ik de pap in de pot,
morgen haal ik m'n bruidje op.
Hoi, 't wieletje spint!
Hoi, 't haspeltje windt!
Ei, wat een geluk
dat mijn liefje niet weet,
dat ik Hans Kachel-Oventje heet!"
Wie het laatst lacht, lacht het best! dacht de jongen en onthield de naam goed. Die avond snelde hij meteen naar zijn meisje en vertelde haar alles wat hij had gezien en gehoord.
De volgende middag kwam het mannetje in de keuken om de bruid mee te nemen. Hij ging voor haar staan en vroeg spottend: "Wel, m'n hartje, weet je mijn naam al?"
Het meisje deed eerst net alsof ze zijn naam niet wist. "Heet je misschien Gregorius?" vroeg ze en trok haar neus op alsof de rook van de kachel erin kriebelde, "of Stroevelman of Giegelgakje of Hussemusje of Mosje Dop?"
"Mis! Mis! Mis!"riep de kabouter bij elke naam en sprong van vreugde van z'n ene been op z'n andere.
"Dan heet je vast Hans Kachel-Oventje!"
Het mannetje schrok vreselijk, stampte van woede op de grond, vloekte, en schreeuwde: "Dat heeft de duivel je gezegd, afschuwelijke heks!"
Daarop verdween hij door de schoorsteen, en is nooit meer in het dal gekomen. Algauw werd er bruiloft gevierd, en het boerenmeisje was bruid en de boerenzoon was bruidegom. Ik wou dat jij en ik daar bij waren geweest!
*   *   *
Samenvatting
Een Zwitsers sprookje over het raden van de naam. Een kabouter uit de bergen wil graag met de mooie dochter van een rijke boer trouwen. Hij biedt haar telkens mooie geschenken aan, maar het meisje is niet te verleiden. Totdat ze per ongeluk een mooie ring met een fonkelende steen aan haar vinger schuift...
Toelichting
Oorspronkelijk verschenen in: "Vo Chlyne Lüte: Zwergensagen, Feen- und Fänggengeschichten aus der Schweiz" door C. Englert-Faye. Troxler Verlag, Bern, 1965.
Vergelijk met Repelsteeltje van de gebroeders Grimm.
Er zijn vele varianten van dit sprookje. Soms rijdt de dwerg op een pollepel om het vuur, en hoort het dienstmeisje hem, een andere keer is het een koning die de naam hoort als hij van de jacht terugkeert. De dwerg heeft steeds andere namen. De namen van het 'kleine volkje' zijn andere dan mensennamen, daarom is de dwerg zo zeker van zichzelf.
Het verhaal berust voornamelijk op het motief, dat een demonisch wezen zijn naam verraadt en daardoor zijn kracht verliest; het vormt de gewone afsluiting voor een in Duitsland en Scandinavië bekende sage, die vertelt hoe een demon een kerk of ander groot gebouw vervaardigt, maar in zijn verwachting op het bedongen loon bedrogen wordt, doordat de onvoorzichtige opdrachtgever op het laatste ogenblik achter zijn naam gekomen is. Het idee dat de naam op magische wijze met de persoon verbonden is, vinden we terug in het oude volksgeloof; wie de naam van iemand uitspreekt heeft macht over hem. Vandaar de geheime namen van goden en demonen, die in de godsdienst van vele volken (in het Oude Testament de naam van Jehova!) voorkomen (vgl. H. Güntert, Von der Sprache der Götter und Geister, 1921). Denk bijvoorbeeld ook aan Heintje Pik of Moenen met het ene oog, voor de duivel.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen