dinsdag 19 maart 2024

Wereld Feesten Almanak


Kalenders

Al in zeer vroege tijden voelde men de behoefte om dagen en periodes anders aan te geven dan met uitdrukkingen als 'over 256 dagen'. Dit was vooral van belang in religieuze toepassingen, waarbij feestdagen met een regelmatige tussenpose terugkwamen. Nu zijn er twee hemellichamen die met een hoge frequentie en een grote regelmaat terugkomen, dus lag het voor de hand om deze twee voor tijdmeting te gebruiken. Tijdmeting met behulp van de zon was echter in vroeger tijden nog niet zo gebruikelijk, omdat tijden in termen van jaren nog niet veel voorkwamen.

De maand
MaanfasenAnders was het met de maan. Het is bekend dat de maan in ongeveer 29,5 dagen om de aarde draait en daarbij de verschillende schijngestalten aanneemt. Een periode als tussen twee maal nieuwe maan was voor tijdrekening uitstekend geschikt, en de maand was toen geboren. De tijdsduur van een maand lag niet vast, meestal was er een priester wiens taak het was om de hemel nauwkeurig in de gaten te houden en naar de maan te kijken; zodra de eerste sikkel na nieuwe maan weer zichtbaar was begon dan de nieuwe maand. Uiteraard kon het gebeuren dat bij zwaar bewolkte hemel de eerste sikkel niet werd gezien, maar daar werd niet echt een probleem van gemaakt.

Later ontdekte men dat gedurende ongeveer 12 maanden de verschillende seizoenen elkaar afwisselden, en hiermee was het jaar van 12 maanden geboren.

Nu is bekend dat een jaar een lengte van ongeveer 365 dagen heeft, en een maand ongeveer 29,5 dagen, 12 maanden zijn dus ongeveer 11 dagen korter dan een jaar en na 3 jaar is het zonnejaar al een maand opgeschoven. Ook dus met een jaar van 12 maanden loopt de kalender niet parallel met de seizoenen. Een oplossing hiervoor (die al bij de Babyloniërs voorkomt) is om regelmatig in een jaar een extra maand in te lassen, de schrikkelmaand. Dit inlassen gebeurde niet erg regelmatig, soms werd in een aantal jaren achtereen geen maand ingelast, dan weer hadden een aantal jaren achtereen wel een extra maand. De beslissing of een maand ingelast moest worden lag meestal bij een priester, die soms ook persoonlijke belangen liet meespelen (een extra maand zorgde voor een langer jaar en dus mogelijk voor een langere ambtsperiode). Deze willekeur van invoegen, en het toch niet helemaal kloppen is op verscheidene manieren opgelost.

Naast dit jaar waarbij getracht werd om een maand ook te laten samenvallen met een omloopperiode van de maan zijn er ook al in vroegere tijden kalenders geweest die alleen met de zon rekening hielden. Hierbij was het jaar wel opgedeeld in 'maanden' maar deze hadden nauwelijks meer een relatie met de werkelijke maand. Dit kwam voor bij zowel de Egyptenaren als de Maya's, en ook onze huidige kalender is hier een voorbeeld van.

In de middeleeuwen en nog later werd de tijdmeting steeds nauwkeuriger en men probeerde dan ook af en toe de kalender aan deze verbeterde berekeningen aan te passen. Er waren eigenlijk twee redenen waarom een kalender zo nauwkeurig mogelijk moest zijn:
  1. Religieuze feesten moesten op vrij nauwkeurig bepaalde data gevierd worden, en een lentefeest kan natuurlijk niet in de winter gevierd worden.
  2. Voor de landbouw is het ook wel gemakkelijk als gezegd kan worden dat een bepaald gewas in een bepaalde maand gezaaid moet worden.
Schrikkelseconden
Ook in onze tijd is men nog steeds de tijdmetingen aan het verbeteren, en hoewel dit niet meer leidt tot een nieuwe kalender heeft het toch wel gevolgen. Zo beslist het Bureau Internationale de l'Heure of er schrikkelseconden moeten worden toegevoegd of moeten vervallen.

Dit toevoegen of vervallen gebeurt dan op 1 januari of 1 juli om 0.00 uur. De meesten onder ons zullen hiervan echter niets merken.

Voor het omrekenen van een datum van de ene kalender naar de andere is er een gemakkelijke referentie: de Juliaanse dag (genoemd naar Julius Caesar). Dit is een tijdmeting die gebruikt wordt door sterrenkundigen.

De rekening is ingevoerd in 1582 door de sterrenkundige J. Scaliger. Het idee is eigenlijk zeer eenvoudig: nummer elke dag vanaf een bepaald begin en maak geen onderscheid tussen de verschillende jaren. Het begin van deze telling is 1 januari 4713 voor Christus (nogal merkwaardig want zo'n datum bestond toen nog niet, maar zo werken geschiedkundigen).

Een andere versie wordt ook wel gebruikt, het enige verschil is een ander beginpunt.

Begin van de dag
Bij het converteren van een datum van de ene naar een in de andere kalender is vaak ook de tijd van belang, want het begin van de dag varieert van volk tot volk. Wij gebruiken tegenwoordig een begin om middernacht, maar dat is lang niet algemeen, de Joden beginnen een dag bij zonsondergang, de Turken begonnen vroeger bij zonsopgang, en in veel streken in India is het nog steeds gebruik om om 12 uur 's middags te beginnen. Ook de gewone Juliaanse dag begint om 12 uur 's middags, de gemodificeerde versie echter om 12 uur 's nachts.

Begin van het jaar
In Rome werd in 153 v. Chr. het begin van het jaar op 1 januari gezet, maar aanvankelijk werd deze dag niet gevierd en had alleen een administratieve functie. Het Midwinterfeest vond plaats tijdens de laatste 12 of 13 dagen van het oude jaar. Pas in de vierde eeuw, nadat het christendom zijn intrede had gedaan, werd de Kalendae Januariae ingesteld, een vijfdaags feest om de geboorte van het kindje Jezus op 6 januari in te luiden. Nog in dezelfde eeuw ging de kerk ertoe over de geboorte van Jezus op 25 december te plaatsen en deed men al het mogelijke om de snel gegroeide populariteit van de Kalendae Januariae in te dammen. De eerste drie dagen van januari werden door de Synode van Tours uitgeroepen tot vastendagen en het werd op straffe van excommunicatie verboden aan de 'heidense' nieuwjaarsviering deel te nemen.

Ook werden er diverse pogingen gedaan een andere datum als nieuwjaar te bestempelen. In de oosterse kerk rekent men vanaf de Middeleeuwen 1 september als begin van het jaar. In de westerse wereld werden diverse nieuwjaarsdata na elkaar en soms tegelijkertijd gehanteerd: 1 september, 24 september, Kerstmis, 1 maart, 25 maart, Pasen.

Het kerkelijk nieuwjaar werd, zoals gezegd, in 480 n. Chr. vastgesteld op het begin van de advent. Gedurende de gehele Middeleeuwen bleef de nieuwjaarsdag afhankelijk van regionale gebruiken, waarbij op één plaats vaak twee of meer data tegelijkertijd als nieuwjaar golden. In de vijftiende en zestiende eeuw gingen de meeste staten in Europa er toe over het nieuwjaar op de eerste januari te vieren, maar de verwarring bleef nog lang doorwerken. Tussen 1660 en 1669 veranderde Samuel Pepys, bijvoorbeeld, in zijn dagboeken het jaartal op 25 maart en zette toch 'New Year' bij de eerste januari.

Voorzover 1 januari als nieuwjaar gevierd werd, ontstonden op deze datum gebruiken die vergelijkbaar zijn met die van andere dagen in de heidense midwintertijd. Het feest begon, zoals alle Germaanse en Keltische feesten, op de vooravond, die in het Engels nog steeds New Year's Eve heet. Naar de heilige aan wie deze dag gewijd is werd vroeger ook wel van Silvesteravond gesproken, een naam die in Duitsland nog steeds gebruikt wordt. Sylvester was een paus uit de vierde eeuw; zijn feest valt op 31 december, vandaar.

Toen de heiligenverering tijdens de Reformatie werd afgeschaft ontstond de gewoonte van Oudejaarsavond te spreken. Het knallen van vuurwerk bij het begin van het nieuwe jaar en allerlei gebruiken om de gevestigde orde op haar kop te zetten zijn een algemeen verschijnsel tijdens de heidense joel (midwinter)tijd.