donderdag 28 maart 2024

Volksverhalen Almanak


Ninnillo en Nennella


Ninnillo en NennellaEr was eens een vader, genaamd Jannuccio, die twee kinderen had, Ninnillo en Nennella, en daar hield hij van als van zijn oogappels. Doch toen de dood de tralies van de gevangenis van de ziel van zijn echtgenote doorgevijld had, nam hij een lelijke heks tot vrouw, die een vermaledijde haai van een wijf was.
Zo gauw deze haar voeten in het huis van haar man gezet had, begon zij de baas te spelen en sprak: "Zo, zo, dus ik ben hier gekomen, om de kinderen van een ander te ontluizen! Dit ontbrak er nog maar aan, dat ik zo'n last op me nam en twee benenbrekers van kinderen altijd om me heen moest zien! Ik wou, dat ik mijn nek gebroken had, vóór ik tot deze hel kwam, waar ik haast niet kan eten of slapen van die lastposten! Dit is geen leven om uit te houden! Ik ben hier gekomen als echtgenote en niet als meid. Je zult mijn partij moeten kiezen en een adres voor die lastpakken zien te vinden, of anders een adres voor mijzelf. Het is beter één keer het land te hebben dan honderdmaal ellende te krijgen. Laten wij het nu voor altijd eens worden! Ik ben vastbesloten, de vreugde er van te plukken, of anders volkomen de band te verbreken!"
De arme man, die wat genegenheid voor dit vrouwmens opgevat had, sprak tegen haar: "Wees niet bitter, vrouwtje, want de suiker kost duur! Morgen vóór de haan kraait, zal ik deze last van je schouders nemen, om jou je zin te geven!"
En zo gebeurde: de volgende morgen, vóór de dageraad de rode deken aan het venster van het oosten uit hing, om de vlooien uit te schudden, nam hij beide kinderen bij de hand, na een flinke mand vol eetwaar aan de arm gehangen te hebben, en bracht hen naar een bos, waar een troep populieren en beuken de duisternis belegerde. Daar gekomen zei Jannuccio: "Kinderen, blijf hier; eet en drink lustig en voor het geval je gebrek aan iets hebt, zie je dan deze asstreep, die ik nu uitstrooien ga? Dit zal de draad wezen, die jullie uit het labyrint haalt en je stap voor stap naar jullie huis brengt!" En hij gaf beiden een kus en keerde wenend naar huis terug.
Maar in het uur, waarop alle dieren, door de agenten van de nacht genoteerd, aan de natuur de cijns betalen van de noodzakelijke rust, werden de twee kinderen bang, om langer op de verlaten plek te blijven, waar het water van een rivier tegen de onbeschaamde stenen stiet, om ze te tuchtigen, wat zelfs een held angst aangejaagd zou hebben, en liepen voorzichtig over dat aspaadje en het was reeds middernacht, toen zij stilletjes thuiskwamen.
Toen Pascozza, de stiefmoeder, hen zag, deed zij, wat niet meer van een vrouw, maar van een helse furie was: zij gilde het uit, sloeg met armen en benen, snoof als een paard, dat schichtig is en zei: "Wat is me dat voor moois? Waar zijn nu die vervelende snotneuzen weer opeens vandaan gekomen? Bestaat er dan geen manier, om ze uit dit huis weg te krijgen? Wil jij ze misschien om me heen houden, om mij eens flink nijdig te maken, zeg? Toe, verwijder ze onmiddellijk uit mijn ogen; ik wil zelfs niet wachten, tot de haan begint te kraaien en de kippen met hun vervelend gekakel aankomen. En anders kun jij er zeker van zijn, dat ik niks niemendal meer met je te maken wil hebben; dan smeer ik hem morgenochtend naar het huis van mijn moeder, want dan ben jij mij niet waard! Ik heb niet zoveel fijne meubeltjes in jouw huis gebracht, om ze door andere bevuild te zien en ik heb je ook niet zo'n flinke bruidsschat gegeven, om te ondervinden, dat ik een slavin geworden ben van kinderen, die niet van mij zijn!"
Toen de ongelukkige Jannuccio zag, dat de zaak scheef ging en de gemoederen te verhit werden, nam hij onmiddellijk de kinderen bij de hand en keerde terug naar het bos. En weer gaf hij hun een mand proviand mee. Daar zei hij: "Beste kinderen, jullie ziet, hoe 'n hekel die kwade vrouw van mij aan jullie heeft. Zij is in mijn huis gekomen voor jullie ondergang en om dit jaar te verbitteren. Blijf daarom in dit bos, waar de bomen barmhartiger zijn dan zij, door een beschutting tegen de zon te vormen; waar de rivier met meer medelijden jullie zonder vergift te drinken geeft en de aarde jullie met meer welwillendheid grasbedjes zal bieden, die geen gevaar opleveren! En voor het geval jullie gebrek aan eten krijgt, zie dan het paadje zemelen dat ik voor jullie maak, regelrecht naar huis, en dan kun je hulp komen vragen!" Na deze woorden wendde hij het hoofd naar de andere kant, om niet te laten zien, dat hij weende en zo die arme kinderen de moed te benemen.
Toen deze de inhoud van het mandje verorberd hadden, wilden zij naar huis terug gaan; doch een ezel - een ware ongeluksbrenger - had de zemelen, die op de grond gestrooid lagen, opgelikt en zo vergisten zij zich, zodat zij een paar dagen door een bos dwaalden, waar zij zich voedden met eikels en kastanjes, die ze van de grond opraapten.
Maar de hemel strekt altijd zijn hand uit over de onschuldigen en zo gebeurde, dat er toevallig in dat bos een prins kwam jagen. Toen Ninnillo het blaffen van de honden hoorde, kreeg hij zo'n angst, dat hij zich vlug in een holle boom verstopte, en Nennella holde een heel eind weg, tot zij op een strand kwam. Hier waren juist wat zeerovers geland, om hout te jutten en hun hoofdman nam haar mee naar huis. Zijn vrouw, die pas een dochtertje door de dood verloren had, hield haar in plaats van dat kind bij zich.
Onderwijl werd Ninnillo, die in de boom gehurkt zat, door honden omringd en deze blaften zo oorverdovend, dat de prins wilde zien, wat daar aan de hand was. En toen hij het aardige kereltje vond, dat niet kon zeggen, hoe zijn vader en moeder heetten - zo klein was het - liet hij het op het paard van een jager zetten en nam het mee naar zijn paleis. En met grote zorg liet hij het daar groot brengen en nuttige dingen leren, onder andere het vak van keukenmeester, zodat er geen drie of vier jaren voorbijgingen, of hij werd daar zo knap in, dat hij schitterend gelijke porties wist te snijden.
In deze tijd werd ontdekt, dat de kaper, waarbij Nennella zich bevond, een reuze rover was en daarom wilden ze hem in de gevangenis zetten; doch deze had vrienden onder het personeel van het gerechtsgebouw en stopte hen geld toe en zo kon hij zich met al de zijnen uit de voeten maken. En misschien was het Goddelijke Gerechtigheid, dat hij, terwijl hij op zee zijn streken uitgehaald had, daar ook op zee voor boeten moest; want scheep gegaan in een barkje, werd hij midden op zee door zulk een orkaan en woeste golven overvallen, dat het schuitje kapseisde en allen verdronken. Alleen Nennella, de enige, die niet, zoals met de vrouw en de kinderen van de zeerover het geval was, schuld had aan die roverij, ontsnapte aan het gevaar; en op het moment, dat de andere te water vielen, zwom dichtbij de bark een tovervis, die een afgrond van een keel open hield en haar opslokte.
En toen het meisje meende, dat haar levensdagen een einde vonden, kreeg zij me daar juist verbluffende dingen in de buik van die vis te bewonderen. Daar waren prachtige grasvelden, schitterende tuinen en een herenhuis met alle gemakken, waar Nennella als een prinses behandeld werd.
Nu gebeurde het, dat die vis haar naar een klip bracht, waar in de tijd, dat de grootste zomerhitte heerste en het overal elders als in een gloeiende oven was, de prins een luchtje kwam scheppen. En terwijl er een groot banket aangericht werd, kwam Ninnillo op een balkon van het paleis, dat boven die klip uitstak, om wat messen te slijpen, met een buitengewoon voldaan gevoel om met zijn baantje eer in te leggen.
Toen Nennella hem van onder uit de open muil van de vis zag, herkende zij hem en dadelijk begon zij met een jammerstem te roepen:
"Broeder, zeg, mijn broederlief,
reeds is 't mes geslepen
en de tafel werd gedekt,
vreugde wordt gegeven.
Slechts aan mij doet 't leven leed
zonder jou, hier in de vis!"
Eerst lette Ninnillo niet op deze woorden; maar de prins, die op een ander balkon stond, zag de vis en hoorde opnieuw die woorden, waar hij zich uitermate over verbaasde. Hij stuurde toen een troep dienaren, om te kijken, of zij op de een of andere manier de vis konden verschalken en op het land trekken. Doch daar men ondertussen aldoor maar dat "Broeder, zeg, mijn broederlief!" hoorde herhalen, vroeg hij aan alle mensen, stuk voor stuk, of iemand misschien zijn zuster verloren had. Ninnillo antwoordde, dat hem op dat ogenblik zijn geval als in een droom te binnen schoot: dat hij, toen hij zich in het bos bevond, een zusje bij zich had, van wie hij nooit weer iets vernomen had. De prins zei hem, dicht naar de vis toe te gaan en te zien, wat er was, omdat zulk een geluk misschien hem betrof. En bij zijn nadering legde de vis zijn kop op de rots, opende zijn muil van zes roe wijdte en liet Nennella uitstappen en het leek net, of men een entr'acte te zien kreeg, waarin een nimf door toverkracht van een magiër uit een dier tevoorschijn komt.
Tegenover de prins, die haar ondervroeg, duidde Nennella op wat perikelen van haar en op de haat van haar stiefmoeder; maar evenmin zij als haar broer wist zich de naam van hun vader te herinneren. Daarom werd omgeroepen, dat, wie in een bos twee kinderen Ninnillo en Nennella verloren had, naar het koninklijk paleis moest komen, om daar dan goed nieuws te krijgen.
Jannuccio, die al die tijd heel bedroefd en ontroostbaar was, daar hij meende, dat zijn kindertjes door de wolven verslonden waren, haastte zich jubelend naar de prins, om hem te zeggen, dat hij juist degene was, die de kinderen verloren had. En nadat hij de geschiedenis verteld had, hoe hij gedwongen was, hen naar het bos te brengen, diende de prins hem een flinke uitbrander toe en noemde hem een reuze stommerd, dat hij zich door een vrouwspersoon de voet op de nek had laten zetten en er zich toe had laten brengen, twee juwelen, zoals zijn kinderen waren, op goed geluk weg te sturen. Maar nadat hij met deze woorden zijn hoofd eens flink te pakken genomen had, legde hij er de pleister van de troost op, want hij liet hem de kinderen zien. En de vader kreeg er wel langer dan een halfuur maar geen genoeg van, hen te omhelzen en te kussen. En de prins liet hem zijn boerenjas uitdoen en zorgde er voor, dat hij als een edelman uitgedost werd.
Vervolgens liet hij Jannuccio's vrouw halen en wees haar op die twee gouden blaadjes van kinderen, met de vraag: "Wat zou iemand verdienen, die hen kwaad deed en in doodsgevaar bracht?"
Zij antwoordde: "Wat mij betreft, ik zou die in een ton sluiten en van boven van een berg laten rollen!"
"Daar krijg jij dan, wat je zelf vraagt: boontje komt om zijn loontje. Nu jij het vonnis getekend hebt, moet jij het ook zelf ondergaan; jij, die deze lieve stiefkindertjes van je zo gehaat hebt!" En hij gaf bevel, dat het vonnis, welk zij zelf uitgesproken had, voltrokken zou worden.
Terzelfder tijd vond hij een rijk edelman, een vazal van hem en gaf deze als bruidegom aan Nennella; en de dochter van een andere ridder, gelijk aan eerstgenoemde, schonk hij tot vrouw aan de broer. En aan beide partijen gaf hij voldoende inkomsten, om er zelf met hun vader best van te kunnen leven zonder iets ter wereld nodig te hebben. Intussen werd de stiefmoeder in een ton gebonden en ontbond zij op die wijze haar leven. Zolang zij adem had, schreeuwde zij aldoor door het spongat: "De straf laat wel eens op zich wachten, maar vertrouw daar niet op! Want eens komt ze toch en dan moet je voor alles tegelijk boeten!"
*   *   *
Samenvatting
Een Italiaans sprookje met het motief van Hans en Grietje. Wanneer een man hertrouwd wil de stiefmoeder niks met de kinderen te maken hebben en de man brengt ze naar het bos. De eerste keer komen ze nog terug, maar de tweede keer verdwalen ze. Het zusje wordt door een zeerover meegenomen, het broertje belandt bij een prins. Door een gelukkig toeval komen Ninnillo en Nennella elkaar weer tegen en worden ze met hun vader herenigd. De stiefmoeder krijgt haar verdiende straf.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Vijfde dag, zevende sprookje).
Vergelijk met Hans en Grietje van de gebroeders Grimm. Dieren of mensen in de maag van een grote vis vinden we ook in Jona en de walvis, Tovenaar Manabozo en de Vissenkoning, De ziel van de walvis en Hoe de kraai iedereen voor de gek hield.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen