donderdag 25 april 2024

Volksverhalen Almanak


Kasjtanka


KasjtankaOp het met sneeuw bedekte trottoir drentelde een jonge hond onrustig heen en weer. Af en toe bleef ze staan, jankte, tilde nu eens haar ene, dan weer haar andere verkleumde poot op en probeerde voor zichzelf uit te maken hoe het gekomen was dat zij verdwaald was geraakt.
De dag was zoals altijd verlopen: haar baas, de meubelmaker Loeka Aleksandrytsj, was werk dat hij klaar had gaan bezorgen en had haar meegenomen. De klanten woonden heel ver weg en de meubelmaker was enkele malen een kroeg binnengegaan voor een hartversterkinkje. Op de terugweg had Loeka nog even zijn zuster bezocht. Tegen het invallen van de duisternis was hij straalbezopen.
Plotseling was er muziek losgebarsten. Er kwam een regiment soldaten voorbij gemarcheerd en Kasjtanka was geschrokken naar het andere trottoir gesprongen. Na het verstommen van de muziek was de meubelmaker nergens meer te bekennen... Inmiddels was het ook nog eens gaan sneeuwen. Kasjtanka drukte zich vertwijfeld tegen een huisdeur aan en jankte jammerlijk. Terwijl de sneeuw haar langzaam toedekte, viel ze van pure uitputting in slaap.
Plots kwam er een man door de deur naar buiten en vroeg geschrokken: "Ach, jij arme stakker, heb ik je bezeerd?"
Kasjtanka zag een dikke, kleine man met een pafferig, gladgeschoren gelaat. Hij had een hoge hoed op en zijn pelsjas hing open. In zijn stem weerklonk vriendelijkheid. Kasjtanka likte zijn hand en begon nog klaaglijker te janken. "Wat ben jij een koddig beestje, zeg!" zei de vreemde heer. "Je lijkt net een vos! Vooruit dan maar, kom maar mee. Misschien kan ik je nog ergens voor gebruiken."
En zo gebeurde het dat Kasjtanka een half uur later al in een grote lichte kamer zat en toekeek hoe de onbekende man zijn avondmaal genoot. Hij stopte haar zoveel toe, dat ze zich verzadigd en slaperig voelde worden. Terwijl de man gemoedelijk zijn sigaar rookte, lag Kasjtanka kwispelstaartend te bedenken waar ze het beter had - bij deze onbekende man of bij de meubelmaker en zijn zoon Fedjoesjka. Bij de vreemdeling was de woning haast leeg, terwijl die bij de meubelmaker tot de nok toe volgepakt was. Hij had een werktafel, een werkbank, een berg houtkrullen, schaven, beitels, vijlen, een kooi met een sijsje erin en nog veel meer. Bij de vreemdeling rook het nergens naar, bij de meubelmaker daarentegen rook het heerlijk aangenaam naar lijm, lak en zaagsel. Daar stond weer tegenover dat er bij de vreemde man veel te eten was en dat hij nog geen enkele keer tegen haar geschreeuwd had.
Nadat haar nieuwe baas zijn sigaar had gerookt, haalde hij een matrasje tevoorschijn, doofde de lamp en liep de kamer uit. Kasjtanka strekte zich uit en sloot haar ogen. Ze dacht terug aan hoe Fedjoesjka met haar speelde, terwijl de meubelmaker schaafde of hardop de krant las. Hij trok haar dan bij de achterpoten onder de werkbank vandaan en liet haar op haar achterpoten lopen of tabak snuiven of trok keihard aan haar staart.
Toen Kasjtanka wakker werd, was het reeds licht. Ze rekte zich uit, geeuwde eens en maakte een ronde door de kamer: in de zijkamer sliep de onbekende van gisteren onder een flanellen deken. Een andere deur leidde naar een klein vertrek met groezelig behang. Bij het betreden ervan, kwam een grijze gans sissend met gespreide vleugels op haar af. In de hoek lag een witte kater. Zodra hij Kasjtanka zag, sprong hij op, kromde zijn rug en zette al zijn haren overeind. Kasjtanka begon luid te blaffen.
"Wat is dat hier allemaal?" vroeg de vreemdeling plots geërgerd, omdat hij door het lawaai gewekt was. In zijn kamerjas kwam hij de kamer binnen, gaf de kater een klap en vroeg streng: "Fjodor Timofejitsj, wat betekent dit? Af en liggen!" En de gans riep hij toe: "Ivan Ivanytsj, op je plaats!"
Zo leerde Kasjtanka haar nieuwe huisgenoten kennen en kreeg ze van haar nieuwe baas ook een andere naam: Tjotka, wat 'tantetje' betekent.
Iets later kwam de onbekende man de kamer weer binnen met een zonderling voorwerp. Aan de dwarsbalk van een houten stellage hingen een klok en een pistool. Aan de klepel van de klok en aan de trekker van het pistool bengelden dunne koorden. De vreemdeling stelde de stellage midden in de kamer op en met opperste verbazing volgde Tjotka hoe de gans op bevel van de baas kunstjes opvoerde en de klok luidde en het pistool liet knallen.
Nadat de baas de gans en zichzelf met nog een heleboel andere acrobatische toeren had vermaakt, wiste hij het zweet van zijn voorhoofd. Toen klonk er ineens geknor... de deur ging open en een oude vrouw liet een zwart, afschuwelijk mormel van een varken in de kamer binnen. Zonder zich iets van Kasjtanka's gegrom aan te trekken, besnuffelde het varken haar en knorde er vrolijk op los. De baas ruimde de stellage op en riep: "Fjodor Timofejitsj, mag ik je verzoeken?" De kater kwam overeind en tjokte traag naar het varken toe, alsof hij het alleen maar deed om de baas een genoegen te doen.
"Laten we beginnen met de Egyptische piramide," zei de baas. "Een... twee... drie!" Bij drie sloeg Ivan Ivanytsj met zijn vleugels en sprong op de rug van het varken. Op hetzelfde moment sprong de kater boven op de gans. Daarna liet de dikke, kleine man de drie rondjes lopen tot ze niet meer van elkaar af tuimelden.
Zo verstreken er dagen, zo verstreek er een maand. De baas ging 's avonds gewoonlijk het huis uit en nam dan de gans en de kater mee. Tjotka bleef alleen achter op haar matrasje en werd hoe langer hoe verdrietiger. In haar dromen doken ook steeds vaker twee onduidelijke gedaantes op; misschien waren het honden, maar misschien ook wel mensen. Dan kwispelstaartte Tjotka en het kwam haar voor dat ze de twee al eens ergens gezien en zielsveel van ze gehouden had. Wanneer ze dan in slaap viel, rook ze een geur van lijm, schaafsel en lak. Op een dag begon de baas ook haar tot artieste te dresseren. Ze leerde op haar achterpoten te lopen en te staan, wat ze ongelooflijk leuk vond. Ze leerde goed en snel en barstte bij elk geslaagd kunstje in luid, geestdriftig geblaf uit. Haar leraar was al niet minder door het dolle heen en wreef zich in de handen. "Een talent! Wat een talent!" riep hij aldoor. "Je zult beslist succes hebben!"
Op zekere nacht was het stil, donker en benauwd in de kamer. In het aangrenzende vertrek slaakte de baas een luide zucht, even later knorde het varken in zijn hok, waarna alles weer stil was. Plots weerklonk er echter een zonderlinge kreet door de nacht, die Tjotka deed beven en opspringen. Het was Ivan Ivanytsj die zo geschreeuwd had... wild, snerpend en zo heel anders dan anders. Daarop klonk het geschuifel van pantoffels en de baas, in zijn kamerjas gehuld en met een kaars in de hand, kwam de kamer binnen. Het licht scheen fel op Ivan Ivanytsj, die op de vloer zat. Hij spreidde zijn vleugels en sperde zijn snavel open.
"Ivan Ivanytsj, wat is er met je aan de hand?" vroeg de baas aan de gans. "Waarom schreeuw je zo? Ben je soms ziek?"
De gans gaf geen antwoord, en de baas ging weer weg. Zonder kaarslicht was het opnieuw pikkedonker. Tjotka had het doodsbenauwd. De gans gilde niet meer, maar het leek of daar een vreemdeling in het donker stond. Fjodor Timofejitsj werd ook onrustig. Tjotka hoorde hem op zijn matrasje heen en weer schuifelen.
Toen gloeiden plots twee vonkende groene puntjes vlak bij Tjotka op. Voor de eerste maal sinds hun kennismaking kwam Fjodor Timofejitsj naar haar toe. Tjotka likte zijn poten en barstte in een zacht, jammerend gejank uit. Daar schreeuwde Ivan Ivanytsj alweer...
Opnieuw ging de deur open en de baas, met de kaars in de hand, kwam de kamer binnengelopen. "Hij gaat dood, Tjotka!" zei de baas handenwringend. "Arme Ivan Ivanytsj! Jij, mijn lieve beestje en goede kameraad, je bent er niet meer. Hoe moet ik het nu zonder je stellen?"
Toen het weer helemaal licht was in de kamer, kwam de huisknecht binnen en droeg de gans weg. Even later verscheen de oude vrouw en haalde ook zijn voedertrog weg. Weer even later betrad de baas het vertrek met het groezelig behang, wreef zijn handen en zei: "Vandaag neem ik Tjotka en Fjodor Timofejitsj mee. Jij zult bij de Egyptische piramide de plaats van Ivan Ivanytsj innemen, Tjotka. Nu al! Veel te snel! We moeten nog heel wat instuderen, anders maken we ons nog belachelijk!"
Als in een droom ervoer Tjotka hoe ze in de slede stapten en voor een groot, vreemdsoortig gebouw weer uitstapten. Daarna liepen ze door felverlichte vertrekken, langs massa's mensen en onbekende dieren, totdat ze in een klein kamertje kwamen. Daar veranderde de baas zich in een man met een sneeuwwit gezicht, een rode neus en een grote, lachende mond. Hij zette een pruik op en trok een merkwaardig pak aan. Toen kuste hij zijn beide dieren, liet ze in een koffer stappen... en alles was donker.
Verlamd van angst kon Tjotka geen kik meer geven. De koffer schommelde als op golven en schudde heen en weer...
Toen weerklonk er ergens vaag een daverend gejuich. Je kon mensen horen klappen, en de baas beantwoordde het gebrul met een schaterende lach - zo lachte hij thuis nooit.
"Ha," riep hij uit, "hoogvereerd publiek! Ik kom net van het station. Mijn grootmoeder heeft me een erfenis nagelaten. In de koffer zit iets heel zwaars - vast en zeker goud - laten we hem eens openmaken en kijken wat er..." De koffer klapte open en een fel licht sloeg Tjotka in de ogen. Door het publiek ging een luid "Ach!" heen, en een kinderstem riep: "Papa! Maar dat is toch Kasjtanka!"
"Verdraaid, dat is inderdaad Kasjtanka!" bevestigde een beverige dronkemansstem.
Tjotka kromp ineen en keek naar de kant waar haar naam geroepen werd. Twee gezichten priemden haar in de ogen zoals het felle licht daarnet... een bebaard mannengezicht en een geschrokken kindergelaat met bolle wangen. Er welden allerlei herinneringen op. Ze sprong op en rende uitbundig blaffend op de gezichten af. Er barstte een oorverdovend gebrul los, er werd gefloten en gejoeld, en boven alles uit klonk een schelle kinderstem: "Kasjtanka! Kasjtanka!" Tjotka sprong al over de afscheiding heen, dan op iemands schouder, in een loge, tegen een hoge wand op, maar ze gleed weer omlaag... Daarna ging ze van de ene hand in de andere over, likte vingers en gezichten, kwam steeds hoger en bereikte uiteindelijk de gaanderij.
Een halfuur later liep Kasjtanka op straat achter mensen aan die een geur van lijm en lak met zich meedroegen. Naast Loeka Aleksandrytsj liep Fedjoesjka, die zijn vaders pet op had. Kasjtanka keek naar hun ruggen en het scheen haar toe dat ze al heel lang zo achter hen aan liep en ze was blij dat haar leven geen ogenblik onderbroken was geweest. Het kamertje met het groezelig behang, de gans, Fjodor Timofejitsj - alles kwam haar nu voor als een lange, verwarrende, beklemmende droom...
*   *   *
Samenvatting
Een 19e eeuws sprookje van Anton Tsjechov over een klein hondje. Wanneer een hondje op een winteravond verdwaalt en haar baasje kwijtraakt, wordt ze mee naar huis genomen door een onbekende man. Daar ontmoet ze een gans, een kat en een varken aan wie de man acrobatische kunstjes bijbrengt. Al snel wordt het hondje ook iets geleerd en mag ze optreden in het circus. Daar wordt ze gelukkig weer herkent door haar vroegere baasje...
Toelichting
Anton Tsjechov (29 januari 1860 - 15 juli 1904) was een Russische schrijver, voornamelijk van toneelstukken en korte verhalen. Tsjechov werd geboren in Taganrog, een havenstad in Zuid-Rusland, als derde zoon van een kruidenier.
Tsjechov stond aan de basis van het psychologisch realisme en schiep het zogenaamde 'stemmingstheater': personages die zich doorheen het hele stuk proberen te ontworstelen aan hun uitzichtloze of saaie situatie. Hij had kritiek op de parasiterende burgerij en sympathie voor de gewone man, en werd later door de communistische machthebbers als voorbode van de revolutie beschouwd.
In 1988 hebben Robert Long en Dimitri Frenkel Frank een musical gemaakt over het leven van Tjechov.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen