dinsdag 19 maart 2024

Volksverhalen Almanak


De twee koekjes


Er waren eens twee zusters, Lucida en Troccola, die ieder een dochter hadden, Marziella en Puccia. Marziella was even schoon van uiterlijk als van inborst; en daar tegenover waren het hart en gezicht van Puccia in alle opzichten een ware kanker en pest, en wat dit betreft leek zij op haar ouders, want Troccola was een heks van binnen en van buiten.
Op zekere dag gebeurde het, dat zij, toen Lucida wat peentjes moest koken, om ze op te dienen met groene saus, tegen haar dochter zei: "Marziella, lief kind, wil je even naar de bron gaan en een kruik water halen?"
"Graag, moederlief," antwoordde de dochter, "maar als je veel van me houdt, geef me dan een koek, want die wil ik graag met dat frisse water opeten!"
"Best," zei de moeder, en zij nam een lekkere koek uit een mand, die aan een haak hing (want de vorige dag had ze ze juist gebakken) en gaf hem aan Marziella. En deze zette de kruik op een draagkussentje op het hoofd en liep naar de bron, die gelijk aan een kwakzalver op de markt op een marmeren toonbank bij de muziek van vallend water geheime middeltjes verkocht om de dorst te verdrijven.
Terwijl zij de kruik vulde, kwam er een oude vrouw, die op het toneel van een grote bochel de tragedie van de tijd vertoonde. En toen deze de lekkere koek zag, die Marziella in de hand hield en waar zij juist de tanden in wilde zetten, sprak ze tegen haar: "Schoon meisje, de hemel moge jou veel geluk zenden, toe, geef mij dan een stukje van je koek?"
En Marziella, die een koninklijke inborst had, antwoordde dadelijk: "Hier heb je alles, best vrouwtje; het spijt me, dat het niet een amandelkoek met suiker is, want die zou ik je ook van ganser harte geven!"
De oude vrouw, die Marziella's goedhartigheid nu op de proef gesteld had, sprak: "Moge de hemel je steeds begunstigen om je lieve daad tegenover mij, en ik bid alle sterren, dat jij altijd gelukkig en tevreden zal zijn; dat uit je mond rozen en jasmijnen komen, wanneer je ademt; dat steeds parels en granaatjes van je hoofd vallen als jij je kamt en dat, wanneer jij je voet op de aarde zet, er lelies en violen uit mogen opschieten!"
Het meisje bedankte haar en keerde naar huis terug, waar zij, nadat de moeder gekookt had, voldeden aan wat men van nature tegenover het lichaam verschuldigd is.
Toen de volgende morgen de zon op de markt van de hemelvelden de koopwaar van licht uitstalde, welke zij uit het oosten meegebracht had, bemerkte Marziella, hoe haar bij het opmaken van de haren een regen van parels en granaatjes in de schoot viel. Vol vreugde riep zij haar moeder en verzamelde de juwelen in een mand; en Lucida begaf zich vervolgens naar een goudsmid, een vriend van haar, om er een flink gedeelte van te verkopen.
Intussen kwam Troccola heel toevallig haar zuster opzoeken en toen zij Marziella druk in de weer met die parels vond, vroeg zij, hoe en wanneer en waar zij ze gekregen had. Het meisje kon nooit iets vertroebelen en had misschien ook nooit geleerd, wat men pleegt te noemen: "Niet doen, wat je kunt doen, niet eten, wat je wilt, niet uitgeven wat je hebt en niet zeggen wat je weet." Zo kwam het, dat zij het gehele geval ronduit aan haar tante vertelde.
Zij was nog niet uitgesproken, of de tante holde naar huis, zonder nog op haar zuster te wachten, wat volgens haar wel duizend jaar duren kon, en zij gaf gauw haar dochter een koekje en stuurde haar naar de bron.
Puccia vond er hetzelfde oudje, maar toen dit haar een stukje van haar koek vroeg, antwoordde zij: "Ik zou wel wat anders, dan jou het koekje geven! Hoe haal je het in je hoofd, om mij te vragen, wat van mij is? Het hemd is nader dan de rok, weet je ook?"
Bij deze woorden schrokte zij in vier happen de koek naar binnen en wekte de begeerte bij het oudje op, dat, toen ze het laatste hapje zag verdwijnen en daarmee tegelijk haar hoop, heel kwaad zei: "Als jij adem haalt moge je schuim uitgooien, zoals het lastdier van een dokter. En wanneer jij je haren kamt, mogen de luizen bij hopen van je hoofd vallen, en dat er overal, waar jij je voeten zet, varens en kroontjeskruid mogen opgroeien, dat wens ik jou toe!"
Toen de moeder Puccia zag terugkomen met het water, talmde zij niet om haar te kammen. Zij spreidde een schone handdoek op haar schoot uit en liet haar dochter het hoofd er over buigen. En zo gauw ze er met de kam door ging, zie, daar vielen er een stroom van diertjes uit van het soort, dat door kwik tegen te gaan is. Het is niet te vertellen, hoe de moeder er toen aan toe was, die bij de sneeuw van de jaloezie het vuur van de verontwaardiging voegde en vlammen schoot en giftige damp uit neus en mond.
Enige tijd later, toen Ciommo, Marziella's broer zich aan het hof van de koning van Chiunzo bevond, werd er eens van gedachten gewisseld over de schoonheid van verscheidene vrouwen en toen kwam hij ongevraagd tussenbeide met de bewering, dat al die schoonheden hun gebeente gerust op de vuilnisbelt konden gaan werpen, als zijn zuster op de proppen kwam, die, behalve dat zij schoon naar lichaam was, een schone ziel vertoonde gelijk aan de schoonste Gregoriaanse zang, en in haar haren, mond en voeten buitengewone deugden bezat, welke een goede fee haar geschonken had.
Toen de koning deze grootspraak hoorde, beval hij Ciommo, haar te laten komen, omdat hij haar tot vrouw zou nemen, als hij haar zo vond, als die haar geroemd had. Dit leek Ciommo niet een gelegenheid om voorbij te laten gaan en hij stuurde een speciale koerier naar zijn moeder, om haar over het feit in te lichten en haar te verzoeken, dadelijk met haar dochter te komen, om haar dit gelukje niet te laten ontglippen. Lucida, die zich niet lekker voelde, vroeg aan haar zuster, zonder te beseffen, dat zij het schaap bij de wolf aanbeval, Marziella te vergezellen naar het hof van Chiunzo voor genoemde aangelegenheid.
En Troccola, die zag, dat het zaakje verliep volgens haar zin, beloofde, het meisje gezond en wel naar haar broer te zullen brengen. Zij ging dus in een schip, met Marziella en Puccia bij zich; maar toen ze midden op zee gekomen waren, nam zij het ogenblik, waarop de matrozen sliepen, waar en duwde Marziella het water in. En reeds was de ongelukkige op het punt te verdrinken, toen een beeldschone zeemeermin haar in de armen nam en met zich mede droeg.
Toen Troccola in Chiunzo aangekomen was en Ciommo Puccia ontving alsof zij Marziella was, daar hij zich wegens de lange scheiding niet meer herinnerde, hoe zij er precies uitzag, geleidde hij haar dadelijk voor de koning. En deze liet haar de haren opmaken en zag er de diertjes uit regenen, die als doodsvijanden van de waarheid steeds de getuigen beledigen, en hij keek haar in het gezicht, waarbij hij opmerkte, dat zij hijgend van het harde lopen schuim aan de mond gekregen had, zodat zij een lakenvollerij leek; en toen hij zijn blikken naar de grond sloeg, begon zijn maag te draaien, zo naar werd hij van haar.
Verontwaardigd joeg hij onmiddellijk Puccia met haar moeder weg en strafte Ciommo door hem de ganzen van het hof te laten hoeden. Ciommo was wanhopig om dit geval en wist er de reden niet van te verzinnen. Hij leidde de ganzen over de velden, liet ze dwalen naar hun zin langs de zee en trok zich zelf terug in een hooischuur, waar hij tot de avond, wanneer het tijd wordt zich te slapen te leggen, zijn lot beweende.
De twee koekjes
Maar voor de ganzen, die langs de zee liepen, dook Marziella uit het water op en zij voerde ze met koninklijk gebak en drenkte ze met rozenwater, tot ze tenslotte zo vet werden dat ze de ogen haast niet konden open doen. En 's avonds drongen ze door tot een tuintje, waar een venster van de koning op uitzag, en begonnen te kwaken:
"Pire, pire, pire!
De zon is schoon, schoon is de maan, edoch,
wie voor ons zorgt, is schoner nog!"
De koning hoorde iedere avond deze ganzenmuziek en liet Ciommo halen, om te weten, waar en hoe en waarmee hij zijn ganzen weidde; en Ciommo antwoordde: "Ik geef hun niet anders te eten dan het malse gras van de weiden!" Doch de koning, die zich niet door dit antwoord liet overtuigen, stuurde heimelijk een betrouwbare knecht achter hem aan, om op te letten, waar hij de ganzen naar toe bracht. De knecht, die zijn sporen volgde, zag hem de hooischuur binnengaan en de ganzen alleen laten; die zich naar de kust wendden en bij zee kwamen, waar Marziella uit opdook zo schoon, dat Venus niet schoner uit de golven was kunnen oprijzen.
De knecht van de koning was buitengewoon verbaasd en holde naar zijn heer, om hem te vertellen, welk schoon schouwspel hij op het toneel bij de zee meegemaakt had. En dit wekte de nieuwsgierigheid bij de koning op en bewoog hem, persoonlijk er heen te gaan om het te aanschouwen. En 's morgens, toen de haan, de leider van de vogels, hen allen opwekte, om de levende wezens tegen de nacht onder de wapenen te roepen en Ciommo met de ganzen naar de gebruikelijke plek gegaan was, liep de koning hem na, zonder hem een ogenblik uit het oog te verliezen.
Ciommo bleef in de schuur en de ganzen begaven zich naar de zee, en de koning zag Marziella tevoorschijn komen, die de ganzen een mandje vol taartjes te eten en een keteltje vol rozenwater te drinken gaf en daarna op een steen ging zitten om zich de haren te kammen, waaruit bij handen tegelijk parels en granaatjes vielen, en ondertussen vlood haar uit de mond een geur van bloemen en onder haar voeten kwam een Perzisch tapijt van lelies en violen gespreid. De koning riep Ciommo en vroeg hem, of hij dat schone meisje kende; en Ciommo herkende haar en ging haar gauw in zijn armen sluiten en in tegenwoordigheid van de koning hoorde hij van het verraad, haar door Troccola aangedaan en hoe de jaloezie van dit lelijke wijf dat schone liefdesvuur er toe gebracht had, in het water van de zee te wonen.
Het is niet te vertellen, hoe de koning zich vermeide in het vooruitzicht, ooit nog eens zo'n juweel te mogen verkrijgen. Hij wendde zich tot haar broer en zei hem, dat hij groot gelijk, haar zo geprezen te hebben en dat hij twee derde en nog meer vond van wat hij beschreven had; daarom achtte hij haar meer dan waardig, zijn vrouw te worden, als zij er zich mee vergenoegen wilde, de scepter van zijn rijk te aanvaarden!
"O, als de zon dat wilde," antwoordde Marziella, "en als ik u dan zou mogen dienen als slavin van uw kroon! Maar ziet u niet deze gouden ketting, die mij de voet bindt en waarmee de tovenares mij gevangen houdt en mij, wanneer ik teveel lucht schep en mij te lang aan het strand ophoud, binnen de vergulde slavernij trekt, vastgeklonken met goud?"
"Welk middel zou er bestaan," informeerde de koning, "om u uit de klauwen van die zeemeermin te halen?"
"Het middel zou wezen" antwoordde Marziella, "met een onhoorbare vijl deze ketting door te zagen, om mij dan uit de voeten te maken!"
"Wacht morgenochtend op mij," antwoordde de koning, "dan zal ik terugkomen met het werktuig bij me en zal ik u naar mijn huis brengen, waar u mijn dierbaarste oog, mijn hartendief en de hoogste vreugde van mijn ziel zult zijn!"
En na elkaar een handgeld op hun liefde gegeven te hebben, door elkaars handen te raken, verdween zij in het water en hij in het vuur, en wel naar een dusdanig vuur, dat het hem de ganse dag geen moment van rust gaf. En toen de Moorse slavin van de nacht weer dansen ging met de sterren, deed hij geen oog dicht en ging met de kaken van het geheugen de schoonheden van Marziella herkauwen. Met zijn gedachten toefde hij bij de wonderschone haren, de bekoorlijkheden van haar mond en haar verbluffend sierlijk gevormd voetje. En wanneer hij het goud van haar bevalligheid aan de toetssteen van het oordeel raakte, bevond hij ze 24 karaats. Hij verwenste de nacht, omdat deze zo talmde met uit te rusten van het borduren, dat hij met sterretjes doet, en schold de zon uit, dat ze niet snel komen wilde met haar lading licht, om zijn huis te verrijken met het zo vurig verlangde geluk, met de bedoeling naar zijn kamer te brengen een goudmijn, die parels gaf, een parelschelp, die bloemen schonk.
Maar onderwijl hij in een zee van verlangens zwom in gedachten aan haar, die in de zee verbleef, daar effenden de pioniers van de zon de weg, waarlangs ze moest trekken met haar leger van stralen; en de koning kleedde zich aan en begaf zich in gezelschap van Ciommo naar het strand. En toen Marziella uit de golven opgestegen was, zaagde hij eigenhandig met een vijl, die hij meegebracht had, de ketting van de voet van de beminde persoonlijkheid door, hoewel hij door diezelfde handeling een andere, sterkere aan zijn hart klonk. En hij nam haar, die zijn hart bereed, achter zich te paard en draafde naar het koninklijk paleis, waar Marziella op bevel van de koning alle schone vrouwen uit het hele land aantrof, die haar ontvingen en eerden als hun gebiedster.
Toen de koning haar huwde werd bij het grandioze feest, dat volgde, onder de vele teertonnen die men ter illuminatie aanstak, ook als klein tonnetje gevoegd de persoon van Troccola, opdat deze boeten zou voor al het bedrog, dat zij tegen Marziella bedreven had.
Lucida werd geroepen en leefde verder als een dame, samen met Ciommo. Doch Puccia werd uit het rijk verjaagd en moest verder gaan bedelen. Zij had geen stukje van haar koek willen weggeven en daardoor leed zij voor altijd gebrek. Want, wie geen erbarmen met anderen heeft, ondervindt zelf ook geen erbarmen.
*   *   *
Samenvatting
Een Italiaans sprookje over erbarmen en vrijgevigheid. Een goede zus wordt beloond met schoonheid, terwijl de slechte zus alleen maar lelijker wordt. Wanneer een koning van de schoonheid van de goede zus hoort, nodigt hij haar uit. Maar de lelijke gaat mee om haar plaats in te nemen en gooit haar goede zus overboord, waardoor ze gevangen wordt genomen door een zeemeermin. Door elke dag aan het strand de ganzen van de koning te voeren (waardoor ze mooi en gezond worden) wordt ze uiteindelijk ontdekt en bevrijd.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Vierde dag, zevende sprookje).
Dit sprookje komt voor in de Elzas, Italië en Noorwegen. Het motief van de goede en de slechte zus vinden we ook in: Vrouw Holle, De feeën en De twee dochters.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen